3 april 2022

“Want zoals een bliksemschicht vanuit het oosten weerlicht tot in het westen, zo zal ook de Mensenzoon komen” – Mattheüs 24:27

Vandaag is het de zesde zondag van het Grote Vasten, genaamd zondag van de wederkomst Het symboliseert de komst van onze Heer en Verlosser Jezus Christus en wordt gekenmerkt door zowel de komst van de Heer, om ons de weg van het heil te leren, als dat Hij terug zal komen om de levenden en de doden te oordelen. Zondag van de wederkomst is kostbaar voor ons christenen als we onze missie in dit leven herdenken. Het moet in ons bewustzijn geprent zijn om vertrouwen te hebben in zowel de eerste als de tweede komst van God. Met de eerste komst van de Heer bereiden we ons voor op Zijn tweede komst. De eerste komst was een uitdrukking van Zijn liefde, Hij kwam om ons voor te bereiden op het Koninkrijk der Hemelen, Hij kwam om ons de weg naar het Koninkrijk van God te leren, om ons te genezen van vleselijke en mentale ziekten. Hij leerde ons God lief te hebben, elkaar lief te hebben.

De Here Jezus zegt: Sta klaar, doe je gordel om en houd de lampen brandend, en wees als knechten die hun heer opwachten wanneer hij terugkeer van een bruiloft, zodat ze direct voor hem opendoen wanneer hij aanklopt. Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst wakend aantreft. Ik verzeker jullie: hij zal zijn gordel omdoen, hen aan tafel nodigen en hen bedienen. Gelukkig degenen die hij zo aantreft, ook al komt hij midden in de nacht of kort na het aanbreken van de dag. Besef wel: als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief zou komen, dan zou hij niet in zijn huis hebben laten inbreken. Ook jullie moeten klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht”. Lucas 12:35-40

Patriarch Shnork zegt. “Zoals elke generatie ook wij zijn op weg naar de ‘vervulling der eeuwen’, in een rechte lijn, en bergafwaarts, naar de dageraad van de wederkomst van Christus”. Laten we dus waakzaam en alert zijn, want we weten niet wanneer onze Heer zal komen. Laten we voorbereid zijn, olie hebben voor onze lampen, zoals de wijze maagden dat hadden, terwijl de dwaze maagden geen olie voor hun lampen meenamen en in slaap vielen. Toen ze wakker werden zagen ze dat de bruidegom was gearriveerd en waren hun lampen gedoofd terwijl ze geen olie meer hadden. Dat wil zeggen, ze hadden geen daden van barmhartigheid, zoals heilige Johannes Chrysostomus dat weergeeft.

Laten we dus van de periode van het Grote Vasten een proces van effectieve bekering voor onszelf maken, een geestelijke ontwaking, door de genaden van de Heilige Geest ons leven te kunnen leiden zoals God het ons heeft gegeven. Zoals de apostel Paulus zegt: “Moge de God van de vrede zelf uw leven in alle opzichten heiligen, en mogen heel uw geest, ziel en lichaam zuiver bewaard zijn bij de komst van onze Heer Jezus Christus”. (1 Thessalonicenzen 5:23).

 Evangelie: Mattheüs 22:34 – 23:39

34Nadat de farizeeën hadden vernomen dat Hij de sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar. 35Om Hem op de proef te stellen vroeg een van hen, een wetgeleerde: 36‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ 37Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. 38Dat is het grootste en eerste gebod. 39
Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. 40Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’

41Nu de farizeeën om Hem heen stonden, stelde Jezus hun deze vraag: 42‘Wat denkt u over de Messias? Van wie is Hij een zoon?’ ‘Van David,’ antwoordden ze. 43Jezus vroeg: ‘Hoe kan David Hem dan, sprekend door de Geest, Heer noemen? Want hij zegt: 44“De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot Ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” 45Als David Hem dus Heer noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?’ 46En niemand was in staat Hem een antwoord te geven, noch durfde iemand Hem vanaf die dag nog een vraag te stellen.

 Wee de schriftgeleerden en de farizeeën

231Daarna richtte Jezus zich tot de menigte en tot zijn leerlingen 2en zei: ‘De schriftgeleerden en de farizeeën hebben plaatsgenomen op de stoel van Mozes. 3Houd je dus aan alles wat ze jullie zeggen en handel daarnaar; maar handel niet naar hun daden, want ze doen zelf niet wat ze jullie voorhouden. 4Ze bundelen alle voorschriften tot een zware last en leggen die de mensen op de schouders, terwijl ze zelf geen vinger uitsteken om die te verlichten. 5Al hun daden zijn erop gericht om door de mensen gezien te worden. Ze verbreden immers hun gebedsriemen en maken de kwastjes aan hun kleren langer, 6ze verlangen een ereplaats bij feestmaaltijden en in synagogen, 7en hechten eraan op het marktplein eerbiedig begroet te worden en door de mensen rabbi genoemd te worden. 8Jullie moeten je niet rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één meester, en jullie zijn elkaars broeders en zusters. 9En noem niemand op aarde vader, want jullie hebben maar één vader, de Vader in de hemel. 10Laat je ook geen leraar noemen, want jullie hebben maar één leraar, de Messias. 11De belangrijkste onder jullie zal jullie dienaar zijn. 12Wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd.

13Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie versperren de mensen de toegang tot het koninkrijk van de hemel. 14Zelf gaan jullie er niet binnen, maar jullie houden ook degenen die er willen binnengaan tegen.

15Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie bereizen zee en land om één enkele proseliet te winnen, en wanneer je hem eenmaal voor je gewonnen hebt, wordt hij dankzij jullie iemand die voor de Gehenna bestemd is, meer nog dan jullie zelf.

16Wee jullie, blinde leiders, jullie zeggen: “Wanneer iemand zweert bij de tempel, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij het goud van de tempel, is aan die eed gebonden.” 17Dwaas zijn jullie en blind. Wat is nu van meer waarde: het goud of de tempel die het goud geheiligd heeft? 18Zo zeggen jullie ook: “Wanneer iemand zweert bij het altaar, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij de offergave die daarop ligt, is aan die eed gebonden.” 19Blind zijn jullie. Wat is nu van meer waarde: de offergave of het altaar dat de offergave heiligt? 20Wie dus zweert bij het altaar, zweert daarbij en bij alles wat daarop ligt. 21En wie zweert bij de tempel, zweert daarbij en bij degene die hem bewoont. 22En wie zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij Hem die daarop gezeten is.

23Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie geven tienden van munt, dille en komijn, maar veronachtzamen wat in de wet zwaarder weegt: recht, barmhartigheid en trouw, terwijl men het een zou moeten doen zonder het andere te laten. 24Blinde leiders zijn jullie, die uit hun drank de muggen ziften, maar een kameel wegslikken.

25Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie reinigen de buitenkant van bekers en schalen, maar de binnenkant blijft vol roofzucht en onmatigheid. 26Blinde farizeeër, reinig eerst de binnenkant van de beker, dan wordt de buitenkant vanzelf ook schoon.

27Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie lijken op witgepleisterde graven, die er vanbuiten wel fraai uitzien, maar vol liggen met doodsbeenderen en andere onreinheden. 28Zo lijken ook jullie voor de mensen vanbuiten rechtvaardig, maar vanbinnen is het een en al huichelarij en wetsverachting.

29Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie bouwen grafmonumenten voor de profeten en versieren de graven van de rechtvaardigen, 30en jullie zeggen: “Als wij geleefd hadden in de tijd van onze voorouders, zouden wij ons niet zoals zij schuldig hebben gemaakt aan de moord op de profeten.” 31Daarmee erkennen jullie zelf dat jullie kinderen zijn van hen die de profeten vermoord hebben. 32Maak de maat van jullie voorouders dan maar vol! 33Slangen zijn jullie, addergebroed, hoe denken jullie te kunnen ontkomen aan een veroordeling tot de Gehenna?

34Daarom, luister! Ik stuur profeten en wijzen en schriftgeleerden naar jullie toe. Jullie zullen sommigen van hen doden, kruisigen zelfs, en anderen in jullie synagogen geselen en van stad tot stad vervolgen. 35Zo zal al het onschuldige bloed dat op aarde is vergoten jullie worden aangerekend, vanaf het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zecharja, de zoon van Berechja, die jullie vermoord hebben tussen de tempel en het altaar. 36Ik verzeker jullie: op deze generatie zal dit alles neerkomen. 37Jeruzalem, Jeruzalem, jij die de profeten doodt en stenigt wie naar je toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb Ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar jullie hebben het niet gewild. 38Jullie tempel wordt geheel aan zijn lot overgelaten. 39Ik verzeker jullie: vanaf nu zullen jullie Mij niet meer zien, totdat je zult zeggen: “Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!”’

 

10 april 2022

“Zeg tegen Sion: ‘Kijk, je koning is in aantocht, hij is zachtmoedig en rijdt op een ezelin en op een veulen’”. – Mattheüs 21:5.

De grote sacrament- en zielsversterkende periode van het Grote Vasten van dit jaar loopt ten einde en wij staan op de drempel van het prachtige feest van de Heilige Verrijzenis.

In het verschiet lag de Joodse feestdag van Pesach, het grootste en meest geliefde feest, waarbij historici zeggen dat in die tijd miljoenen Joden uit nabijgelegen nederzettingen in Jeruzalem bijeenkwamen om de bevrijding van hun vaders uit de Egyptische gevangenschap te vieren. Volgens de legende zou de beloofde Messias van God vlak voor dat feest de Gouden Poort van de stad binnengaan en de komst van de langverwachte Verlosser naar Jeruzalem aankondigen.

Deze Pasen leek zich te onderscheiden van de anderen. Bijdragen aan de feeststemming waren de geruchten over de uitgevoerde tekens door de verbazingwekkende Galilese monnik. Mensen vertelden met grote enthousiasme over de ware wonderen: de blinden zagen, de manken liepen, de doven hoorden, de bezetenen waren genezen en de hongerigen werden gevoed. Ook wekte Hij een paar dagen geleden Lazarus van Bethanië, de broer van Maria en Martha, weer tot leven die 4 dagen gestorven was. Het geweldige nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje in de omliggende gebieden en lag nu op ieders lippen. De inwoners van Jeruzalem en hun gasten, jong en oud, haastten zich naar de stadspoorten om de langverwachte Gezalfde koninklijk te ontvangen. Zoals verwacht, zat de Gezalfde niet op een zegevierend paard, maar op een ezel, wat een getuigenis was van Zijn oneindige zachtmoedigheid en nederigheid. Maar dat veranderde niets aan het feit dat mensen voor een wonder kwamen, om de Almachtige Koning te ontmoeten en om hem te verheerlijken. Door hun kleding en palmtakken, of wellicht meer, stelden mensen hun verwachtingen aan zijn voeten om de koninklijke zegen te ontvangen. Ieder van hen had zijn persoonlijke maar ook gemeenschappelijke en als volk gedeelde verwachtingen van de Messias en het enige dat nu nog ontbrak, was het ontvangen van de zegening van Christus. Naarmate de verwachtingen toenamen, nam ook de vreugde in de stad van de Vrede toe, en Christus was onuitsprekelijk verdrietig. Kijkend naar Jeruzalem, begon Christus te huilen. “Had ook jij op deze dag maar geweten wat vrede kan brengen! Maar dat blijft voor je verborgen, ook nu… omdat je de tijd van Gods ontferming niet hebt herkend.” (Lucas 19:42-44).Christus keek naar de vrolijke en feestelijke stad, hij zag voorbij het heden, wanneer decennia later de stenen niet ongehinderd zouden blijven en de grond door de vijand zou worden vernietigd. Christus keek naar de mensen die zich vandaag verheugden en zag de menigte die een ​​paar dagen later Hem met haat ter dood zouden veroordelen. Christus rouwde ook om hen.

Wie zijn wij vandaag, wie is Christus voor ons? Aan de vooravond van de week van Zijn verschrikkelijke kwellingen, hoe zijn wij gekomen Hem te ontmoeten en wat hebben we meegebracht om aan Zijn voeten te stellen? Zijn het slechts verwachtingen en eisen, of toch onze oude zwakheden, fouten en hartstochten? Vandaag weten we dat de weg naar Golgotha ​​voor ons ligt, de zweepslagen en de spot, het onuitsprekelijk gewicht van het kruis. Waar staan ​​wij in dit verhaal, wat hebben wij meegebracht voor de Verlosser die voor ons wordt gekweld en gekruisigd? De mensen die “Hosanna” riepen waren teleurgesteld. Zij wilden geen geslagen en verachte Christus. “Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld”, zei Christus (Johannes 18:36), en de mensen wilden hun eigen “Evangelie”.

Zijn wij anders? Zijn wij betrouwbaarder en assertiever? Om het beter voor te stellen, laten we kijken naar de menselijke relaties. Wij trouwen, vormen een vriendelijke en hechte band met vrienden en omgeving en vormen een gemeenschap in de kerk. Wij zijn verenigd door gemeenschappelijke ideeën, voorkeuren en principes. Maar de verwachtingen zijn nog sterker. Als wij eerlijk zijn tegen onszelf, zullen wij inzien dat wij verwachtingen hebben van elke persoon met wie wij omgaan. Hiermee worden niet de materiële belangen bedoeld. In sommige gevallen is dit uiteraard wel het geval, maar zelfs bij de afwezigheid daarvan, verwachten wij wederzijds begrip, respect, lof, dezelfde mening, bereidheid om te helpen, zelfopoffering en natuurlijk liefde. Zolang wij krijgen wat wij verwachten, is alles geweldig. Maar wanneer de ander direct of indirect niet aan onze verwachtingen voldoet, dan begint de relatie te verslechteren. In het beste geval zijn wij teleurgesteld en breken wij de banden, in het slechtste geval heffen wij hem het kruis op, diegene die wij tot voor kort nog vereerden en bewonderden…

Als het gaat om de relatie tussen mens en God, moeten wij ons allemaal afvragen: wat verwacht ik van de relatie tussen mij en God? Wat wil ik wanneer ik Hem tegemoet ga? Laten wij voorzichtig zijn om ons geloof zorgvuldig te weerleggen, zodat wij Christus niet aanstellen als de borgsteller van onze aardse welvaart, want anders zal “Hosanna” definitief veranderen in “Kruisig hem”. Het is in de menselijke natuur om de zonde om te buigen en onbaatzuchtig de koningen van de aarde te vleien, want we hebben  verwachtingen van hen die zichtbaar en tastbaar zijn, terwijl wij de Hemelse Almachtige, die Zijn kostbare leven voor onze redding offerde, verwerpen en heffen we keer op keer op aan het kruis.

Wanneer wij voor Christus zullen staan, Hij die zich offerde en stierf voor ons, en kijken naar het kruis, moet ieder van ons duidelijk beseffen dat wij het koninkrijk van God niet in deze wereld moeten zoeken, maar voorbereid moeten zijn om de uitdagingen van de wereld met eer en geloof te weerstaan. Wij moeten beseffen dat wij op deze aarde leven voor de Hemel en ons hoofddoel is de hemelse erfenis. Wij moeten  beseffen dat het Evangelie voor ons is geschreven, dus moeten wij het met liefde en vastberadenheid bestuderen en tot leven brengen. En tot slot moeten wij ons duidelijk realiseren dat als wij met Christus zijn, ons persoonlijke kruis ook naast Zijn heilige kruis moet worden opgeheven.

Wij moeten voor onszelf beslissen om afstand te doen van alle zonden, hartstochten en zwakheden die voor onze ziel vreemd zijn, die het heilige beeld van God vervormen en Hem van ons wegdrijven. Wij moeten dit doen door te streven naar een volmaakte mens-God beeld, door te lijken op Christus.

Evangelie: Mattheüs 20:29 – 21:17

29Toen ze uit Jericho vertrokken, volgde Hem een grote menigte. 30Er zaten daar twee blinden langs de weg die, toen ze hoorden dat Jezus voorbijkwam, luidkeels begonnen te roepen: ‘Heer, Zoon van David, heb medelijden met ons!’ 31De mensen berispten hen en zeiden dat ze hun mond moesten houden. Maar ze riepen nog harder: ‘Heer, Zoon van David, heb medelijden met ons!’ 32Jezus bleef staan, riep hen bij zich en vroeg: ‘Wat wilt u dat Ik voor u doe?’ 33Ze antwoordden: ‘Heer, open onze ogen!’ 34Jezus kreeg medelijden en raakte hun ogen aan. Meteen konden ze zien, en ze volgden Hem.

Intocht in Jeruzalem

211Toen ze Jeruzalem naderden en bij Betfage op de Olijfberg kwamen, stuurde Jezus twee leerlingen eropuit 2met de opdracht: ‘Ga naar het dorp dat daar ligt. Zodra je het binnenkomt, zul je een ezelin vinden die daar vastgebonden staat met haar veulen. Maak de dieren los en breng ze bij Me. 3En als iemand jullie iets vraagt, antwoord dan: “De Heer heeft ze nodig.” Dan zul je ze meteen meekrijgen.’ 4Dit is gebeurd omdat in vervulling moest gaan wat door de profeet gezegd is: 5‘Zeg tegen vrouwe Sion: “Kijk, je koning is in aantocht, Hij is zachtmoedig en rijdt op een ezelin en op een veulen, het jong van een lastdier.”’

6De leerlingen gingen op weg en deden wat Jezus hun had opgedragen. 7Ze brachten de ezelin en het veulen mee, legden er mantels overheen en Jezus ging erop zitten. 8Vanuit de menigte spreidden velen hun mantels op de weg uit, anderen braken takken van de bomen en spreidden die uit op de weg. 9De talloze mensen die voor Hem uit liepen en achter Hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hoogste hemel!’

10Toen Hij Jeruzalem binnenging, raakte de hele stad in rep en roer. ‘Wie is die man?’ wilde men weten. 11Uit de menigte werd geantwoord: ‘Dat is Jezus, de profeet uit Nazaret in Galilea.’ 12Jezus ging de tempel binnen en joeg iedereen weg die daar iets kocht of verkocht. Hij gooide de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de duivenverkopers omver 13en riep hun toe: ‘Er staat geschreven: “Mijn huis moet een huis van gebed zijn,” maar jullie maken er een rovershol van!’

14Toen kwamen er in de tempel blinden en verlamden naar Hem toe, en Hij genas hen. 15De hogepriesters en de schriftgeleerden zagen welke wonderen Hij verrichtte en hoorden hoe de kinderen in de tempel ‘Hosanna voor de Zoon van David!’ riepen, en ze waren hoogst verontwaardigd. 16Ze vroegen Hem: ‘Hoort U wat ze zeggen?’ En Jezus antwoordde hun: ‘Jazeker! Hebt u dan nooit gelezen: “Door de mond van kinderen en zuigelingen hebt U zich lof laten toezingen”?’ 17Zo liet Hij hen staan, en Hij ging de stad uit, naar Betanië, waar Hij de nacht doorbracht.

 

17 april 2022

Zoals tweeduizend jaar geleden klinkt ook vandaag uit het lege graf van Christus de stem van de engelen en wordt het meest verlangde nieuws verspreidt over het hele universum, Christus is verrezen uit de doden.

‘Waarom huil je?’’ vroegen de stralende engelen aan Maria Magdalena die het Lichaam van de geliefde Leraar kwam zoeken. De engelen verwezen naar de triomfantelijke verrijzenis waarover Christus hun heeft geleerd toen Hij vertelde over zijn lijdensweg en zijn overlijden. Toen ze haar naam hoorde voelde ze een opluchting in haar hart, want ze herkende de stem die haar riep. En toen veranderde het verdriet van Maria in vreugde, haar huilen in lachen, haar angst in moed, haar moedeloosheid in hoop. De verrezen Mensenzoon heeft alle christenen op aarde een onverwoestbare overwinning geschonken, voor ieder situatie in het leven. Onze grote katholikos heilige Grigor de Verlichter zei: ‘‘Omdat Hij de enige Alleenheerser is en de Enige die vrij is van zonden, vermoorde Hij de catastrofale dood en droogde de tranen van het gezicht.’’  Hij heeft onze verdrietige en wanhopige blikken naar het graf veranderd naar de hemelse oneindigheid. De genadeloze vijand, de dood, heeft geen enkel persoon, niet de sterkste, gezondste, rijkste, getalenteerdste kunnen overwinnen. Alleen de Almachtige Schepper heeft hem vermorzeld en de zwakke en sterfelijke mens is door de genade van de God een volwaardige deelnemer aan die overwinning. Na de heilige verrijzenis van Christus kan geen ziekte of dood, geen ramp of ongeluk of oorlog heerschappij hebben over ons, want we zijn bevrijd door Zijn offer van liefde en nodigde ons uit in de tenten van de Vader waar geen dood en verdriet is. ‘‘Wees sterk en Hij zal uw hart sterk maken, u allen die op de HEERE hoopt.’’ (Psalmen 31:25; LXX 30:25).

Christus is verrezen uit de doden

Gezegend is de verrijzenis van Christus. Amen.

Evangelie: Marcus 16:2-8

2Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. 3Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’ 4Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. 5Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk. 6Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. Jullie zoeken Jezus van Nazaret, die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, Hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar Hij was neergelegd. 7Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie Hem zien, zoals Hij jullie heeft gezegd.”’

8Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.

 

24 april 2022

“Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen”. – 1 Korintiërs 15:20.

Vandaag is het herhaalde Pasen. Wij christenen vieren de wonderbaarlijke opstanding van onze Heer Jezus Christus als Verlosser en feliciteren elkaar. “Christus is opgestaan ​​uit de dood.”

Elk volk, elke religieuze gemeenschap, elke familie, elk persoon heeft zijn of haar vreugden en feestdagen en vertelt erover met geloof en hoop. Voor ons christenen is de geboorte en de opstanding van Jezus Christus de grootste gelegenheid voor oprechte vreugde en geluk. Door Zijn geboorte en als aardse Mens onder ons, kwam Hij om ons voor te bereiden op de opstanding. Opstanding is het wachten op het licht aan het einde van de duisternis, de komst van de lente na de winter, de glimlach op iemands gezicht na verdriet, de dageraad na de nacht, vrijheid nadat het verloren was en het herstel van gezondheid na ziekte.

We hebben allemaal een vernieuwing van het geloof nodig, dat onze eigen opstanding symboliseert. De discipelen van de Heer leerden tot op het laatste moment nog van Hem, maar zelfs na de opstanding hadden ze moeite om hun geloof in hun Meester te bewaren. Maar alsnog veroordeelde Jezus hen niet. We vasten elk jaar, gaan door een hele periode van berouw, maar het leven van ons geloof eindigt niet daarmee want elke minuut dat we onze zonden overwinnen, worden we vernieuwd door de genade van de Heilige Geest. En zelfs na het vieren van de opstanding moeten we onze wapens van onze mentale strijd niet neerleggen, omdat we nog steeds op weg zijn naar de opstanding en redding.

Vandaag is het ook de 107e jaar van de Armeense genocide. De herinnering aan onze voorouders zal voor altijd helder staan in ons geheugen. Vandaag branden we kaarsen en bidden we tot de allerhoogste God ter nagedachtenis aan onze anderhalf miljoen onschuldige slachtoffers. We herinneren ons en we moeten er alles aan doen om de wereld eraan te herinneren en de schuldigen te veroordelen, totdat ze hun misdaad bekennen en zich verontschuldigen.

We moeten als volk één worden onder leiding van Christus, de Opperbevelhebber van het geloof, onszelf reinigen, heiligen en afstand doen van de vernietigende zonden in ons, zodat Hij in ons kan verblijven en ons redden. Alleen dan zullen we sterk worden en kunnen we in staat zijn ons met pure liefde en mededogen te wijden aan alle waarden die ons door God zijn gegeven. En alleen dan zullen we in staat zijn om samen te werken om de oude en nog steeds bloedige wonden van ons gewonde vaderland te helen, om het te genezen en uiteindelijk zullen we, door de heilige Wil van God, een gezonde, sterke en waardige staat opbouwen. En moge Almachtige God en onze toegewijde slachtoffers ons daarin helpen.

Evangelie: Johannes 1:1-17

Het Woord is mens geworden

11In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. 2Het was in het begin bij God. 3Alles is erdoor ontstaan, zonder het Woord is niets ontstaan van wat bestaat. 4In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. 5Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen.

6Er kwam iemand die door God was gezonden; hij heette Johannes. 7Hij kwam als getuige, om van het licht te getuigen, opdat iedereen door hem zou geloven. 8Hij was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht: 9het ware licht, dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam. 10Het Woord was in de wereld, de wereld is door Hem ontstaan en toch kende de wereld Hem niet. 11Hij kwam naar wat van Hem was, maar wie van Hem waren hebben Hem niet ontvangen. 12Wie Hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft Hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. 13Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God.

14Het Woord is mens geworden en heeft in ons midden gewoond, vol van genade en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. 15Van Hem getuigde Johannes toen hij uitriep: ‘Hij is het over wie ik zei: “Die na mij komt is meer dan ik, want Hij was er vóór mij!”’ 16Uit zijn overvloed hebben wij allen opnieuw genade ontvangen: 17de wet is door Mozes gegeven, genade en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen.