In dit hoofdstuk gaan wij je vertellen over de belangrijke personen uit de Bijbel. Hierin gaan wij bespreken wie zij zijn, waar zij in de Bijbel voorkomen, wat zij hebben gedaan en wat we hiervan kunnen leren.

Jona is één van de profeten die moest getuigen over het woord van God. Je kunt Jona terugvinden in het Oude Testament bij het boek ‘Jona’. Het boek is, in tegenstelling tot de boeken van andere profeten, een levensverhaal en niet een profetie. Een profetie is een uitspraak over een gebeurtenis dat gaat plaatsvinden in de toekomst. In de Oude Testament gaan profeties meestal over de komst van Jezus Christus.

Jona was een Joodse profeet die in opdracht van God naar Nineve moest gaan om de menigte te vertellen dat zij zich moesten bekeren. : Hij was bang om naar Ninevé te gaan, omdat het volk daar barbaars was en niet Joods. Hierdoor is hij van God weggevlucht en is hij met een boot naar Tarsis gegaan. God reageerde hierop met een storm op zee. Hierdoor gooiden de zeelieden Jona van de boot, waardoor er weer rust kwam op zee. Toen Jona van de boot werd gegooid, werd hij opgeslokt door een grote vis, waar hij drie dagen en drie nachten levend in verbleef. Na deze drie dagen werd hij door de vis uitgespuwd. Dit was een les voor Jona, waardoor hij verder ging naar Ninevé om toch de boodschap van God te verkondigen. ‘Hij predikte en zei: Nog veertig dagen en Nineve wordt ondersteboven gekeerd!’ (Jona 3:9). De mensen geloofden in God en begonnen zich te bekeren en gingen vasten. Na deze veertig dagen heeft God de stad met alle inwoners bespaard.

Wat kunnen wij nu leren uit dit verhaal? Wij kunnen leren dat wij, gedurende ons leven, altijd een kans hebben om ons te verbeteren en te bekeren. Ook leren we hier dat Ninevé refereert naar onze wereld, die vol Goddeloosheid zit. Ook leren we dat God van iedereen houdt, wat er ook gebeurt.

Jesaja is één van de grootste profeten uit de Bijbel die voorkomt in het Oude Testament. Om precies te zijn in het boek ‘’Jesaja’’. Jesaja leefde tussen 750 en 700 voor Christus als profeet in het hof van koningen van zijn geboorteplaats Koninkrijk Juda, wat hedendaags Israël is. Jesaja was de zoon van de profeet Amoz.

Het boek over Jesaja bestaat uit 3 delen. In het eerste deel roept Jesaja de mensen op om beter te leven, omdat het volk foute dingen doet, de mensen verkeerd met elkaar omgaan en de mensen verkeerd omgaan met de tempel. Ook predikt de profeet over de dag van de Heer, de dag waarop God niet alleen maar straft maar ook redt. Jesaja voorspelt ook betere tijden voor het volk, bijvoorbeeld over de koning Immanuël.

In het tweede deel bevindt het volk zich in de Babylonische ballingschap, een tijdsperiode waarin Babyloniërs het volk verbande van hun eigen land. Jesaja vertelt dat God het volk zal bevrijden met behulp van koning Cyrus ‘’Dit zegt de HEER tegen Cyrus, Zijn gezalfde, die Hij bij de rechterhand neemt, aan wie Hij volken onderwerpt, voor wie Hij koningen ontwapent, voor wie Hij deuren opent- geen poort blijft gesloten.’’ (Jesaja 45:1)

Het laatste deel gaat in op de tijd na het ballingschap. Het volk blijft zondigen en het nieuwe, grote koninkrijk voor het volk blijft maar uitgesteld. Jesaja zegt hierbij dat de foute en zondige leefstijl van het volk hier de oorzaak van is. Ze moeten hun leven veranderen en zich houden aan het woord van God. Dit moet worden nageleefd door rechtvaardig en eerlijk te zijn, door zich aan de sabbat te blijven houden en door offers en gebeden op te blijven dragen. Wanneer het volk God gehoorzaamt, wordt er beloofd: ‘’Alle volken zullen uw gerechtigheid zien. koningen zullen worden verblind door uw glorie en God zal u een nieuwe naam geven.’’ (Jesaja 62:2)

Eén van de belangrijkste prediken die Jesaja heeft gedaan is die over de komst van de Heer. Dit is te vinden in Jesaja hoofdstuk 9 vers 1 tot en met 9. Er wordt hier aan het volk verteld hoe de zoon van God, Jezus, naar de aarde zal komen. Hij zal zitten op de troon van koning David en er zal geen einde komen aan de vrede over zijn koninkrijk.

Daniël, ook wel Beltassasar genoemd door de Babyloniërs, was een profeet die leefde in het koninkrijk van koning Nebukadnezar. Daniël komt voor in het Oude Testament in het boek ‘Daniël.’ Daniël kwam met de kracht van God bekend te staan als een droomuitlegger en voorspeller van de toekomst, omdat hij de verre toekomst van Israël kon voorspellen met behulp van de dromen van koning Nebukadnezar. Wat hem misschien wel het meest bekend maakt is zijn verblijf in de leeuwenkuil.

Koning Nebukadnezar had een droom over een groot beeld dat bestond uit goud, zilver, brons, ijzer en leem. De koning vroeg aan vele mensen wat zijn droom betekende. Echter kon alleen Daniël de droom uitleggen. De verschillende materialen staan voor de sterkte van het koninkrijk. Het gouden hoofd van het beeld staat voor de koning, omdat God de eer gaf aan de koning om te regeren. Vervolgens komt er een andere koning die minder in waarde zal zijn. De derde koning zal nog minder in waarde zijn. Het ijzer staat voor een koninkrijk dat zo sterk is als ijzer dat alles kan verpletteren. Het laatste koninkrijk van leem zal half hard zijn en half broos.

De bestuurders van het rijk begonnen door te hebben dat Daniël erg succesvol was in het hof dus ze verzonnen een list om Daniël een strafbaar feit te laten plegen. Dit zorgt er uiteindelijk voor dat hij opgepakt gaat worden. Ze gingen naar de koning en stelden hem voor een nieuwe regel in te stellen waarin stond dat alleen de koning de komende 30 dagen geprezen mocht worden. Wie dat niet deed, zou voor de leeuwen worden gegooid. De bestuurders deden dit, omdat ze ervan uitgingen dat Daniël de God van Israël zou blijven aanbidden. De koning had dat plan niet door en ging hier gelijk mee akkoord. Daniël aarzelde niet en bleef 3 keer per dag, hardop, bidden naar God. Dat zorgde ervoor dat de bestuurders naar de koning stapten en dat Daniël in de leeuwenkuil belandde. De koning kon die nacht niet slapen doordat hij wist dat Daniël nog leefde en ging onmiddellijk naar Daniël toe en riep: ‘’Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God, die u zo vasthoudend dient, u van de leeuwen kunnen redden?’’ (Daniël 6:21) Daniël reageerde en zei dat God de muilen van deze leeuwen heeft gesloten en de koning gaf meteen het bevel hem uit de kuil te halen. Koning Nebukadnezar erkende dat God Daniël trouw was gebleven. Hij veranderde onmiddellijk de wet en beval dat: ‘’Iedereen in het machtsgebied van mijn koninkrijk eerbiedig ontzag moet tonen voor de God van Daniël.’’ (Daniël 6:27).

Wat wij uit deze verhalen kunnen halen is dat wij als gelovigen standvastig moeten zijn in ons geloof en dat in tijden van problemen of tegenslagen, God er altijd is voor ons. Daniël liet zien dat hij door zijn standvastigheid zich niet de les liet lezen door wetten die hem probeerden tegen te houden van de Wil van God. Hij ging onbevreesd de leeuwenkuil in en hij geloofde dat God hem zou redden. ‘’Hij redt en bevrijdt’’ (Daniël 6:28).

David was de tweede koning van Israël en een afstammeling van Abraham. Hij was de jongste van acht broers in zijn gezin en groeide op als herder. Hij was de vader van de bekende koning Salomo, die hem uiteindelijke zou opvolgen als koning van Israël. Ook is David bekend als de voorvader van Jezus, omdat Hij een afstammeling van David is. Het verhaal van David is te vinden in het Oude Testament onder de boeken 1 en 2 Samuël. Deze week gaan wij het hebben over wie David is, over zijn psalmen en wat wij van zijn verhalen kunnen opsteken.

David, de zoon van Isaï, werd in opdracht van God gezalfd door Samuel om opvolger van koning Saul te worden. Eenmaal bij het hof van Saul speelde David op de harp om de boze geest in Saul te verdrijven. Kort daarna versloeg David de Filistijn Goliath. Hij werd bevriend met de zoon van Saul, Jonathan en hij trouwde met de dochter van de koning. Koning Saul werd jaloers op David, omdat hij erg geliefd was door het volk. Hij maakte plannen om David te doden, maar David vluchtte. Na de dood van Saul, werd David koning. Onder zijn heerschappij was er na een lange tijd vrede in Israël.

Wat David ook kenmerkt, is de uiting van zijn poëtische kunst in zijn psalmen, wat letterlijk ‘’spreekgezang met snaarbegeleiding” betekent. Van de 150 psalmen, zijn er 73 door David geschreven. De psalmen die zijn geschreven, worden ook in de Heilige Liturgie gezongen van de Armeense Apostolische kerk, een paar voorbeelden zijn psalmen 42, 92 en 99. De psalmen die David heeft geschreven verkondigen de ideologie van ons geloof, namelijk lofprijs, dankbaarheid, geloof, hoop, verdriet over de zonde, Gods loyaliteit en hulp. Deze worden geuit in een zangvorm. De schrijvers van de psalmen drukten hun ware gevoelens uit, of ze nu God prijzen voor zijn zegeningen of klagen in tijden van nood. Een bekend voorbeeld is Psalm 50, waar David zijn berouw toonde nadat hij was vreemdgegaan. In deze psalm vraagt David om vergiffenis en reiniging van de zonden die hij is begaan. Deze psalm, maar ook vele andere psalmen die zijn geschreven, en die ieder een eigen betekenis of verhaal hebben, kunnen wij gebruiken en in onze gebeden aan God toezingen.

Er zijn veel dingen die we kunnen leren van David. Uit het verhaal waar David Goliath verslaat, kan je opmaken dat met de kracht van God alles kan, zoals de kracht die ‘‘de kleine David’’ kreeg om de ‘‘reus Goliath’’ te verslaan. Ook hebben we geleerd wat psalmen zijn, hoe het in onze kerkelijke dienst worden gebruikt, en waarvoor het dient. Wat David ons ook leert, is hoe we moeten communiceren en bidden tot God.

Salomo was de derde en laatste koning van het Verenigd Koninkrijk Israël en de zoon van David en Batseba, van wie hij de troon heeft opgevolgd. De naam van Salomo betekent ‘vrede’, wat erg toepasselijk was omdat er na het tijdperk van zijn vader David, de rust was wedergekeerd. Salomo regeerde over het Koninkrijk van Israël tussen 972-932 v. Chr. Het verhaal van Salomo komt voor in I Koningen 1-11, I Kronieken 23-29 en II Kronieken 1-9. Hier wordt verteld over zijn wijsheid, zijn grote koninkrijk en de start van de bouw van de eerste tempel in Jeruzalem.

Tijdens een droom mocht Salomo één wens doen van God. Salomo kon kiezen uit bijvoorbeeld rijkdom, een lang leven of de dood van zijn vijanden. Hij koos echter voor wijsheid. God was tevreden met zijn keuze en maakte hem de wijste man die ooit heeft geleefd. Omdat hij een wijze wens had gedaan kreeg hij ook roem, rijkdom en een lang leven zolang hij zich hield aan de geboden.

Een bekend verhaal waar zijn wijsheid naar voren komt, is het verhaal met de twee moeders.

Twee moeders die in hetzelfde huis woonden, kregen ongeveer op hetzelfde moment een baby. Een van de baby’s was gestorven tijdens zijn slaap. De twee moeders kregen over van wie de levende baby was. Daarom vroegen ze Salomo om hulp. Hij stelde voor om de baby in tweeën te hakken en eerlijk te verdelen. De ene moeder accepteerde het idee, de ander zei dat ze liever het kind levend wilde hebben bij de andere moeder dan het te doden. Salomo wist daardoor dat de tweede moeder de echte moeder van het kind was. Uit dit verhaal bleek dan ook dat Salomo wijs was en wist hoe hij problemen moest oplossen.

Drie jaar nadat Salomo koning werd gaf hij de opdracht om de bouw van de tempel van Jeruzalem in gang te zetten, een idee wat zijn vader David eigenlijk al wilde waarmaken. Dit was toen niet toegestaan door God ten boodschap van de profeet Natan. De reden voor dit verbod was omdat David een krijgsman was, oorlogen had gevoerd en veel bloed had vergoten. Nadat Salomo de blauwdruk van het ontwerp van de tempel had gekregen van zijn vader, zette hij de bouw in gang. De tempel werd uiteindelijk gebouwd in 7 jaar. De tempel is na honderden jaren gebruik en dienen verwoest in 586 v.Chr. door het Babylonische ballingschap van Nebukadnezar II.

Het rijkdom waar Salomo over regeerde was van immense grootte. Salomo heerste namelijk over het grootste grondgebied dat Israël ooit in de geschiedenis van het bestaan heeft gehad.. Het koninkrijk reikte vanaf de Rivier de Eufraat tot het land van de Filistijnen en de grens van Egypte. De mensen in het koninkrijk van Salomo leefden dan ook in vrede, in tegenstelling tot het koninkrijk van David. In de 42 jaar dat Salomo regeerde is er geen oorlog gevoerd. Niet alleen de mensen in het koninkrijk van Salomo zelf wisten van alle rijkdom en wijsheid, ook leiders uit andere landen wisten van zijn wijsheid en kwamen vanuit de verste landen naar hem toe om hem wijsheid te raadplegen en zijn wijsheid te testen.

Er is heel veel te leren van koning Salomo. We kunnen nooit net zo wijs worden als hij, maar we moeten wel proberen om zijn de wijsheid, die staat beschreven in de Bijbel, toe te passen in onze leven en zo dicht mogelijk bij hem in de buurt te komen. God geeft ons in onze leven keuzes. Het is onze taak om wijze keuzes en beslissingen te maken die goed zijn voor iedereen. Deze wijze keuzes kunnen gemaakt worden door naar God te bidden en om inzicht te vragen.

Amos behoort tot één van de twaalf profeten. Amos was een profeet die vermoedelijk werkzaam was tussen 760-750 v.Chr. Amos schreef in een tijd van relatieve vrede en voorspoed, maar ook in een tijd van verwaarlozing van Gods wetten. Hij sprak zich uit tegen een toegenomen ongelijkheid tussen de zeer rijken en de zeer armen. Zijn belangrijkste thema’s waren gerechtigheid, Gods almacht en het goddelijk oordeel.

Amos werd door God naar het noordelijke rijk van Israël gestuurd om daar te profeteren tegen het volk van Israël en de koning, Jerobeam II. Jerobeam II regeerde van 786 tot 746 voor Christus. Amos kreeg visioenen van God met de boodschap dat er onheil naderde. In het eerste visioen kwam er een sprinkhanenplaag gevolgd door een visioen met een verterend vuur. Vervolgens zag hij de gestalte van God met een paslood (een instrument) waarmee hij de breuken in de muur opnam en waarnam dat deze niet te herstellen was (Amos 7: 8-9). Het derde visioen dat Amos kreeg liet zien dat er geen hoop meer was voor Israël en dat er niks was dat God kon stoppen  (Amos 8:2-3).

Er is veel te leren van de boeken van Amos. Omdat er grote verschillen waren tussen de rijke en de arme, zei Amos het volgende: “Laat het recht stromen als water, de gerechtigheid als een altijd stromende beek” (Amos 5:24). Het woord ‘‘recht’’ betekent hier dat we acties moeten nemen om het onrecht tegen te gaan. Ook staat er het woord gerechtigheid. ‘‘Gerechtigheid’’ betekent  dat er gelijkheid heerst tussen de mensen ondanks de verschillen. Dit wil zeggen dat we iedereen gelijk moeten behandelen en liefhebben. Dit is ook wat Jezus heeft gezegd in Mattheüs 22:39.

Een ander boodschap voor ons is dat we dichtbij de Heere moeten zijn. We moeten niet afdwalen van het pad des levens (Psalmen 16:11), want alleen dan kan je echt leven (Amos 5:4 en 5:14).

Naast alle verwoesting is er ook herstel beloofd door de Heere. Er staat dat de Heere Israël op den duur zal herstellen, wat is afgebroken zal God zelf weer oprichten. Dit heeft Hij al gedaan, namelijk het Koninkrijk van Jezus dat regeert over alle naties over de wereld (Amos 9: 11-15).

Door middel van het boek van Amos spreekt God ons aan op drie fundamentele elementen om Hem op een correcte manier te aanbidden: (1) Je moet acties ondernemen om onrecht tegen te gaan, (2) om gerechtigheid na te streven en (3) om anderen lief te hebben zoals jezelf.

Job was een rijke en gezonde man die met zijn familie en een grote kudde dieren leefde in het land Uz. Job komt voor in het gelijknamige boek ‘Job’. Job staat bekend als een man die erg loyaal is aan God en wordt in de Bijbel ook beschreven als een rechtschapen en onberispelijke man die het kwaad vermeed. In het boek Job, wordt Job zijn geloof op de proef gesteld door God.

Vroeger geloofden mensen dat wie goed leeft, goed beloont zal worden en wie slecht leeft, zal worden gestraft. Job was een voorbeeld van een goed persoon. Satan zei tegen God dat Job alleen goed leefde, omdat hij daarvoor werd beloond. Dus Satan stelde voor om alle bezittingen van Job te verwijderen om zo te zien of hij daadwerkelijk een goed persoon is. Met de toestemming van God deed Satan dat ook. Op een middag krijgt Job van een boodschapper te horen dat er een groep Sabeeërs plotseling het land waren binnengedrongen en het vee hadden geroofd en de knechten hadden gedood met zwaarden. Nog voordat de boodschapper was uitgesproken, kwam er een andere boodschapper met het bericht dat er een verwoestende bliksem uit de hemel alle schapen, geiten en knechten trof die hen allemaal verteerde. Ook hij was nog niet uitgesproken of er kwam weer een volgende boodschapper met het bericht dat de Chaldeeën Job zijn land van drie kanten hadden binnengedrongen en zo de kamelen mee hadden genomen en de resterende knechten hadden vermoord. Tot slot kwam de laatste boodschapper met het bericht dat de familie van Job tijdens het drinken werd getroffen door een hevige storm die hun allemaal doodde. ‘‘Ondanks alles zondigde Job niet en maakte hij God geen enkel verwijt.’’ (Job 1: 22)

Hierna kwamen een paar van Job zijn vrienden om hulp te bieden. Ze namen allemaal aan dat Job iets slechts had gedaan en hij daarom een ‘‘straf’’ verdiende. Iedereen weet dat God wijs en rechtvaardig is en dat God de wereld regeert volgens zijn rechtvaardigheid. Job begint te twijfelen. Als God echt rechtvaardig is en Job niets fouts heeft gedaan, waarom wordt hij dan gestraft? Hij wordt woest en noemt God oneerlijk en corrupt en eist dat God moet uitleggen waarom God hem zo erg had gestraft.

In de volgende editie zul je lezen wat Gods antwoord zal zijn op de vraag van Job.

In de vorige editie kon je lezen hoe profeet Job alles wat hij bezat verloor, Satan wilde Jobs geloof ultiem testen. Job werd woest, noemde God onrechtvaardig en corrupt, en eiste God om uit te leggen waarom hij zo erg is gestraft.

Na lang wachten krijgt Job eindelijk een antwoord, vanuit een storm verschijnt God en neemt hem mee op een virtuele tour van het universum, God laat Job alles zien wat er is en stelt Job vragen die ver boven hem uit gaan, waarop hij antwoordt: ‘Ik ben onaanzienlijk. Wat zal ik u antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. Ik heb eenmaal gesproken en zeg niets meer, tweemaal – en doe er het zwijgen toe.’ (Job 40:2-5). God heeft hiermee zijn eerste punt gemaakt, Job zijn vele beschuldigingen van goddelijke nalatigheid of incompetentie hebben gefaald. Het blijkt dat God elk deeltje en schepsel in Zijn wereld intiem kent en meer over hen weet dan Job kan bevatten.

Later zegt God: ”Sta op, Job, wapen je; ik zal je ondervragen, zeg mij wat je weet. Wil je mijn recht loochenen, wil je mij schuldig verklaren en zelf vrijuit gaan? Is jouw arm net zo sterk als die van God, heb jij zo’n donderstem als Hij?’‘ (Job 40: 6-9). God maakt hiermee Zijn tweede punt, God vraagt na de tour of Job over alles wil regeren over elk persoon op elk moment van de dag volgens het principe dat alle goede daden beloont moeten worden en dat alle slechte daden gestraft moeten worden. Hierop beseft Job dat deze taak onmogelijk is omdat dit een besturing is van seconde tot seconde en dat de mensheid hieronder zou vallen. Job weet niet wat hij vraagt als hij eist dat God het strikte principe van vergelding gebruikt om elke goede daad te belonen en elke slechte te straffen. In theorie klinkt het goed, maar in de praktijk zou het een universum creëren waar geen mens ooit de kans zou krijgen op vallen en opstaan of, belangrijker nog, op groei en verandering. Dit neemt dan ook de vrijheid weg die God de mens heeft gegeven.

Verder beschrijft God twee schepsels de Behemoth en de Leviathan ze staan symbool voor chaos en gevaar. Deze dieren zijn niet kwaadaardig, maar ook niet veilig. God beschrijft hiermee de wereld. De wereld is net als deze twee schepsels geordend en prachtig, maar ook wild en soms gevaarlijk.. Voor de vraag waarom lijden mensen in de wereld heeft God als antwoord dat de wereld een prachtige plek is waar lijden niet kan worden voorkomen

Job vroeg God om Gods gerechtigheid uit te leggen. God laat zien hoe complex alles is en dat we moet vertrouwen op Gods wijsheid. Job heeft spijt van zijn uitspraak en hij reageert met nederigheid. Tenslotte zegt God dat de vrienden van Job fout zaten over Gods gerechtigheid. Job krijgt zijn familie, gezondheid en al zijn bezittingen weer terug niet omdat hij goed deed, maar als een geschenk van God.

Het boek van Job geeft ons mee dat wij Gods wijsheid moeten blijven vertrouwen wanneer we in een moeilijke situatie zitten in plaats van zoeken naar redenen waarom zoiets gebeurd. Ook leren we dat we bij moeilijkheden Gods hulp moeten zoeken en dat we erin moeten geloven dat God ons helpt en weet wat God doet.

Mozes is een belangrijke Joodse profeet in de Bijbel. Hij komt in het Oude Testament voor in het boek Exodus. In dit boek wordt Mozes geboren in een periode waarin de farao van Egypte heeft bevolen dat elke mannelijke Hebreeër verdronken moet worden. Om Mozes te beschermen legt zijn moeder hem in een mand in de Nijl, waar hij uiteindelijk wordt opgemerkt door de dochter van de farao. Zij adopteert hem als haar eigen kind en voedt hem op als een prins aan het hof van de farao.

Toen Mozes steeds ouder werd, merkte hij steeds meer hoe het Hebreeuwse volk werd behandeld door de Egyptenaren en hoe hard ze als slaven moesten werken. Op een gegeven moment zag hij hoe een Hebreeuwse man door een Egyptenaar werd geslagen. Hij keek om zich heen en toen hij zeker wist dat de kust veilig was, sloeg hij de Egyptenaar dood. Toen de farao dit te horen kreeg wilde hij Mozes doden. Mozes vluchtte onmiddellijk weg van Egypte naar het land Midian. Op de berg Horeb, in Midian, sprak God tot Mozes via een brandende struik. Daar vertelde God aan Mozes dat Hij hem had gekozen om de Israëlieten te leiden uit Egypte. Mozes zei dat hij dat niet kon, maar God liet hem zien dat alles kon door zijn staf te veranderen in een slang. Mozes ging samen met zijn broer Aäron naar de farao om te vragen of de Israëlieten het land mochten verlaten, maar de farao liet dat niet toe. Nadat God 10 zware plagen op de farao en de rest van het volk had gestuurd, kregen Mozes en Aäron toestemming de Israëlieten te bevrijden. Het vluchten ging niet zonder slag of stoot. De farao had al snel spijt van zijn besluit en ging gelijk achter Mozes en het volk aan. Toen Mozes te horen kreeg dat de farao hen naderde, splitste Mozes met de kracht van God de Rode Zee, wat ervoor zorgde dat de Israëlieten op deze manier de Egyptenaren konden afschudden.

In de derde maand, op precies dezelfde dag dat ze uit Egypte waren weggetrokken, kwamen de Israëlieten terecht in de Sinaïwoestijn waar ze zich moesten heiligen en wassen om zich zo voor te bereiden op de neerdaling van God. De derde dag brak aan en God daalde neer op de bergen. Het begon te donderen en te bliksemen en de Sinaï was volledig in rook gehuld, omdat God was neergedaald in het vuur. God nam Mozes mee naar de top van de berg en sprak de tien geboden uit, samen met alle andere regels uit die de Israëlieten moesten naleven. Nadat de Heer alle regels had uitgesproken, gaf hij hem twee stenen platen van het verbond, die door Gods vinger waren beschreven. Na 40 dagen en nachten keerde Mozes terug naar het volk waar hij hen zag dansen rondom een gouden kalf. Ook deden ze brandoffers en vredeoffers. Uit woede smeet hij de platen op de grond, wat resulteerde in het breken van de platen. Hij greep het gouden kalf, gooide het in het vuur en liet hen het as van het kalf, gemengd met water, opdrinken. De volgende morgen vroeg Mozes God om vergeving en vervolgden ze de tocht. Mozes kreeg ook nieuwe platen. Na 40 jaar lopen door de woestijn, kwam het volk aan op de berg Nebo. Vlak voor zijn sterven wierp Mozes bovenop Nebo een blik op het beloofde land, nadat hij het volk Israël had gered uit Egypte.

Wat kunnen wij nu leren van het verhaal van Mozes? Het eerste wat sterk te zien is, is het vertrouwen van Mozes in God. Op de berg Horeb zei Mozes meerdere malen dat hij niet goed genoeg was om de Israëlieten te leiden en dat er een ander moest komen in zijn plaats. Ondanks dat zei God tegen Mozes dat hij altijd bij hem zou blijven. Zo moeten wij ook als wij tegen iets lastigs aanlopen vertrouwen op God dat alles goed komt, ‘’vertrouw op God met heel uw hart en steun niet op je eigen verstand’’ (Spreuken 3:5). Ten tweede zien we ook het geloof van Mozes. Toen hij en het volk vast leken te zitten tussen de Rode Zee en het Egyptische leger, geloofden ze dat God iets zou doen om hun te beschermen. Wat dat was, wisten ze niet. Totdat God zelf de wateren scheidde. Ten slotte moeten we proberen om God net zo lief te hebben zoals Mozes dat deed. Door de tien geboden te volgen leren wij liefde voor God en liefde voor elkaar te hebben.

Simson is een Israëlische krijger en rechter in de Bijbel die bekend staat om zijn lange haren en zijn uitzonderlijke kracht. Zijn verhaal komt voor in het boek Rechters hoofdstuk 13 tot en met 16. Hij behoorde tot de stam van Dan en was het nageslacht van Manoach. In de tijd waarin Manoach leefde, waren de Israëlieten slechter dan Filistijnen. Ze zondigden veel en volgden niet de regels van God. De Israëlieten werden 40 jaar lang onderdrukt door de Filistijnen, maar God had een plan om de Israëlieten te bevrijden.

Op een dag verscheen er een engel van God bij de vrouw van Manoach, zij was een onvruchtbare vrouw die nooit kinderen heeft kunnen krijgen. De engel kwam met de boodschap dat de vrouw van Manoach een zoon zou krijgen die de Israëlieten zou redden van de Filistijnen. De zoon zal leven als een Nazireeër. Een Nazireeër mocht geen wijn drinken en zijn haar niet laten knippen. Haar zoon noemde zij Simson.

Door de loop van de jaren maakte Simson vele ruzies met de Filistijnen en vermoordde hij er ook veel. Hierdoor zagen de Israëlieten Simson als een probleem en leverden ze hem uit bij de Filistijnen. Simson ontsnapte deze greep en doodde duizend Filistijnen met een ezelskaak. ¹⁶‘Met een ezelskaak heb ik hun botten gekraakt. Met een ezelskaak heb ik er duizend geraakt!’ (Rechters 15:16).

Simson werd hierna verliefd op een vrouw genaamd Delila. De hogere machten van de Filistijnen gaven haar de opdracht erachter te komen waarin Simsons machtige kracht schuilde. Na 3 pogingen van Delila om Simson over te halen, werd ze het zat en bleef ze Simson ergeren met allerlei verwijten tot hij het niet meer uithield, hij vertelde haar zijn geheim: ¹⁷‘Nog nooit heeft een scheermes mijn hoofd aangeraakt,’ vertrouwde hij haar toe. ‘Dat is omdat ik al vanaf de moederschoot als Nazireeër aan God gewijd ben. Als mijn hoofdhaar zou worden afgeschoren, zou mijn kracht me in de steek laten en zou ik net zo zwak zijn als ieder ander.’ (Rechters 16:17). Terwijl Simson sliep bonden ze hem vast en knipten ze zijn haren af waardoor hij niet kon loskomen. De vorsten namen hem gevangen, staken zijn ogen eruit en zetten hem vast in Gaza.

Om te vieren dat de Filistijnen Simson hadden gevangen, besloten ze een groot offerfeest te geven. Ze haalden Simson erbij en zetten hem, tussen twee grote pilaren waarop de tempel rustte zodat iedereen zich kon vermaken. Simson riep God om hulp en bad: ²⁸‘HEER, mijn God, denk toch aan mij! Geef me alstublieft nog eenmaal genoeg kracht, zodat ik me voor minstens één van mijn beide ogen op de Filistijnen kan wreken.’ (Rechters 16:28). Hij pakte de twee pilaren vast en riep: ³⁰‘Mijn dood zal de dood zijn van de Filistijnen!’ (Richters 16:30). Hij duwde uit Gods macht de pilaren omver en de tempel stortte in. Op dat moment stierven er 3000 Filistijnen.

Uit het verhaal kunnen we opmaken dat wij geroepen zijn om een ‘heilig leven’ te leiden. De slechte dingen, die hierop aarde als normaal worden gezien, moeten wij niet doen. Met heilig wordt in deze context bedoeld als het niet zijn zoals de anderen maar gescheiden zijn voor het doel van God. De Nazireeër belofte is net als de doop, het definieert onze toewijding aan God. Het is dan ook ons doel om niet gelijkvormig te zijn met de wereld waar we in leven, maar om te leven op de manier zoals God het wil om God zo te dienen. Leef volgens de Wil van God. ¹Broeders en zusters, met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u. ²U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is.’ (Romeinen 12:1-2). Elke dode vis kan met de stroom meegaan, maar alleen een sterke kan tegen de stroom ingaan. Ook kunnen we zien dat Simson keuzes had, bijvoorbeeld het kiezen van Filistijnse vrouwen. God gaf ons de vrijheid om keuzes te maken, maar niet om de consequenties van die keuzes te kiezen. Elke keuze die wij maken kan ons dichter bij God brengen of juist verder weg drijven.

Gideon was in de Bijbel een rechter voor de Israëlieten. Hij komt in de Bijbel voor in het gelijknamige boek ‘Rechters’ vanaf hoofdstuk 6 tot en met 8. Gideon was het nageslacht van Joas en behoorde tot de stam van Manasse. Gideon werd door God verkozen om de zondige Israëlieten, die dingen deden wat slecht was in de ogen van God, te bevrijden van een zevenjarige greep van de Midjanieten, Amalekieten en nog een paar andere woestijnvolken die uit het oosten kwamen.

Omdat de Israëlieten zo slecht leefden, had God hen uitgeleverd aan het volk van Midjan. Het volk Midjan had de Israëlieten het zeven jaar lang onderdrukt en geplunderd. Ook al waren de Israëlieten God vergeten, hield God toch van hen. Na zeven jaar onderdrukking smeekten de Israëlieten God tot hulp en kwam God tevoorschijn aan Gideon met de boodschap dat Gideon de Israëlieten zal bevrijden met Gods hulp. Gideon wist niet zeker of hij dat kon, hij was immers de jongste zoon uit een arm gezin. Hij wilde daarom God testen om zeker te zijn dat het mogelijk was om de Midianieten en de Amalekieten te verslaan.¹⁵Mag ik u vragen,’ antwoordde Gideon, ‘hoe zou ik Israël kunnen bevrijden? Mijn familie heeft in onze stam, Manasse, niets in te brengen, en ikzelf ben de jongste van de familie.’’ (Rechters 6:15).

Ten eerste vroeg Gideon om regen te laten vallen op een stuk wol zonder dat het land eromheen nat werd en God liet het gebeuren. “³⁹Toen zei Gideon tegen God: ‘’U moet niet kwaad op me worden als ik nog één keer aandring, maar ik wil nog een laatste proef nemen: nu moet de wol droog blijven en de grond eromheen nat zijn van dauw.’’ (Rechters 6:39)”. Ook dat liet God gebeuren en Gideon vertrouwde erop dat hij met zijn mannen en de kracht van God Israël kon bevrijden.

God gaf Gideon de opdracht om een leger samen te stellen. Het leger mocht alleen niet te groot zijn, omdat God de Israëlieten duidelijk wilde maken dat alleen God de Israëlieten kon redden uit Midjan en dat de Israëlieten het niet op eigen kracht konden met een groot leger. Ten eerste liet Gideon de bange soldaten naar huis gaan. Twintigduizend man verliet het kamp en tienduizend man bleef over. Vervolgens liet Gideon de overgebleven mannen water drinken uit een rivier, degenen die het water als een hond likten, mochten meevechten voor de vrijheid van Israël. Er bleef 300 mannen over. De 300 mannen werden opgesplitst in 3 groepen. Ze moesten met hoorns en vazen de Midjanieten wegjagen en schreeuwen: ‘’¹⁸Voor de HEER en Gideon!’’ (Rechters 7:18). De Midjanieten waren zo in de war dat sommigen met elkaar vochten. De meesten vluchtten weg.

Uit het verhaal van Gideon kunnen we leren dat God vergevingsgezind is. Ondanks de fouten die de Israëlieten keer op keer hebben gemaakt, heeft God ze gered en krijgen ze een kans zich weer te richten op God. Wat ook terugkomt in het verhaal, is hoe de mensheid eenvoudig van Gods pad kan afdwalen en herhaaldelijk dezelfde fouten kan maken, iets wat erg menselijk, maar zeker ook te vermijden is. Hoe wij dit kunnen voorkomen is door God in onze gebeden te vragen ons bij te staan in de zondige wereld waarin wij leven. Door te bidden wordt onze persoonlijke band met God sterker. Ook de Bijbel is een erg belangrijk middel voor het volgen van het goede pad. Door de Bijbel te lezen, leren wij Gods wil beter kennen. Hierdoor weten wij hoe wij als gelovige dienen te leven en zijn we op deze manier spiritueel met God verbonden. Door op deze manieren de band met God sterk te houden, dwalen wij niet van het pad af wat ons leidt richting het eeuwige leven en proberen wij een zo goed mogelijk leven te leiden.

Obadja was een profeet die leefde in de tijd van de nakomelingen van Esau, de broer van Jakob. De nakomelingen van Esau leefden toentertijd erg slecht. De naam Obadja betekent ‘’Dienaar van de HEER.’’ Naast het feit dat Obadja behoort tot één van de twaalf kleine profeten, is er niets over hem bekend. Het gelijknamige boek Obadja is gebaseerd op een profetisch visioen over de val van Edom, een in de bergen wonende natie wiens stamvader Esau was. Obadia beschrijft een ontmoeting met God, die de arrogantie van Edom aanpakt en hen beschuldigt van “geweld tegen je broer Jacob.” Het verhaal van Obadia is beschreven in 21 verzen, wat het ook het kortste boek in de bijbel maakt.

Het volk van Edom en Israël delen een voorvader, namelijk Abraham. Abraham verwekte Isaak en Isaak verwekte Jakob en Esau. De kleinkinderen van Jakob vormden Israël en die van Esau vormde Edom. De haat die Esau had naar Jakob, omdat zijn eerstgeboorterecht van hem was ontnomen, werd dan ook voortgezet door de generaties heen. Vele jaren na de dood van Jakob en Esau leefde het volk van Israël onder een greep van de Babyloniërs, hun landen werden geplunderd en ze werden vermoord. Tijdens deze ballingschap keek het volk van Edom niet alleen toe, maar waren ze ook betrokken bij de slechte daden die werden verricht op het Israëlische volk. Ze waren een soort rechterhand van het Babylonische rijk.

De dag kwam dat God sprak via Obadja en vertelde hoe Hij Edom zou neerhalen. God sprak niet alleen over Edom, maar over alle heidenvolken die vele zonden begingen en zichzelf hoger zagen dan anderen: ‘’¹⁵Maar de dag van de HEER is nabij voor alle volken; dan zal met jou gedaan worden wat jij met hen gedaan hebt, dan zullen je daden je op je eigen hoofd neerkomen.’’ (Obadja 1:15). Het boek eindigt met een stuk waarin wordt verteld over een tijd die zal komen waarin het Koninkrijk van God op de aarde zal vestigen: ‘’¹⁹Het volk van Jakob zal de Negev en het bergland Esau in bezit nemen, het heuvelland en het gebied van de Filistijnen, en ook de gebieden van Efraïm en Samaria, en Benjamin en Gilead. ²ºDe ballingen uit Israël, een legermacht geworden, zullen het land van de Kanaänieten veroveren tot aan Sarefat, en de ballingen uit Jeruzalem, nu nog in Sefarad, zullen de steden van de Negev in bezit nemen. ²¹Bevrijders zullen de Sion opgaan en regeren over het bergland van Esau – en aan de heer zal het koningschap toebehoren.’’ (Obadja 1:19-21)

Van het verhaal van Edom kunnen we leren dat we ons niet hoog mogen voelen tegenover anderen, maar juist nederig. Edoms trots en egoïsme laat zien wat voor grote valkuil het uiteindelijk is in de toekomst. Ook kunnen we leren dat wij onze rug niet moeten keren richting onze broers en zussen. In tijden van moeilijkheden en nood moeten wij klaar staan voor elkaar en God niet vergeten door elke dag te bidden en Zijn hulp te vragen. Tot slot moeten we niet vergeten dat de dag des oordeels elk moment kan komen. Wij moeten ons hierop voorbereiden door naar God te bidden, te vragen naar zijn vergeving en om over ons te ontfermen.

Noach is een man die in de Bijbel bekend staat om de Ark die hij heeft gebouwd. Noach’s verhaal komt voor in het boek Genesis vanaf hoofdstuk 6 tot en met 9. Noach leefde in een tijd waar niemand God nog gehoorzaamde, hij en zijn gezin waren de enige die dat nog wel deden. God kreeg spijt van het schapen van de mens en stuurde een zondvloed. Velen denken dat God boos was op de mensheid en dat de vloed een manier was om Zijn woede te uiten, maar God was juist verdrietig. Omdat Noach de enige was die wel gehoorzaam was aan God, gaf God Noach de opdracht een Ark te bouwen waarin hij en zijn gezin konden schuilen.

De tijd waarin Noach leefde was de aarde in de ogen van God verdorven en vol onrecht. Adam en Eva aten van de boom waar ze niet van mochten eten, Kaïn had zijn broer vermoord en de generaties daarna zaten vol met slechte mensen. Toen God zag dat de aarde door en door slecht was zei Hij tegen Noach: ‘’¹³Ik heb besloten een einde te maken aan het leven van alle mensen, want door hen is de aarde vol onrecht. Ik ga hen vernietigen en de aarde erbij.’’ (Genesis 6:13). God gaf Noach de opdracht een Ark te bouwen voor hem en zijn gezin, daar deed hij 120 jaar over. In die ark moesten ook van elk rein dier zeven paren mee, een mannetje en een vrouwtje. Van elk onrein dier moest er één paar mee.

De vloed overstroomde de aarde veertig dagen lang, zelfs de hoogste bergen kwamen onder water te staan. Ook werd alles wat er op aarde bestond weggevaagd. Na enige tijd zakte het water en liep de ark vast op het Araratgebergte. Noach liet een duif los om te zien of het water verder gedaald was, de duif kon nergens een plekje vinden en kwam terug. Noach wachtte nog zeven dagen en liet de duif opnieuw los, ze kwam niet meer terug. De aarde was drooggevallen. Noach bouwde een altaar voor God, daarop bracht hij brandoffers van al het reine vee en alle reine vogels. ”²¹De geur van de offers behaagde de HEER, en Hij zei bij Zichzelf: Nooit weer zal Ik de aarde vervloeken vanwege de mens, want alles wat de mens uitdenkt, van zijn jeugd af aan, is nu eenmaal slecht. Nooit weer zal Ik alles wat leeft doden, zoals Ik nu heb gedaan. ²²Zolang de aarde bestaat, zal er een tijd zijn om te zaaien en een tijd om te oogsten, zal er koude zijn en hitte, zomer en winter, dag en nacht – nooit komt daar een einde aan.’’ (Genesis 8:21-22). Tot slot liet God een regenboog aan de hemel verschijnen met de belofte dat de aarde nooit meer op deze manier vernietigd zal worden. Dit is daarom een symbool geworden van hoop en de trouw van God.

Van Noach kunnen we veel leren, hij is niet zomaar een persoon in de Bijbel. Als eerst kunnen we zien dat de aarde vol met slechte mensen was en dat God daar verdrietig van werd, van alle zonden die mensen hebben begaan. Hoe zit dat nu, zijn de mensen van nu beter dan vroeger? Ook nu zondigen wij veel en raken verleidt net als de mensen vroeger; we maken bijvoorbeeld ruzie of zijn jaloers op wat iemand anders heeft. Ook al is er veel verleiding in de wereld moeten we net als Noach lopen door de wereld met God en niet omkijken naar die verleidingen. We kunnen ook zien dat Noach vertrouwde op het woord van God, hij hoefde de grote storm niet te zien, maar vertrouwde erop dat God juist is en de storm ging komen. Ten slotte zien we het doorzettingsvermogen van Noach, hij bouwde 120 jaar aan de ark zonder op te geven, dit terwijl iedereen om hem heen hem uitlachte.

Ruth was een vrouw die leefde in het land Moab en staat bekend als de overgrootmoeder van koning David. Het verhaal van Ruth komt voor in het gelijknamige boek “Ruth”. Het boek van Ruth bestaat uit 4 hoofdstukken. In dit verhaal is te lezen hoe Ruth loyaliteit toont aan Noömi, onlangs een periode van vele moeilijkheden en hoe dat leidt tot een mooi eind door het doel van God.

In de dagen van richters was er een hongersnood in het land. Een man uit Bethlehem genaamd Elimelech ging naar het land Moab met zijn vrouw en twee zonen, omdat daar wel voedsel was. Zijn vrouw heette Noömi en zijn zonen heetten Machlon en Kiljon. Na een paar jaar later stierf Elimelech. De twee zonen trouwden beide met een Moabitische vrouw. De een met Orpa en de andere met Ruth. Na daar ongeveer 10 jaar te hebben geleefd, stierven ook Machlon en Kiljon. Noömi, de moeder van Machlon en Kiljon, bleef achter zonder man of zoon. Toen ze hoorde dat er geen armoede meer was in Juda, maakte ze zich klaar om samen met Ruth en Orpa te vertrekken richting Juda. Onderweg zei Noömi tegen Orpa en Ruth dat ze weer terug moesten keren naar Moab. Alleen Orpa ging terug, Ruth bleef bij haar schoonmoeder. ‘’¹⁶Maar Ruth antwoordde: ‘Vraag me toch niet langer u te verlaten en terug te gaan, weg van u. Waar u gaat, zal ik gaan, waar u slaapt, zal ik slapen; uw volk is mijn volk en uw God is mijn God’’. (Ruth 1:16)

Toen zij eenmaal aankwamen in Bethlehem waren de mensen verbaasd dat Noömi terug was, Noömi kon alleen blijven rouwen. Ze wilde dat mensen haar Mara noemden, wat “bitter” betekent, omdat God haar bitterheid had aangedaan. ‘’²¹Toen ik hier wegging had ik alles, maar de HEER heeft mij met lege handen laten terugkomen. Waarom mij nog Noömi noemen, nu de HEER zich tegen mij heeft gekeerd, nu de Ontzagwekkende me kwaad heeft gedaan?’’ (Ruth 1:21) In Bethlehem was een welvarende man die familie was van Noömi, zijn naam was Boaz. Ruth ging naar de akker om het graan dat op de grond was gevallen en was achtergelaten door de maaiers op te pakken. Op deze manier hoopte ze genade te vinden in de ogen van de maaiers en Boaz. Boaz vroeg zich af wat Ruth deed op zijn akker en een knecht legde uit dat zij Moab achterliet om voor haar schoonmoeder te zorgen. Boaz liet haar samen eten met hem en zijn knechten. Daarnaast gebood zijn knechten om extra graan op de grond te laten vallen en Ruth met rust te laten. Enige tijd later zei Noömi tegen Ruth dat zij haar zelf moest wassen en mooi moest maken om een opdracht uit te voeren. Noömi wilde namelijk dat Ruth bij het voeteneinde van Boaz ging liggen op het moment dat hij al in slaap was gevallen. Midden in de nacht werd Boaz wakker en vroeg waarom Ruth sliep aan zijn voeteneinde. Ruth zei dat Boaz familie was van Noömi en vroeg of hij hun wilde beschermen. Uiteindelijk trouwde Boaz met Ruth en kregen ze een kind genaamd Obed.

In het verhaal valt op hoe weinig God wordt benoemd in het verhaal. De personen in de Bijbel praten wel over God, maar de schrijver daarentegen benoemt God geen een keer. God praat in het verhaal dus geen een keer met de personages in tegenstelling tot andere verhalen. Noömi denkt dat God haar straft en verliest haar vertrouwen in God en wijzigt zelfs haar naam, terwijl God bezig was met het herstellen van haar leven. Dit deed God door middel van het lef en loyaliteit van Ruth en de vrijgevigheid en loyaliteit die Boaz toont. Als ons iets slechts overkomt, moeten we in God blijven vertrouwen, hem meenemen in onze gebeden en hem vragen om hulp. Soms zien wij, mensen, het slecht in de dingen die gebeuren, echter leggen wij ons vertrouwen op God en bidden we dat wij dat God ons laat zien wat een goede keuze is. Dit laat zien dat het doel van God wordt behaald door de keuzes van mensen. Zo moeten wij ook goede keuzes maken om zo het doel van God te bereiken, wij christenen zijn het licht van de wereld. Wij moeten ons licht zo schijnen voor de mensen, dat zij onze goede werken zien en daarin de Vader, die in de hemelen is en wordt verheerlijkt.

Ester was een vrouw die leefde in het Perzische rijk, dat tegenwoordig Iran is. Ester komt voor in het gelijknamige boek ‘‘Ester’’. Het boek bevat 10 hoofdstukken waarin Ester wordt verkozen om de koningin te worden van Perzië.

Het verhaal begint met koning Ahasveros van Perzië, die 187 dagen lang uitgebreid aan het feesten is, om zijn grootheid en eer te laten zien. Hij vraagt zijn vrouw om naar het feest te gaan om haar schoonheid te laten zien, maar zij weigert. Uit boosheid houdt de dronken koning een schoonheidsverkiezing om een nieuwe koningin te vinden. In de Perzische hoofdstad Susa woonde een Jood genaamd Mordechai, hij was de pleegvader van Ester. Mordechai pikte het nieuws van de verkiezingen op en bracht Ester over naar het koninklijk paleis. Mordechai had haar op het hart gedrukt niet te vertellen uit welk volk of familie ze afstamde. Voordat Ester aan de beurt was, moest ze twaalf maanden lang een schoonheidsbehandeling doorbrengen: zes maanden werd ze behandeld met mirre en olie en nog eens zes maanden met balsem en andere schoonheidsmiddelen. Toen Ester aan de beurt was voelde de koning gelijk al meer liefde voor haar dan bij de andere vrouwen. Hij deed de hoofdband bij haar om en kroonde haar tot koningin. Een tijdje later, toen Mordechai in de koningspoort zat, hoorde hij twee lijfwachten een plan beramen om koning Ahasveros om te brengen. Hij besloot Ester ervan op de hoogte te brengen en zij vertelde het aan de koning. Hij bedankte Mordechai door hem met een gewaad om over het stadsplein met een paard te laten rijden als een teken van eer.

Haman, een afstammeling van de Amalekieten, kreeg van de koning de hoogste positie boven de rijksgenoten van het hof. De koning beval iedereen om te knielen voor Haman, maar Mordechai weigerde dit te doen. Toen Haman erachter kwam dat Mordechai niet knielde voor hem en dat hij een Jood was, werd hij woedend en nam hij het besluit om op de dertiende dag van de maand alle Joden te vermoorden. Mordechai kreeg dit te horen en begon te rouwen. Hij vertelde alles direct aan Ester. Samen bedachten ze een plan om de massamoord van Haman te stoppen. Op verzoek van Ester kondigde Mordechai in Susa een algehele vastenperiode van drie dagen aan. Na die periode ging Ester naar de koning toe en vroeg hem of hij samen met Haman die avond nog deel zou willen nemen aan een feestmaal die zij had bereid. Toen die avond aanbrak zei Ester: ⁸’‘Als de koning mij goedgezind is en als de koning genegen is mij te geven wat ik wil vragen en mijn wens te vervullen, laat de koning dan nogmaals met Haman bij mij komen en deelnemen aan een feestmaal dat ik voor hen zal bereiden. Morgen zal ik op de vraag van de koning antwoord geven.’’ (Ester 5:8). De dag daarna, op het tweede feestmaal, onthulde Ester dat ze Joods was en dat Haman van plan was haar volk uit te moorden. De koning werd woedend en besloot dat Haman moest worden vermoord. Haman werd opgehangen aan een paal die hij oorspronkelijk had neergezet om Mordechai te vermoorden. Mordechai kreeg de zegelring en alle bezittingen die Haman voorheen bezat.

In het verhaal van Ester is God geen een keer genoemd en alle werken lijken ‘toevallig’ en gebaseerd te zijn op ‘geluk’. Dat God nooit genoemd wordt of heeft gesproken, wil niet zeggen dat God geen werken en wonderen verricht. Het verhaal van Ester is het bewijs dat God op een geweldige wijze in onze levens is, zelfs als wij vergeten zijn dat God er is en luistert. Ook was te lezen dat voordat Ester naar de koning toe zou stappen, ze een verzoek deed aan Mordechai om een vastenperiode van drie dagen aan te kondigen in Susa. Wij verkeren ons nu ook in een vastenperiode en het vasten is belangrijk om ons van zonden af te houden die onze relatie met God verstoord.

Joël is een profeet die voorkomt in het gelijknamige boek ‘’Joël’’. Het is niet bekend waar Joël geleefd heeft. Het boek bestaat uit vier hoofdstukken en zet diepgaande ideeën uiteen over de zonden en het falen van de mens die leiden tot verwoesting in onze wereld. Daarnaast wordt verteld hoe God genade zal tonen aan de mensen die hun zonden opbiechten en bekennen. Tot slot wordt verteld hoe dit alles leidt tot de hoop dat God op een dag het kwaad zal verslaan en alles zal worden hersteld: de dag van de Heer.

Het boek begint met de aankondiging van een ramp. Joël vertelt dat er nog generatie op generatie gesproken zal worden over hoe erg de sprinkhanenplaag in Egypte was. Hij vertelt dat er opnieuw een soortgelijke zwerm zal komen. Deze zwerm zal dit keer niet door Egypte razen, maar tegen het volk van Israël. Joël kondigt vervolgens een vastentijd aan en roept dat de dag van de Heer nabij is.

Het tweede hoofdstuk bestaat uit twee delen: het naderend onheil en de belofte van herstel en zegen. In het eerste deel wordt gesproken over een inval van een machtig volk dat uit is op verwoesting: “Want het is de Heer – Zijn stem schalt voor Zijn leger uit, Zijn strijdkrachten zijn geweldig, Zijn bevel wordt met groot vertoon volbracht. Ja, groot en ontzagwekkend is de dag van de Heer, wie kan die dag doorstaan?” (Joël 2:11).

In het tweede deel van het tweede hoofdstuk kondigt Joël wederom een vastentijd aan en roept de mensen op om niet hun kleren te verscheuren, maar hun harten. Hierom roept Joël iedereen bijeen tot een plechtige samenkomst om te bidden en te smeken tot vergeving van de Heer. In de resterende hoofdstukken wordt er verder ingegaan op de dag van de Heer. Daarnaast worden nog kleine dingen besproken over de volken rondom Israël.

Wat we kunnen leren uit het verhaal van Joël is dat God niet uit is op vernietiging en verwoesting, maar onze harten. Hij zegt dan ook: “Keer nu terug tot mij met heel je hart en begin te vasten, te treuren en te rouwen. Niet je kleren moet je scheuren, maar je hart. Keer terug tot de Heer, jullie God, want Hij is genadig en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. Misschien herroept Hij zijn vonnis, komt Hij erop terug en laat Hij toch iets van zijn zegen over, zodat jullie weer graan en wijn kunnen offeren aan de Heer, jullie God.’’ (Joël 2:12-13).

Daarnaast leren we dat we diepe spijt moeten hebben van de zonden die wij, bewust en onbewust, hebben begaan. We moeten niet alleen toegeven dat we een zonde hebben begaan en verder gaan met ons leven, maar we moeten ook een diep verlangen hebben naar verandering. We moeten bereid zijn om onze zondige wegen volledig achter te laten en de weg te volgen die God ons leidt. We moeten dus niet alleen spijt hebben dat we betrapt zijn, maar ook dat we gepakt moesten worden.

Micha is een profeet uit de Bijbel die ook voorkomt in het gelijknamige boek ”Micha”. In dit boek  staan profetieën die door Micha zijn verkondigd over de ondergang van Jeruzalem, omdat er in Jerusalem onrecht heerst. Er wordt namelijk niet eerlijk met mensen omgegaan en ook het geloof in God gaat erg achteruit.

Micha leefde in een klein dorpje in de buurt van Jeruzalem. In die tijd was Israël gesplitst in twee aparte koninkrijken, het noordelijke en het zuidelijke koninkrijk. Beide koninkrijken waren erg opstandig tegen God. Micha waarschuwde hen dat God de Assyriërs op hen af zou sturen om het noordelijke koninkrijk binnen te vallen. Daarnaast zouden ze Jeruzalem, dat in het zuiden lag, veroveren. Tot slot zouden de Babyloniërs ook binnenvallen. Deze voorspellingen die Micha maakte, kwamen ook uit.

God belooft de mensen van Israël dat ze hun land weer terug zullen krijgen. Micha vertelt vervolgens dat er in het nieuwe Jeruzalem een nieuwe koning zal komen uit de familie van David, die geboren zal worden in Bethlehem en zal regeren over het volk van God. Waar Micha op doelt is Onze Heer Jezus Christus. Omdat Christus uit de familielijn van David komt, wordt Hij ook wel de zoon van David genoemd (zie Mattheüs 1).

Uit het verhaal van Micha kunnen we leren wat het betekent om God te volgen. Micha vertelt in eenn vers hoe het is om God te volgen, ‘⁸Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de Heer van je wil: niet anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg van je God te begaan.’’ (Micha 6:8).

In deze editie gaat het over de profeet Abraham en zijn beproevingen. Abraham, die eerder Abram werd genoemd, was de stamvader van het Joodse volk. Het verhaal van Abraham wordt opgesplitst in drie delen, waarin de gehoorzaamheid en het geloof van Abraham in God en de vele beproevingen die Abraham meemaakt na zijn vijfenzeventigste levensjaar centraal staan. In deze editie zullen we de belangrijkste gebeurtenissen met de belangrijkste boodschappen in het verhaal van Abraham voorleggen.

God gaf Abram de opdracht om weg te trekken uit het land waar hij woonde en al zijn familie en naasten te verlaten. God deed daarbij een aantal beloftes: ‘’²Ik zal je tot een groot volk maken, ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn. ³Ik zal zegenen wie jou zegenen, wie jou bespot, zal ik vervloeken. Alle volken op aarde zullen wensen gezegend te worden zoals jij.’’ (Genesis: 12:2-3) God wees Abram, Lot (de neef van Abram), Sarai (de vrouw van Abram), de knechten en het vee de weg naar het land Kanaän. Tijdens deze reis van Charan naar Kanaän maakte het gezelschap een tussenstop in Egypte. In deze tussenstop werd Abrams geloof al gelijk getest. Hij bedacht samen met Sarai een plan om bij aankomst in Egypte te liegen over hun huwelijk. Abram wilde voor zijn eigen bestwil niet vertellen dat Sarai zijn vrouw was en beweerde dat zij zijn zus was. Hij zei dit, zodat ze hem niet zouden vermoorden omdat zij zijn vrouw wilden hebben. Wat we hier lezen is dat Abram niet blind vertrouwde op de bescherming van God en ervoor koos om zelf zijn probleem op te lossen. Dat ging dan ook niet goed, de farao kwam via zware plagen achter dat Sarai de vrouw van Abram was. De farao beval Abram en Sarai onmiddellijk het land met al hun bezittingen te verlaten.

Abram was zeer rijk aan vee, zilver en goud en ook Lot had vee, runderen en tenten. Dit leidde tot onenigheid, aangezien de knechten van Abram en Lot ruzie kregen. Abram en Lot wilden de ruzie niet verergeren en besloten dat ze moesten hun wegen moesten scheiden. Lot vestigde zich rondom de Jordaanvlakte, terwijl Abram in Kanaän bleef. God zei tegen Abram: ‘’¹⁷‘Kom, doorkruis het land in zijn volle lengte en breedte, want aan jou zal ik het geven.’’’(Genesis 13:17). Abram pakte zijn tent en bouwde op die plek een altaar. Een tijdje later bevrijdde Abram Lot van de oorlog die in zijn land woedde.

Abram ontmoette een koning genaamd Melchisedek. Hij was de koning van de stad Salem, wat vrede betekent. Melchisedek was de allerhoogste priester van God en bracht Abram brood en wijn en zegende hem. Abram gaf hem daarop een tiende van alles wat hij bezat. Het brood en wijn verwijst naar de komst van Jezus Christus om de wereld te zegenen. Het geven van een tiende van Abram zijn bezit laat zien dat hij niet alleen aan zichzelf dacht. Zo moeten wij christenen ook een tiende van onze inkomsten aan anderen of de kerk geven. Door een tiende te geven wordt de rest van wat je houdt gezegend door God.

In de vorige editie werd verteld dat Abram van God de opdracht kreeg om te vertrekken uit Ur en naar het land Kanaän te gaan. Dit deed hij met Sarai, zijn neef Lot, al zijn knechten en het vee. Toen ze tijdens de reis naar het Beloofde Land een tussenstop maakten in Egypte, loog Abram dat zijn vrouw Sarai zijn zus was, omdat hij bang was dat de farao hem zou doden voor zijn vrouw. Vervolgens besloten Lot en Abram om op te splitsen, aangezien er onenigheden waren ontstaan tussen hun knechten. Tot slot kon je lezen dat Abram de hoogste priester van God, die Melchizedek heette, had ontmoet. Melchizedek gaf Abram gezegende brood en wijn, waarop Abram hem een tiende van alles wat hij bezat gaf.

In een visioen belooft God een hoge loon aan Abram, waarop Abram vraagt wat zijn loon zal zijn als hij kinderloos zal sterven. God leidt Abram naar buiten en laat hem kijken naar de sterren. ‘’⁵Kijk eens naar de hemel,’ zei Hij, ‘en tel de sterren, als je dat kunt.’ En Hij verzekerde hem: ‘Zo zal het ook zijn met jouw nakomelingen.’’ (Genesis 15:5). God belooft Abram een talrijk nageslacht en Abram gelooft in het Woord van God.

Nadat Abram en Sarai echter jarenlang, zonder resultaat pogingen hebben gedaan tot het het verwekken van het kind, geven ze het op en besluiten ze dat Abram met Sarai’s dienares Hagar moet slapen. Hagar raakt vervolgens in verwachting en krijgt een zoon genaamd Ismaël, wat “God luistert” betekent.

Van deze gebeurtenis kunnen we veel leren. Abram en Sarai wachtten namelijk niet geduldig op de belofte van God maar besluiten om het heft in eigen handen te nemen. Omdat ze hun eigen wil volgden en niet die van God, is dit fout. Wanneer wij in onze gebeden iets vragen aan God, is het belangrijk om te realiseren dat God zelf het beste moment en de beste manier zal kiezen om ons te helpen. Wij moeten hierbij geduldig zijn en God vragen om niet te handelen volgens onze eigen wil, maar volgens Zijn wil, want God weet wat het beste is voor ons.

Nu verschijnt God weer voor Abram en vertelt hem dat hij de stamvader zal zijn van een tal volken. Ook vertelt God hem dat hij niet meer Abram, maar Abraham zal heten, wat “vader van vele volken” betekent. Daarnaast vertelt God aan Abraham dat zijn vrouw Sarai een nieuwe naam krijgt, namelijk Sara, wat vorstin betekent. Bovendien belooft God aan Abraham dat hij en Sara een kind zullen krijgen. Abraham laat zich lachend op de grond vallen en vraagt aan God: ‘’¹⁷Hoe zou iemand van honderd nog een kind kunnen krijgen? En Sara, zou zij op haar negentigste nog een kind ter wereld kunnen brengen?’’ (Genesis 17:17). Dan vertelt God aan Abraham dat ze hun zoon Isaak, wat “hij lacht” betekent, moeten noemen. Met Isaak zal God het verbond met Abraham voortzetten die zal leiden tot vele nakomelingen.

De Heer verscheen opnieuw aan Abraham aan de ingang van zijn tent. Toen hij opkeek, zag hij iets verderop drie mannen staan. Hij nodigde ze uit en bood ze wat te eten en te drinken aan. Eén van de mannen vertelde aan Abraham: ‘’¹ºIk kom over precies een jaar bij u terug en dan zal uw vrouw Sara een zoon hebben.’’ (Genesis 18:10). Sara stond in de tent en hoorde wat de Heer zei, maar ze moest erom lachen omdat ze niet begreep hoe een oude vrouw als zij een kind zou kunnen krijgen. Toen vroeg de Heer aan Abraham: ‘’¹³Waarom lacht Sara, waarom vraagt ze zich af of ze op haar leeftijd nog wel een kind ter wereld kan brengen? ¹⁴Is ook maar iets voor de Heer onmogelijk?’’ (Genesis 18:13-14). Sara twijfelde weer op het Woord van God, terwijl God verzekerde dat ze een kind zou baren ongeacht haar leeftijd. Hier herinnert God ons dat er niks onmogelijk voor Hem is, want het enige wat wij moeten doen in onze gebeden is vertrouwen op God en niet twijfelen zoals Sara deed.

In de vorige editie heb je kunnen lezen hoe drie mannen Abraham hebben opgezocht. Deze drie mannen waren God en twee engelen. Zij kwamen met het nieuws dat Abraham over precies een jaar  een kind zou krijgen.

Nadat de mannen Abraham het nieuws hadden gebracht, lieten ze hun blik op de plaatsen Sodom en Gomorra rusten. God, een van de mannen, vertelde Abraham dat er ernstige beschuldigingen zijn geuit tegen Sodom en Gomorra en dat hij hen wilde straffen. Abraham vroeg God of Hij alle onschuldige mensen die daar woonden wilde redden, al waren het er maar tien. God beloofde Abraham dat Hij dat zou doen. Vervolgens gingen de twee engelen naar Sodom en Gomorra en troffen daar Lot aan. Hij verwelkomde ze en nam hen mee naar zijn huis. De engelen vroegen Lot of hij nog veel familie had wonen in de stad en drongen hem aan zo spoedig mogelijk te vluchten. Lot vluchtte met zijn vrouw en twee dochters. Zij kregen de opdracht om niet stil te staan en om te draaien. Als ze dit wel zouden doen, zouden ze omkomen. God liet vervolgens zwavel en vuur vallen over Sodom en Gomorra en vernietigde alles wat er leefde op het land. De vrouw van Lot, die omkeek, veranderde in een zuil van zout.

In de tijd dat Abraham 100 jaar werd, baarde Sara een zoon. Abraham noemde hem Isaak. God stelde Abraham op de proef en vroeg hem om zijn zoon Isaak te offeren op een berg in het land Moria. Dit zou de ultieme test voor Abrahams zijn, omdat hij zo lang had gewacht op een zoon. Abraham nam hout voor het brandoffer, een ezel en twee knechten mee. Eenmaal op de berg aangekomen vroeg Isaak aan zijn vader waar het offerlam was. Abraham zei dat God hen zou voorzien van een lam. Abraham legde Isaak op het altaar, bovenop het brandhout. Net toen Abraham het mes pakte om zijn zoon te offeren kwam er een engel en stopte hem. De engel stopte Abraham omdat hij ontzag had voor God. De engel liet Abraham een ram offeren in plaats van zijn zoon.

Van dit verhaal kunnen we veel leren. Zo heeft God erg veel geduld. Zo deden de mensen van Sodom en Gomorra alles wat God verboden had. Zodra dit geduld tot het uiterste wordt getest en de mens zich niet bekeert en bewust is van zijn zonden, komt er een einde aan het geduld van God. Dan is Hij gedwongen te straffen. Het is daarom belangrijk dat wij gebruik maken van Zijn geduld en bidden voor niet alleen onze eigen, maar ook elkaars verlossing. Dit deed Abraham ook toen hij vroeg aan God of hij de mensen die onschuldig waren wilde redden. Verder kunnen we leren van Abraham dat je het woord van God moet volgen ongeacht wat het is. God vroeg hem om het meest waardevolste dat er voor hem bestond te offeren en Abraham was daar klaar voor.

Isaak is de zoon van Abraham en hij komt voor in het boek ‘Genesis’. De naam Isaak betekent ‘hij zal lachen’. In het verhaal van Isaak wordt verteld over zijn eigen leven en het leven van zijn nageslacht .

Toen Abrahams laatste dagen aanbraken, liet hij een knecht bij hem komen en gaf hij hem de opdracht een vrouw te zoeken voor zijn zoon Isaak. Abraham wilde absoluut niet dat de knecht een vrouw zou zoeken onder de Kanaänieten en hij vertelde de knecht dat hij naar het land moest gaan waar Abraham vandaan kwam om daar een vrouw te zoeken. Terwijl de knecht naar Aram-Naharaïm reisde, het land waar Abraham vandaan kwam, stopte hij bij een waterput en liet hij de kamelen uitrusten. Het was tegen de avond, rond de tijd dat vrouwen de stad uitgingen om water te putten. De knecht bad tot God en vroeg Hem om hulp bij het vinden van de goede vrouw. De vrouw die zijn kamelen te drinken zou geven, zou voorbestemd zijn om de vrouw van Isaak te worden. Kort daarna kwam een andere vrouw, Rebekka, bij de put, waarna de knecht vroeg of ze zijn kamelen water kon geven. Hiermee stemde ze in. Nadat de kamelen voldoende hadden gedronken, haalde de knecht de kostbaarheden tevoorschijn en vroeg of hij en de kamelen bij haar konden overnachten en ook daar gaf ze toestemming voor. De knecht viel op zijn knieën. boogvoor God en zei: ²⁷”Geprezen zij de Heer, de God van mijn meester Abraham, die mijn meester zijn genegenheid en trouw niet heeft onthouden. De Heer heeft mij naar het huis van mijn meesters verwanten gebracht.” (Genesis: 27). Nadat de knecht het hele verhaal aan de familie van Rebekka had verteld, ging Rebekka met hem mee. Rebekka ontmoette Isaak en Isaak begon van haar te houden.

Abraham had vele bijvrouwen en kinderen, maar hij gaf alles wat hij bezat aan Isaak, terwijl hij zijn andere zonen geschenken gaf. Hierna stierf Abraham op een leeftijd van 175 jaar.

Nadat er een hongersnood uitbrak in het land Gerar, wilde Isaak naar Egypte trekken om daar te leven. De Heerverscheen echter voor Isaak en zei dat Isaak in Gerar moest blijven en dat God zijn nageslacht net zo talrijk zou maken als het aantal sterren in de hemel.

Toen Isaak een lange tijd in Gerar was, gebeurde het dat de mannen van die plaats een oogje hadden op Rebekka. Isaak zei dat Rebekka niet zijn vrouw was, maar zijn zuster. Na een lange tijd merkte de koning toch op dat Rebekka de vrouw van Isaak was, waarna hij zijn volk gebood om Isaak of zijn vrouw niet aan te raken.

Isaak zaaide in het land en oogstte in dat jaar het honderdvoudige van een gewone oogst, omdat de Heer hem gezegend had. De inwoners van Gerar werden jaloers op Isaak en dreven hem weg naar het dal van Gerar. Daar groef Isaak een put waar veel water uitkwam. Er ontstond weer onenigheid tussen de inwoners van Gerar en de mensen van Isaak. Isaak vertrok uit het dal van Gerar en ging naar Berseba. De Heer verscheen in die nacht bij Isaaken zegende hem. De mensen van Isaak bouwden op de plek waar de Heer was verschenen een altaar, sloegen daar hun tenten op en groeven een put. Abimelech kwam naar Isaak toe om vrede te sluiten, omdat hij zag de Heer met hem was en zij zwoeren een eed af met elkaar. Diezelfde dag kwam er water uit de put die ze net gegraven hadden.

Wat we kunnen leren van dit verhaal is dat het geloof in God erg belangrijk is. Abraham gaf zijn knecht expliciet de opdracht een vrouw te zoeken uit het land waar hij vandaan kwam, omdat de mensen in het gebied waar zij leefden geen God kenden. Abraham wilde dit graag, zodat de nakomelingen van Isaak God zouden kennen. We kunnen ook leren dat het belangrijk is om vergevingsgezind te zijn. De mensen in Gerar pakten telkens het land van Isaak af, maar ondanks dat bleef Isaak geduldig en vergaf hij de mensen van Gerar van hun daden. Door dit goede gedrag werd Isaak beloond en gaf God hem in Berseba een put waar veel water uit kwam.

In deze editie van Khorhurd zullen we het onder andere hebben over Jakob. Jakob was één van de twee zonen van Isaak en wordt na Abraham en Isaak, beschouwd als de derde aartsvader.

Rebekka, de vrouw van Isaak, was in verwachting van een tweeling. De kinderen in haar lichaam botsten hard tegen elkaar. Rebekka vroeg zich af waarom zij nog leefde en vroeg God ten rade. God zei tegen haar: ²³”Twee volken zijn er in je schoot, volken die uiteengaan voor je nog hebt gebaard. Het ene zal machtiger zijn dan het andere, de oudste zal de jongste dienen.” (Genesis 25:23). Esau was de eerste van de tweeling die werd geboren. Na Esau kwam Isaak, terwijl hij de hiel van zijn broer vasthield. De naam Jakob betekent ook ‘hij die de hiel greep’. Naarmate Esau en Isaak ouder werden, werd het steeds duidelijker dat de broers erg van elkaar verschilden. Esau was een jager, die veel buiten was terwijl Jakob vaak thuis was en zijn moeder hielp. .

Aangezien Esau als eerst was geboren kreeg hij het eerstgeboorterecht. Dat houdt in dat Esau, als eerstgeborene de zegen zou krijgen van zijn vader en daarmee ook alles zou erven wat zijn vader bezat. Op een dag kwam Esau hongerig thuis na een jacht terwijl zijn broer bezig was met het maken van een rode soep. De bijnaam van Isaak was daarom ook Edom, wat in het Hebreeuws “rood” betekent. Jakob zag dat Esau heel graag wilde eten en zei tegen hem dat hij de soep zou krijgen als Esau hem in ruil daarvoor zijn eerstgeboorterecht aan hem zou geven. ³²”’Man, ik sterf van de honger,’ zei Esau, ‘wat moet ik met dat eerstgeboorterecht?’ ³³’Zweer het me nu meteen,’ zei Jakob. Dat deed Esau, en zo verkocht hij zijn eerstgeboorterecht aan Jakob.” (Genesis 25:32-33). Hier kun je zien dat Esau weinig gaf om de zegen die God aan de mens geeft en dat Esau de aardse dingen, zoals eten, belangrijker vond. Dit is ook wat wij terugzien ons eigen leven. Wij geven te veel voor de tijdelijke tevredenheid door ons gewonnen te geven aan onze aardse lusten. Hieruit kunnen leren dat wij deze aardse lusten opzij moeten schuiven en ons moeten focussen op wat Gods wil, want dat telt.

Isaak werd oud en zijn ogen waren zo zwak geworden dat hij niets meer kon zien. Toen Isaaks laatste dagen aanbraken, riep hij Esau bij zich en gaf hem de opdracht om op jacht te gaan en eten klaar te maken voor hem. Zodra Esau dit had gedaan zou Isaak een zegen over Esau uitspreken nog voor hij zou sterven. Esau deed wat zijn vader hem vroeg en ging op jacht. Ondertussen had Rebekka dit meegekregen en zei tegen Jakob dat hij snel twee malse bokjes moest halen om het gerecht dat Isaak wilde klaar te maken. Vervolgens kleedde Rebekka Jakob aan met Esaus kostbaarste kleding en trok ze het vel van de bokjes over Jakob’s armen zodat Isaak zou denken dat dat Esau was. Nadat het eten was klaargemaakt, ging Jakob naar Isaak en zei: ¹⁹”Ik ben Esau, uw eerstgeboren zoon. Ik heb gedaan wat u me hebt gevraagd. Kom, ga overeind zitten en eet van wat ik heb geschoten; dat zal u de kracht geven mij te zegenen.” (Genesis 27:19). Isaak kon niet geloven dat zijn zoon zo snel klaar was en om er zeker van te zijn dat het Esau was, voelde hij aan Jakobs armen en rook hij aan zijn kleren. Isaak vroeg als laatst: ²⁴”Ben je echt mijn zoon Esau?” (Genesis 27:24), waarop Jakob ‘ja’ antwoordde. Isaak at het klaargemaakte eten op en dronk van de wijn die werd gebracht. Daarna ging Jakob voor hem staan en sprak Isaak zijn zegen uit. Nog voor de geboorte van Jakob en Esau had God tegen Rebekka gezegd dat de oudste de jongste zal dienen, wat je in dit verhaal terug kunt zien. De fout die Jakob en Rebekka echter maakten is dat ze te snel waren door de touwtjes te snel in eigen handen te nemen. Dit heeft natuurlijk gevolgen, omdat ze niet werkten volgens God, maar volgens hun eigen verstand. In de volgende editie kun je lezen hoe Esau erachter kwam wat er met zijn zegen was gebeurd en wat de gevolgen waren voor Jakob.

In de vorige editie heb je kunnen lezen hoe Jakob het eerstgeboorterecht en de zegen van Esau heeft ontnomen. In deze editie zal je lezen hoe het verhaal verder gaat.

Toen Jakob nog maar net bij zijn vader was weg weggegaan, kwam zijn broer Esau thuis van de jacht en maakte een gerecht klaar precies zoals zijn vader dat wilde. Toen Esau erachter kwam dat Jakob zijn vader had bedrogen, werd hij ziedend. Hij smeekte zijn vader om hem ook te zegenen, maar Isaak vertelde hem dat dat niet mogelijk was. Vanaf dat moment haatte Esau zijn broer. Toen Rebekka dit hoorde, riep zij Jakob en zei ze dat hij moest vluchten naar haar broer Laban in Charan.

Jakob verliet Berseba en ging op weg naar Charan. Op zijn tocht kwam hij op een plaats terecht waar hij wilde overnachten. Hij pakte een steen, legde die onder zijn hoofd en ging slapen. Toen begon Jakob te dromen en in zijn droom zag hij een ladder die op de aarde stond en helemaal tot de hemel reikte. Lang de ladder zag hij de engelen van God omhoog gaan en afdalen. Hij zag ook dat God bij zich stond en Hij beloofde Jakob om het land waarop hij aan het slapen was te geven aan zijn nakomelingen. God zei ook dat Hij Jakob overal zou beschermen, waar hij ook heen zou gaan. Even later werd Jakob wakker, legde de steen waarop hij sliep rechtop, goot er vervolgens olie overheen en gaf die plaats de naam Bethel. Daarna legde hij een gelofte af: ”²ºAls God mij terzijde staat en mij op deze reis beschermt, als hij mij brood te eten geeft en kleren aan mijn lichaam, ²¹en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten, dan zal de Heer mijn God zijn. ²²Deze steen die ik gewijd heb, zal dan een huis van God worden – en ik beloof dat ik u dan een tiende deel zal afstaan van alles wat u mij geeft.” (Genesis 28:20-22). Hieruit bleek dat hij nog niet volledig was overtuigd van de belofte van God.

Wanneer Jakob in Charan aankwam, kwam hij Rachel, de dochter van Laban tegen. Toen hij haar had verteld dat hij haar neef was, ging Rachel naar haar vader toe om te vertellen dat haar neef gekomen was. Laban haastte zich naar Jakob en omhelsde hem. Een maand later zei Laban tegen Jakob dat het niet nodig is om voor niets te werken en vroeg Jakob wat zijn loon moest zijn. Jakob antwoordde dat hij zeven jaar zou werken om met Rachel te mogen trouwen. Laban ging daarmee akkoord.

Na zeven jaar te hebben gewerkt gaf Laban zijn andere dochter, Lea, aan Jakob. Jakob werd boos en vroeg Laban waarom hij Lea kreeg. Aangezien Lea ouder was dan Rachel, zei Laban dat het niet gebruikelijk was dat de jongste eerder trouwde dan de oudste. Laban zei tegen Jakob dat hij nog eens zeven jaar moest werken om met Rachel te mogen trouwen. Na nogmaals zeven jaar te werken, trouwde hij met Rachel. Jakob had nu twee vrouwen en kreeg nog eens twee knechten van Laban. Bij deze vrouwen verwekte Jakob twaalf kinderen die de voorvaderen van de twaalf stammen van Israël zouden worden.

Wat wij hieruit kunnen leren is dat wij volle vertrouwen moeten hebben in God en dat wij niet moeten aarzelen. Het is daarom belangrijk om Zijn woorden blindelings te volgen.

In de volgende editie lees je wat er verder gebeurt met Jakob en zijn familie.

In de vorige editie werd uitgelegd hoe Jakob jarenlang heeft gewerkt om te mogen trouwen met de dochters van Laban.

God gaf Jakob de opdracht te vertrekken naar het land van zijn voorouders, waar zijn familie leefde. Jakob maakte zich klaar, tilde zijn vrouwen en kinderen op de kamelen, bracht zijn vee en alle bezittingen die hij had verkregen bij elkaar en ging op weg naar Kanaän. Toen Laban weg was gegaan van huis om de schapen te scheren, pakte Rachel de kans om de godenbeeldjes van haar vader te stelen. Toen ze al drie dagen onderweg waren, kreeg Laban het bericht dat ze gevlucht waren en merkte hij op dat zijn godenbeeldjes gestolen waren. Zeven dagen lang joeg hij Jakob achterna. Toen hij hem bijna had ingehaald, verscheen God ’s nachts in een droom aan Laban en waarschuwde Hij hem: ²⁴”Denk erom dat je Jakob geen strobreed in de weg legt.” (Genesis 31:24).

Laban was woedend en beschuldigde Jakob ervan dat hij zijn godenbeeldjes had gestolen. Jakob wist van niks en zwoer dat degene bij wie Laban de godenbeeldjes aantrof, niet langer in leven mocht blijven, zonder te weten dat Rachel deze had gestolen. Nadat Laban elke tent had onderzocht, bleef die van Rachel over. Rachel had de beeldjes verstopt in een kamelenzadel en was daarop gaan zitten. Laban kon niet kijken in de kameelzadel omdat Rachel onrein was. Nadat Laban niks had gevonden barstte Jakob in woede uit: ”⁴¹Twintig jaar ben ik bij u geweest: veertien jaar heb ik voor u gewerkt om uw twee dochters, en zes jaar om uw vee. En u hebt mijn loon keer op keer veranderd. ⁴²Als de God van mijn vader, de God van Abraham, de God voor wie Isaak diep ontzag heeft – als die God mij niet geholpen had, dan had u mij met lege handen weggestuurd. Maar Hij heeft gezien wat ik te verduren had en hoe had ik heb gewerkt, en daarom heeft Hij gisternacht recht gesproken.” (Genesis 31:41-42).

Laban besloot om een overeenkomst te sluiten en zocht iets dat als getuige kon dienen. Daarop koos Jakob een gedenksteen. Ze besloten om niet meer met kwade bedoelingen met elkaar om te gaan. Ze brachten een offer, hielden een maaltijd en de volgende dag kuste Laban zijn dochters en kleinkinderen en vertrok weer terug naar Charan.

Uit dit verhaal kunnen wij meerdere lessen halen. Het verhaal laat zien hoe belangrijk het is om gehoorzaam te zijn aan God. Jakob vluchtte uit Charan omdat God hem dat had opgedragen. Ondanks de vele uitdagingen die hij onderweg tegenkwam, bleef hij trouw aan zijn geloof en gehoorzaam aan Gods wil. Jakobs vlucht uit Charan laat ook zien hoe belangrijk het is om te vertrouwen op God. Jakob vertrouwde erop dat God hem zou beschermen en leiden, zelfs in moeilijke tijden en zijn geloof werd beloond toen God hem zegende met rijkdom en een grote familie. Het verhaal van Jakob en Laban benadrukt ook het belang van gerechtigheid en eerlijkheid. Laban bedroog Jakob herhaaldelijk, maar Jakob weigerde zich te laten bedriegen en stond op voor wat juist is. Uiteindelijk werd hij beloond voor zijn vastberadenheid en integriteit. Het verhaal van Jakob laat zien hoe belangrijk verzoening en vergeving zijn. Ondanks de problemen die Jakob en Laban hadden, slaagden ze er uiteindelijk in om zich met elkaar te verzoenen. Dit herinnert ons eraan dat verzoening en vergeving essentieel zijn voor vrede en harmonie in ons leven. Tot slot laat het verhaal van Jakob zien hoe Gods macht werkt in de wereld. Jakob was in staat om zijn eigen problemen op te lossen, maar uiteindelijk was het God die hem zegende en hem in staat stelde om zijn familie en zijn erfgoed voort te zetten. Dit herinnert ons eraan dat wij afhankelijk zijn van Gods genade en macht in ons leven.

Het verhaal van Jozef is een bekend Bijbelverhaal dat te vinden is in het boek Genesis, vanaf hoofdstuk 37 tot en met 50. In deze hoofdstukken wordt het verhaal verteld van Jozef, de zoon van Jakob en Rachel. Het gaat over zijn leven vol vernedering en verdrukking dat uiteindelijk uitmondt in succes en vergeving.

Het verhaal begint met Jozef, een van de twaalf zonen van Jakob. Jakob hield meer van Jozef dan van zijn andere zonen en maakte een kleurrijke mantel voor Jozef. De broers van Jozef werden jaloers op hem en haatten hem vanwege het feit dat hij meer liefde kreeg. Verder vertelde Jozef zijn broers dromen waarin hij heerste over hen, wat hun haat verder aanwakkerde. De broers begonnen met het bedenken van een plan om Jozef te doden, maar besloten toch om hem te verkopen als slaaf aan handelaren die naar Egypte reisden.

In Egypte werd Jozef als slaaf doorverkocht aan Potifar, een officier van de farao. Ondanks zijn moeilijke omstandigheden bleef Jozef trouw aan God en werd hij succesvol in alles wat hij deed. Toen alles goed ging met Jozef, werd hij vals beschuldigd van een misdrijf door de vrouw van Potifar, waarna hij gevangen werd genomen. Ook daar bleef Jozef zich aan God trouw en vond hij genade in de ogen van de gevangenisbewaarder. Hij interpreteerde dromen van medegevangenen en ook van de opperbevelhebber van de farao die in dezelfde gevangenis werd vastgehouden.

Na verloop van tijd had de farao een verwarrende droom die niemand kon verklaren. Op dat moment herinnerde de voormalige gevangengenomen opperbevelhebber zich dat Jozef een gave had om dromen te interpreteren. Jozef werd naar de farao gebracht en onthulde dat de droom van de zeven vette en zeven magere koeien een voorspelling was van zeven jaren overvloed gevolgd door zeven jaren hongersnood. De farao was onder de indruk en stelde Jozef aan als onderkoning. Hij gaf hem de opdracht voedsel te verzamelen tijdens de jaren van overvloed om het land voor te bereiden op de zware hongersnood.

De hongersnood trof ook het land van Kanaän, waar Jozefs broers zich bevonden. Zij gingen naar Egypte op zoek naar voedsel, niet wetende dat Jozef daar de onderkoning was. Toen zij Jozef ontmoetten, herkenden zij hem niet. Jozef herkende hen daarentegen wel. Hij testte hun berouw en oprechtheid door hen te confronteren en hun jongste broer, Benjamin, gevangen te nemen. Na een reeks beproevingen onthulde Jozef uiteindelijk zijn ware identiteit aan zijn broers en vergaf hij hen voor wat zij hem hadden aangedaan.

Er zijn enkele leerpunten voor ons in het verhaal van Jozef. Ten eerste het vertrouwen in God. Ondanks de tegenslagen en beproevingen in zijn leven, vertrouwde Jozef op God en bleef hij trouw, wat uiteindelijk leidde tot zegeningen. Verder is vergeving een belangrijk thema in dit verhaal. Jozef toonde genade en vergeving aan zijn broers, ondanks de vreselijke dingen die zij hem hadden aangedaan. Het herinnert er ons aan dat we geroepen worden om anderen te vergeven, zelfs als het moeilijk is. Tot slot leren wij Gods plan te begrijpen. Het verhaal toont aan dat God zelfs in de moeilijkste omstandigheden aan het werk is en dat Hij een hoger doel heeft voor ons leven, zelfs als we dat op dat moment niet kunnen begrijpen. Het verhaal van Jozef dient als inspiratiebron voor ons om vast te houden aan ons geloof, ons te laten leiden door Gods Wil en elkaar genadevol te vergeven, wetende dat God uiteindelijk alles ten goede zal keren.

Het verhaal van David is een bekend bijbelverhaal die staat beschreven in 1 en 2 Samuel en in 1 en 2 Kronieken. Het is een verhaal van geloof, moed, zonde, berouw en genade.

David, een herder uit Bethlehem en zoon van Isaï, werd uitgekozen door God om koning van Israël te worden. Davids levensverhaal begint met zijn onverwachte zalving door de profeet Samuel als de toekomstige koning van Israël. De beroemdste gebeurtenis uit zijn jeugd was het verslaan van de reus Goliath, een daad van geloof en moed die ons leert dat God mensen kiest op basis van hun hart, niet op wat hun uiterlijk uitstraalt. David geloofde dat God met hem was en vertrouwde op Gods kracht om te overwinnen, zelfs tegen onmogelijk lijkende kansen.

In zijn koningschap beleefde David hoogte- en dieptepunten. Zijn grootste fout was het overspel met Batseba, de vrouw van één van zijn soldaten, en het opzetten van de dood van haar man, Uria. Deze gebeurtenis leert ons dat zelfs de mensen die het dichtst bij God staan zondigen en dat zonde ernstige gevolgen kan hebben. Wat echter opvallend is aan dit verhaal, is zijn bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn zonden en berouw te tonen. Toen hij geconfronteerd werd met zijn zonden, erkende David zijn schuld en smeekte hij God om vergeving. Dit leert ons het belang van eerlijkheid en berouw in onze relatie met God. God vergeeft degenen die oprecht berouw tonen en zich tot Hem wenden.

Een ander opmerkelijk aspect van Davids verhaal is zijn diepe liefde voor God die tot uiting komt in zijn psalmen. Zijn liederen getuigen van een intieme relatie met God en dienen als inspiratie voor gebed en lofprijzing. Ze herinneren ons eraan dat God verlangt naar een persoonlijke relatie met ons, gebaseerd op liefde en aanbidding. David’s psalmen laten zien hoe we in tijden van vreugde en verdriet met God kunnen communiceren.

Misschien wel de meest waardevolle les die we uit Davids verhaal kunnen halen, is dat God genadevol is. Ondanks zijn zonden bleef God trouw aan David en gaf Hij hem een bijzondere plaats in de geschiedenis van Israël. Dit leert ons dat Gods genade groter is dan onze fouten en dat Hij bereid is ons te vergeven en te herstellen als we naar Hem terugkeren.

In essentie leert het verhaal van David ons dat God mensen kiest op basis van hun hart, dat berouw en nederigheid cruciaal zijn voor spirituele groei, dat een persoonlijke relatie met God van onschatbare waarde is, en dat God altijd genadevol is. Het verhaal van David inspireert ons om in ons eigen leven dezelfde eigenschappen na te streven. Het herinnert ons eraan dat ondanks onze zonden en fouten, God altijd klaar staat om ons te vergeven en ons te gebruiken voor Zijn doeleinden als we ons tot Hem richten met oprecht berouw en geloof.

Koning Salomo, de derde en laatste heerser van de verenigde natie Israël, volgde koning Saul en koning David op. Geboren als zoon van David en Bathseba, speelde Salomo een belangrijke rol in de bijbelse geschiedenis. Hij schreef het Hooglied, het boek Prediker en een groot deel van de Spreuken, waarmee hij een blijvende literaire erfenis naliet. Zijn regering, beschreven in 1 Koningen en 2 Kronieken, duurde 40 jaar.

Bij zijn troonsbestijging zocht Salomo de leiding van God. In een moment van goddelijke gunst kreeg hij de kans om iets te vragen. Met nederigheid erkende hij zijn behoefte aan wijsheid om rechtvaardig te regeren en vroeg hierom. God schonk hem niet alleen ongeëvenaarde wijsheid, maar ook rijkdom en vrede voor zijn koninkrijk.

Een bekend voorbeeld van Salomo’s wijsheid is het verhaal van twee vrouwen die ruzie maakten over wie de echte moeder was van een baby (1 Koningen 3:16-28). Salomo stelde voor om de baby in tweeën te snijden, omdat hij geloofde dat de echte moeder liever haar aanspraak opgaf dan haar kind te zien sterven. Dit onthulde wie de echte moeder was en liet zien hoe wijs en medelevend Salomo was. Een ander de koningin van Sheba hoorde over Salomo’s wijsheid en daarom een lange afstand reisde om zijn koninkrijk te zien. Ze was onder de indruk van wat ze zag, prees Salomo’s wijsheid en erkende de aanwezigheid van God in zijn regering (1 Koningen 10:3-5).

Een ander bekend hoogtepunt tijdens Salomo’s regering was zijn leiderschap bij de bouw van de Tempel van Salomo in Jeruzalem. De bouw van de tempel was een spirituele manifestatie van Salomo’s toewijding aan God. Salomo verwezenlijkte met deze tempel zijn verlangen om een blijvende plaats te creëren waar het volk kon samenkomen om God te aanbidden. De voltooiing van de Tempel van Salomo symboliseerde niet alleen fysieke pracht, maar ook de spirituele betrokkenheid van Salomo bij de eredienst en zijn zoektocht naar Gods zegen over zijn koninkrijk.

Kortom, Salomo’s regering wordt gekenmerkt door goddelijke wijsheid, rijkdom en vrede. Zijn slimme beslissing in het geschil over het kind laat zien hoe praktisch wijs hij was en hoe toegewijd aan rechtvaardigheid, waardoor hij een blijvende indruk achterliet bij het volk.