1 augustus 2021
“Dien de HEERE met blijdschap” – Psalm 100:2
Het Heilige Schrift gebiedt ons dat de gaven die wij hebben wij moeten gebruiken ten gunste van het geluk en welzijn van onze medemens, en daarmee God dienen. Christus gaf de apostelen gaven maar niet voor hun eigen verlossing maar om tot in de uiteinden van de wereld Gods evangelie te verkondigen. Die gaven dienden de apostelen niet voor zichzelf maar voor God en de mensen. Wij allen zijn tot Gods dienaren gesteld, om onze talenten en gaven te beheren en uiteindelijk daarvoor bij de Schepper verantwoording af te leggen.
In het christendom betekent dienen: nederigheid, liefde, toewijding, offeren en zorg dragen. Zoals een moeder haar gezin dient en er zorg voor draagt, dat met liefde doet en zonder verwachting van enige beloning. Een menselijke relatie gebaseerd op het christelijke geloof verwacht geen gelijkwaardige compensatie. Verwacht geen gelijkwaardig cadeau voor een cadeau, geen gelijkwaardige hulp voor gegeven hulp, geen gelijkwaardige dienst voor een dienst. De basis van het christendom is liefde en liefde leidt de mens om goed te doen. Onze Heer en Verlosser Jezus Christus gebood ons: “Wanneer u een maaltijd aanbiedt of een feestmaal geeft, vraag dan niet uw vrienden, uw broer, uw verwanten of uw rijke buren, in de verwachting dat zij u op hun beurt zullen uitnodigen om iets terug te doen. Wanneer u mensen ontvangt, nodig dan armen, kreupelen, verlamden en blinden uit. Dan zult u gelukkig zijn, zij kunnen voor u dan wel niet terugdoen, maar u zult ervoor beloond worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.” (Lukas 14:12-14). Christus leert ons om in iedere situatie de behoeftigen te helpen en de beloning en compensatie van God te verwachten.
Heilige apostel Paulus zegt dat wij door Jezus Christus geen slaven meer zijn maar kinderen. (volgens Galaten 4:7). Laten we dus een waardig leven leiden, zodat we Gods waardige kinderen mogen zijn, door elkaar te dienen en onze gaven te dienen voor elkaar. Laten we afstand houden van het dienen van de zonde. Het allerbelangrijkste is dat wij elkaar helpen, dienen, het goede doen, barmhartig zijn zonder de verwachting op compensatie. Laten we, als trouwe dienaren van God, onze beloning van onze hemelse Heer ontvangen.
Evangelie: Johannes 3:13-21
13Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de Mensenzoon?
14De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, 15opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft. 16Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. 17God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden. 18Over wie in hem gelooft wordt geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in hem gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods enige Zoon. 19Dit is het oordeel: het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht. 20Wie kwaad doet, haat het licht; hij schuwt het licht omdat anders zijn daden bekend worden. 21Maar wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet.’
8 augustus 2021
“Want ieder die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.” – Lukas 18:14
Iemand kan zichzelf niet kennen totdat die zich onderzoekt in het licht van God. Zolang iemand zich vergelijkt met andere mensen of met zijn eigen maatstaven meet, kan die groot over zichzelf denken. Maar wanneer iemand voor God staat, voor Gods heiligheid en glorie, voelt die Gods genade en ziet die zijn eigen trots en ijdelheid. Hij ziet zich, zoals die daadwerkelijk is. Hij raakt ervan overtuigd dat de enige deugd die gepast is in de aanwezigheid van God en mensen nederigheid is.
Wanneer we de oude filosofische geschriften lezen komen we bewonderenswaardige pagina’s tegen waarin op juiste wijze vele menselijke deugden worden beschreven. Alertheid, volharding, zachtmoedigheid en zelfs barmhartigheid. Maar een belangrijke deugd ontbreekt in deze geschriften. Nederigheid ontbreekt. In die tijden zou nederigheid aanmoedigen vruchteloos zijn. Nederigheid bestond zelfs niet als woord, want voor het christendom werd nederigheid gezien als vernedering en verlaging dus het schrijven en spreken hierover zou een negatieve lading hebben.
Het christendom veranderde de betekenis van nederigheid. Hetgeen wat tot het christendom door middel van het Heilige Schrift alleen voor de Joden een deugd was, werd door middel van het christendom een deugd voor de gehele wereld. Hoewel in tijden van het Oude Verbond de Joden de waarlijke God kenden, en ook nederigheid kenden, was het alleen Jezus Christus die het christendom universeel kon maken en Zichzelf als voorbeeld gaf hiervoor. “Neem Mijn juk op je en leer van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Mattheüs 11:29).
Nederigheid moet niet, zoals in de oude tijden, gezien worden als iets zwaks en laag. In de geschiedenis worden de aller nederigste als de allersterkste gezien. Mozes, David, Paulus en vele anderen die zowel met hun leven als met hun geschriften predikers van nederigheid waren. Zij hebben met hun nederigheid de wereld opgeschud en veranderd.
Ook in vriendschappelijke relaties zijn diegenen die nederig zijn en hun eigen tekortkomingen kennen en accepteren, goed en aardig. Een mens wordt aangespoord om te werken aan iets wanneer die nederig is en zijn innerlijke conditie en van zijn omgeving waardeert. Zo ontwikkelt en verbeterd iemand zich. “Richt je hierop, maak het je eigen, zodat voor iedereen duidelijk wordt dat je vorderingen maakt.” (1 Timotheüs 4:15).
Nederigheid is niet alleen de voorwaarde voor onze ontwikkeling maar is ook een aangename deugd jegens andere mensen. De wereld is, net als God, tegen de arrogante mensen maar respecteert en heeft de nederigen lief. Vergeeft hen hun tekortkomingen terwijl het anderen niet vergeeft. Deze grootse nederigheid, die de geest van vergeving opbrengt, is het sleutelelement voor de weg naar geluk.
In tijden van verdriet en moeilijkheden moeten we ook nederig zijn, want alleen hierdoor komt geduld, waardoor het verdriet een edele rol speelt voor ons. In de woestijnen van Afrika, wanneer het zand ogenblikkelijk opwaait en een zandstorm langs stormt moet een reiziger onmiddellijk op de grond gaan liggen. Als die zijn gezicht omhoog tilt kan het zijn dood worden.
Hetzelfde geldt in ons leven, wanneer de storm van beproeving langs komt. Zalig zijn zij die zich vernederen en gebogen tot op de aarde, in bittere tijden van beproevingen God aanbidden. Zij kunnen begrijpen wat nederigheid betekent. “Verneder u dan onder de krachtige hand van God, opdat Hij u op Zijn tijd verhoogt.” (1 Petrus 5:6). Amen.
Evangelie: Marcus 2:1-12
Jezus’ gezag betwist
21Toen hij enkele dagen later terugkwam in Kafarnaüm, werd bekend dat hij weer thuis was. 2Er stroomden zo veel mensen toe dat er zelfs voor de deur geen plaats meer was, en hij verkondigde hun Gods boodschap. 3Er werd ook een verlamde bij hem gebracht, die door vier mensen gedragen werd. 4Omdat ze zich niet door de menigte konden wringen, haalden ze een stuk van het dak weg boven de plaats waar Jezus zat, en toen ze een opening hadden gemaakt, lieten ze de verlamde op zijn draagbed naar beneden zakken. 5Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Vriend, uw zonden worden u vergeven.’
6Er zaten ook een paar schriftgeleerden tussen de mensen, en die dachten bij zichzelf: 7Hoe durft hij dat te zeggen? Hij slaat godslasterlijke taal uit: alleen God kan immers zonden vergeven! 8Jezus had meteen door wat ze dachten en dus zei hij: ‘Waarom denkt u zoiets? 9Wat is gemakkelijker, tegen een verlamde zeggen: “Uw zonden worden u vergeven” of: “Sta op, pak uw bed en loop”? 10Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ Toen zei hij tegen de verlamde: 11‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ 12Meteen stond hij op, pakte zijn bed en ging weg; allen die dit zagen, stonden versteld en loofden God. ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien,’ zeiden ze.
15 augustus 2021
“U hebt Mijn hart veroverd Mijn zuster, Mijn bruid, u hebt Mijn hart veroverd met één blik van uw ogen, met één schakel van uw halsketting.” – Hooglied 4:9
Vandaag viert de Armeens-Apostolische Kerk de ten hemelopneming van de Heilige Maagd, een van de vijf grote vieringen.
Heilige Joachim en heilige Anna zijn de ouders van Heilige Maria. Door de liefde en trouw die Maria van haar heilige ouders erfde groeide zij als de nederige dienares van God en de Almachtige negeerde haar niet. (volgens Lukas 1:48). God, vernederde Zich uit de onbereikbare hoogte in de allernederigste, heilige Maria. De liefde van God leefde onder het hart die met onophoudelijke liefde klopte voor God en zo werd de mooi Maagd Maria de Moeder Gods, de Theotokos. Na deze grote eer is het ondenkbaar dat de verrezen Jezus Christus, de Heer van het leven en de dood, de Gever van de verrijzenis aan de doden, Zijn lieve moeder ook maar een ogenblik zou vergeten en geen zorg zou dragen voor haar overgang naar het eeuwige leven.
De heilige Traditie verteld dat toen de heilige Moeder Gods zich op de dag van Zijn hemelvaart bij de apostelen voegde en met het moederlijke verdriet van de scheiding tussen haar en haar Kind zij Hem vroeg hoe Hij haar verlaat, Christus antwoordde: “Vrede zij met jou, lieve moeder. Ik zal je niet verlaten, ark en altaar van Mijn heiligheid. Wacht nog een beetje langer onder Mijn uitverkoren leerlingen, want door jou te zien zullen ze getroost worden. En wanneer je uit je lichaam komt, zal Ik geen engel naar je toe sturen, noch een aartsengel, noch een van de cherubijnen, maar Ik zal komen in glorieuze heerlijkheid en je meenemen naar het hemelse Jeruzalem.”
Wij beschouwen haar als een altaar van het heilige en de deur van de hemel, een bemiddelaar voor vrede en een hemelse tempel. Ons volk vereert Moeder Gods zingend en schrijvend, in zegenende woorden, belichaamd in liederen die nauw aan het hart liggen. Onze volk heeft tedere verhalen geschreven over de schoonheid, zuiverheid, grootheid en moederschap van Moeder Gods. Zij is het voorbeeld van een perfecte moeder die haar Zoon liefheeft en ook geruisloos de pijn, die haar Zoon heeft geleden, droeg. Na zo een eer is het onmogelijk te denken dat de verrezen Christus, de Heer van leven en dood, de Verrijzenis der doden, Zijn lieve Moeder een seconde zou vergeten en niet zou zorgen voor haar overgang naar de eeuwigheid.
Als de discipelen zowel hun geliefde Leraar als de onschatbare aanwezigheid van de Theotokos hadden verloren hadden ze zich dubbel zo verweesd gevoeld. Een kerkvader uit de eerste eeuw schreef dat als hij Jezus niet gekend had en de heilige Maagd had gezien, hij gedacht zou hebben dat zij een waarlijke God was, gezien de heiligheid die zij uitstraalde. “De maagd die de engel zag, maakte met haar schitterende schoonheid haar niet te vervagen maagdelijkheid kenbaar. Zij was
Een kerkvader van de eerste eeuw schreef dat als hij Jezus niet had gekend en de heilige Maagd had gezien, hij had gedacht dat hij een ware god zag, omdat zij heiligheid uitstraalde. ‘‘Haar blik was goedaardig, ze had grote ogen, een ingetogen persoon, haar uitstraling was goed, haar armen en vingers lang, haar haren blond en zij gevuld met de gaven van de Heilige Geest.” – schrijft heilige Grigor Tatevatsi (1346-1410).
De perfecte belichaming van deugd, fatsoen, geloof en toewijding, het hoogste hemelse wezen op aarde, de voorbeeldige koningin, combineert de deugden van alle heiligen en de attributen van engelen, de heilige Maagd zal boven iedereen zijn. De Heilige Moeder van God leefde echter geen rusteloos en zorgeloos leven nadat haar Zoon naar de hemel was opgevaren. De bitterheid van het Joodse ongeloof leidde tot de vervolging van de Heilige Moeder van God. Haar huis was verbrand, ze probeerden haar te stenigen en ze verboden haar de goddelijke plaatsen te bezoeken. Tot het einde van haar leven werd de Heilige Moeder Gods vervolgd. Maar geen vervolging en geen verdrukking zou zelfs de heiligheid van de onbevlekte ziel van de godvrezende ziel kunnen verminderen. En wanneer “de tijd van ballingschap in een vreemd land voorbij is” en de tijd is gekomen om naar “het eigen vaderland” te verhuizen kwam Christus Zelf, volgens Zijn belofte, om de zuivere ziel van Zijn lieve Moeder te ontvangen.
Evangelie: Johannes 19:25-30
25Bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder met haar zuster, Maria, de vrouw van Klopas, en Maria uit Magdala. 26Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie hij veel hield, zei hij tegen zijn moeder: ‘Dat is uw zoon,’ 27en daarna tegen de leerling: ‘Dat is je moeder.’ Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.
28Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei hij: ‘Ik heb dorst.’ 29Er stond daar een vat zure wijn; ze staken er een majoraantak met een spons in en brachten die naar zijn mond. 30Nadat Jezus ervan gedronken had zei hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.
22 augustus 2021
“En Ik zal u tot een Vader zijn, en u zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Heere, de Almachtige.” – 2 Korintiërs 6:18
Zalig is een ieder die zich daadwerkelijk een kind van God voelt, met de verantwoordelijkheid die daarbij hoort, en het bewustzijn hiertoe als fundament neemt op zijn huis die hij bouwt op een rots.
Wie deze woorden van mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een verstandige man, die zijn huis bouwde op een rots. (volgens Mattheüs 7:24). “Ik zal u tot een Vader zijn, en u zult Mij tot zonen en dochters zijn.’’ Wat een prachtige belofte, wat een leven-gevende belofte!
Om de Almachtige Schepper als vader te hebben, om een kind te zijn van de Heer der Machten. Dit is de grootste eer die alleen de mens heeft van alle schepselen. Het heilige Bloed van de eniggeboren Zoon van God, de Heer Jezus Christus, werd aan het kruis uitgestort, waste de zonde van vader Adam weg en de gave om kinderen van God werd hersteld.
In zijn tweede brief aan de Korintiërs stelde de apostel Paulus een heel duidelijke vraag aan de christenen van Korinthe. Een vraag die noodzakelijk is dat een christen, nu nog, zichzelf regelmatig stelt. We lezen: “Vorm geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeenschappelijk met wetteloosheid, en welke gemeenschap is er tussen licht en duisternis? En welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial? Of wat deelt een gelovige met een ongelovige? Of welk verband is er tussen de tempel van God en de afgoden? Want u bent de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft: Ik zal in hun midden wonen en onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn. Ga daarom uit hun midden weg en zonder u af, zegt de Heere, en raak het onreine niet aan, en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot een Vader zijn, en u zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Heere, de Almachtige.
Stel je nu eens voor dat tijdens de vervolging van de vroege christenen, toen ze dapper de kroon van Christus’ martelaarschap aanvaardden, er een man leefde die zichzelf als een christen beschouwde, deelnam aan de sacramenten en het kerkelijk leven, maar niet van de oude gebruiken af wilde komen, ging van tijd tot tijd naar het heiligdom en Hij gooit een handvol wierook in de wierookbrander van de afgodenaanbidding. Of er was een soldaat die tijdens de oorlog, niet wetende wiens soldaat hij was, soms aan de zijde van zijn leger vocht, soms aan de zijde van de vijand. Wat valt er te zeggen over deze mensen, wat ze deden was dat – gewetenloos, dom of verraad, of allemaal samen? Helaas bevinden we ons vaak in de plaats van deze mensen, waarbij we bewust of onbewust Gods geboden overtreden en in het kamp van een gehate vijand belanden. Om te voorkomen dat we vaak in zo’n situatie verkeren, om de kinderen van onze ware Vader te blijven, de Schepper die van ons houdt, moeten we de dualiteit voor eens en voor altijd uit ons leven weren. We kunnen niet een beetje christen zijn en een beetje heiden.
Denk aan bisschop Ghevond Duryan’s woorden: “Zonde is de vijand van de mens, in weerwil van zijn aantrekkingskracht en aantrekkelijkheid”. Ja, “vijand”, zelfs als het wordt gepresenteerd in de vorm, het beeld en de stem van een vriend. We moeten het haten omdat het ons haat, het wil onze vernietiging en ons verlies”. En voeg bij deze woorden de waarschuwing van de apostel Paulus van vandaag dat gerechtigheid niets te maken heeft met wetteloosheid, licht niets te maken heeft met duisternis. Er is geen eenheid tussen Christus en de duivel en geen gelijkenis tussen de tempel van God en de Mehyan. Als we Gods belofte willen verdienen dat Hij onze Vader is, moeten we ons manifesteren als zonen en dochters. We moeten onthouden wie we hebben uitgenodigd om in de tempel van onze ziel te wonen, daarom moeten we ons weerhouden van elke verontreiniging, want heiligheid en verontreiniging kunnen niet naast elkaar bestaan. “Ten slotte, broeders en zusters, schenk aandacht aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient.” (Filippenzen 4:8). en dan zal niet alleen het kruis om onze nek, maar zullen ook wijzelf getuigen wiens kinderen we zijn en wiens naam we met eer dragen.
“Bron van onsterfelijke vrede, oneindige liefde en overvloedige zegeningen, Almachtige Vader,
U geeft vrede aan hen die Uw heilige Naam belijden,
Sprenkel vandaag over ons de levende dauw van Uw genade, maak ons tot zonen en erfgenamen van vrede.
Ontsteek het vuur van Uw liefde in onze harten, zaai in ons Uw heilige angst, versterk onze zwakheden met Uw kracht.
Sluit ons aan bij U, zodat ook wij verenigd mogen zijn in heilige gemeenschap, volgens het gebed van onze Heer Jezus Christus, waarvoor glorie aan U, Almachtige Vader, samen met de Heilige Geest, tot in de eeuwigheid. Amen.’’
Evangelie: Lucas 1:39-56
Maria en Elisabet
39Kort daarop reisde Maria in grote haast naar het bergland, naar een stad in Juda, 40waar ze het huis van Zacharias binnenging en Elisabet begroette. 41Toen Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; ze werd vervuld van de heilige Geest 42en riep luid: ‘De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot! 43Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? 44Toen ik je groet hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. 45Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan.’
46Maria zei:‘Mijn ziel prijst en looft de Heer, 47mijn hart juicht om God, mijn redder: 48hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen, 49ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan,heilig is zijn naam. 50Barmhartig is hij, van geslacht op geslacht,voor al wie hem vereert. 51Hij toont zijn macht en de kracht van zijn armen drijft uiteen wie zich verheven wanen, 52heersers stoot hij van hun troonen wie gering is geeft hij aanzien. 53Wie honger heeft overlaadt hij met gaven,maar rijken stuurt hij weg met lege handen. 54-55Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar,zoals hij aan onze voorouders heeft beloofd:hij herinnert zich zijn barmhartigheidjegens Abraham en zijn nageslacht,tot in eeuwigheid.’ 56Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar, en ging toen terug naar huis.
29 augustus 2021
“Wees trouw tot in de dood, en Ik zal u de kroon van het leven geven.” – Openbaring 2:10
Vandaag vieren wij de vinding van de riem van heilige Maria. Wederom een feestdag gewijd aan de grootste voorspreker van de kerk, de Moeder Gods. Onze Heer en Verlosser Jezus Christus, incarneerde door middel van haar om met Zijn komst op de wereld de Waarheid te onderwijzen, om de grenzen van zonde en gerechtigheid te tonen, om mensen uit de duisternis naar het licht te brengen, om hen te wekken uit de verdoofdheid van de zonde, om hen te leiden naar door God gemaakte verblijfplaatsen. door redding te schenken aan Zijn schepselen.
Christendom en christelijke waarden zijn geen cultureel abstracte concepten, maar de leer van de Ware God, Jezus Christus, de geboden, die tot leven worden gebracht door Zijn trouwe volgelingen. Het christendom moet in feite een ziel en een ademtocht in iemands leven worden, omdat het een persoon in de eerste plaats in het hart, de ziel en de geest verandert, en in hem schenken Gods genaden het leven aan een nieuwe persoon. Daarom is het niet mogelijk om ‘’een christen te spelen’’ omdat het christendom oprechtheid vereist. Het christendom is de ware leer van de ware Leraar en faalt nooit. Het wordt voortdurend vernieuwd en Zijn hoofd is de Schepper van het universum. Het christendom is een religie van het Licht, de Waarheid, het Leven, de Opstanding, het laat een persoon niet in duisternis achter, het haalt hem uit het moeras van zonden, waarvan elke christen getuige kan zijn.
Het Joodse volk, dat in Egypte was, was zo gewend geraakt aan het slavenleven dat ze niet wilden vertrekken, en nadat ze vertrokken waren, discussieerden de mensen met Mozes over de reden waarom hij hen had bevrijd. In Egypte hadden ze het leven van de Egyptenaren overgenomen. Ze aanbeden hun goden en zelfs als slaven vonden ze dat leven zoet en aangenaam. Ze wilden niet worstelen om het Beloofde Land te bereiken, ze klaagden eindeloos in de woestijn, waren niet in staat om beproevingen te doorstaan. Wij zien vandaag hetzelfde. Veel mensen vinden het zondige leven zoet, en in veel gevallen merken ze niet eens dat ze helemaal in dat leven opgaan. Duisternis lijkt hen niet donker, en het licht is niet wenselijk. De waarde van het Beloofde Land beseffend, moet men streven naar het licht van het Beloofde Land, ervoor vechten, en niet in duisternis of zonde storten.
Het is niet mogelijk om de naam van een christen te hebben en om een heiden te zijn door gedrag, want als we de zonde dienen, dan zijn we volgelingen van de zonde. De woorden van de apostel Paulus, die ten koste van grote inspanning de heidenen christendom predikte, zijn vandaag de dag nog steeds relevant. “Laat de zonde dus niet heersen over uw sterfelijke bestaan, geef niet toe aan uw begeerten. Stel uzelf niet langer in dienst van de zonde als een werktuig voor het onrecht. Maar stel uzelf in dienst van God. Denk aan uzelf als levenden die uit de dood zijn opgewekt en stel uzelf in dienst van God als een werktuig voor de gerechtigheid.” (Romeinen 6:12-13)
Laten we naar Onze Lieve Vrouw kijken. Zij is de eerste drager van het christendom, zij leefde nederig, geloofde in alles en vertrouwde op God. Ook wij moeten leven voor de ogen van de Moeder van God. Laten we door haar voorspraak de moed hebben om onze zonden te belijden en om ze te overwinnen door de genade van God. Laten we door voorspraak van Onze Lieve Vrouw trouw blijven aan het Ware Licht. Laten we net als zij in God geloven en vertrouwen. Laten we het licht van God verkiezen boven het licht van de wereld. De deugden van de Moeder van God heiligden haar. Door de gelijkenis van de zaaier uit te leggen, was Christus in staat om het woord te vervullen en niet om het te bewonderen.
“Als iemand het Woord van het Koninkrijk hoort en het niet begrijpt, dan komt de boze en rukt weg wat in zijn hart gezaaid was; dat is hij bij wie langs de weg gezaaid is. Maar bij wie op de steenachtige grond gezaaid is, dat is hij die het Woord hoort en dat meteen met vreugde ontvangt. Hij heeft echter geen wortel in zichzelf, maar hij is iemand van het ogenblik; en als er verdrukking of vervolging komt omwille van het Woord, struikelt hij meteen. En bij wie in de dorens gezaaid is, dat is hij die het Woord hoort; maar de zorgen van deze wereld en de verleiding van de rijkdom verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar. Bij wie in de goede aarde gezaaid is, dat is hij die het Woord hoort en begrijpt, die ook vrucht draagt en voortbrengt, de één honderd-, de ander zestig-, en de ander dertigvoudig.” (Mattheüs 13:19-23).
Dus spreken over christelijke waarden, maar er afstand van doen, is geen godvruchtigheid. Ware godvruchtigheid is de vervulling van Gods woord waartoe we geroepen zijn. Laten we daarom in moeilijke tijden God trouw zijn en ons christelijkheid bewijzen.
Evangelie: Marcus 4:35-41
Vijf confrontaties: geloof en ongeloof
35Aan het eind van die dag, toen het avond was geworden, zei hij tegen hen: ‘Laten we het meer oversteken. ’36Ze stuurden de menigte weg en namen hem mee in de boot waarin hij al zat, en voeren samen met de andere boten het meer op. 37Er stak een hevige storm op en de golven beukten tegen de boot, zodat die vol water kwam te staan. 38Maar hij lag achter in de boot op een kussen te slapen. Ze maakten hem wakker en zeiden: ‘Meester, kan het u niet schelen dat we vergaan?’ 39Toen hij wakker geworden was, sprak hij de wind bestraffend toe en zei tegen het meer: ‘Zwijg! Wees stil!’ De wind ging liggen en het meer kwam helemaal tot rust. 40Hij zei tegen hen: ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet?’ 41Ze werden bevangen door grote schrik en zeiden tegen elkaar: ‘Wie is hij toch, dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?’