4 december 2022
“Zeker niet, zeg ik jullie, maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal net zo sterven als zij.” – Lukas 13:5
Hoewel de doop onze zonden wegwast, blijven wij erna nog steeds zondigen, omdat er geen mens bestaat die niet zondigt. Ieder mens heeft ieder minuut van de dag de kans om berouw te tonen. Het belang van ons berouw hangt samen met onze geestelijke ervaring met de hoeveelheid van onze zonden. God schenkt vergeving aan degenen die berouw tonen en niet aan degenen die zondigen.
Na iedere val is het noodzakelijk om weer op te staan.
We hopen vaak op Gods vergeving, maar we maken er geen gebruik van. Daarom moet ons berouw worden gevolgd door een biecht, na elke val moet je omhoog klimmen en dat is de grootste glorie van de mens. In het evangelie komen we twee soorten bekeringen tegen. Het berouw van Judas, dat net als gebroken ijs niet gevolgd wordt door berouw. De tweede is het berouw van Petrus, waar net als bij gesmolten ijs, geen spoor van overblijft. Als Judas ook voor Gods vergeving had gevraagd net als Petrus, zou ook hij gerechtvaardigd worden van zijn zonde. Dus als we oprecht geloven dat God genadig is, dan moeten we begrijpen dat we de vruchten van het geloof moeten dragen om van die vergeving te profiteren.
De vrucht van de bekering wordt niet gewaardeerd door woorden, maar door daden.
Een voorbeeld is het verhaal van de onvruchtbare vijgenboom (Lucas 13:6-9), waarin de tuinman van dit verhaal Christus symboliseert. In het verhaal vraagt de vijgenboom aan de Heer om nog wat geduld te hebben, hij vraagt Hem om te proberen het land opnieuw te verzorgen en te irrigeren. Misschien dat de vijgenboom dan uiteindelijk wel vruchten zou geven.
God heeft ons inderdaad een beetje tijd gegund en Christus heeft met Zijn leven op aarde geprobeerd om een voorbeeld te zijn. Hij probeerde onze verharde zielen te verzachten met Zijn preken en Hij gaf ons vitaliteit met Zijn bloed aan het kruis. Nu is het onze beurt om te begrijpen dat het Koninkrijk der Hemelen nabij is en dat we niet veel tijd meer hebben. Zo kostte het de dief, die aan de rechterzijde van Christus stierf, inderdaad weinig tijd om in het Koninkrijk der Hemelen binnen te komen. De tranen van de dief vermengden zich met het bloed van Christus en zo ging God en samen met de mens het Koninkrijk van der Hemelen binnen. De Vrucht van Bekering en het Koninkrijk horen daarom niet gewaardeerd door woorden, maar door daden.
Evangelie: Lucas 13:1-9
131Er waren op dat moment ook enkele mensen aanwezig die Hem vertelden over de Galileeërs van wie Pilatus het bloed vermengd had met dat van hun offerdieren. 2 Hij zei tegen hen: ‘Denken jullie dat die Galileeërs grotere zondaars waren dan alle andere Galileeërs, omdat ze dat lot ondergaan hebben? 3 Zeker niet, zeg Ik jullie, maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal op dezelfde wijze omkomen. 4Of die achttien die stierven doordat de Siloamtoren op hen viel – denken jullie dat zij schuldiger waren dan alle andere mensen die in Jeruzalem wonen? 5Zeker niet, zeg Ik jullie, maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal net zo sterven als zij.’
6Hij vertelde hun deze gelijkenis: ‘Iemand had een vijgenboom in zijn wijngaard geplant en ging kijken of de boom vrucht droeg, maar hij vond geen vijgen. 7Hij zei tegen de wijngaardenier: “Al drie jaar kom ik kijken of die vijgenboom vrucht draagt, maar tevergeefs. Hak hem maar om, want hij put alleen maar de grond uit.” 8Maar de wijngaardenier zei: “Heer, laat hem ook dit jaar nog met rust, tot ik de grond eromheen heb omgespit en hem mest heb gegeven. 9Misschien zal hij dan het komende jaar vrucht dragen, en zo niet, dan kunt u hem alsnog omhakken.”’
11 december 2022
“Het Koninkrijk van de Hemel werkt zoals de koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. De koning stuurde zijn dienaren erop uit om de bruiloftsgasten uit te nodigen, maar de gasten wilden niet komen. Daarna stuurde de koning andere dienaren op pad met de opdracht: “Zeg tegen alle genodigden: ‘Ik heb een feestmaal bereid, ik heb mijn stieren en het mestvee laten slachten. Alles staat klaar, dus kom naar de bruiloft’” (Mattheüs 22:2-4)
Deze gelijkenis gaat over de oproep aan alle mensen voor het Koninkrijk der Hemelen. God de Vader, in het verhaal de koning, regelde een bruiloft voor Zijn eniggeboren Zoon, de bruidegom. De bruid is de Heilige Kerk van Christus, die accepteert om zich onvoorwaardelijk te verenigen en met Hem te communiceren (zie: Jeremiah 3:14; Efeziërs 5:23-25, 32; 1Korintiërs 15:53). De dienaren van dit verhaal zijn Mozes en de profeten. In eerste instantie waren de Joden uitgenodigd voor die bruiloft, maar ze weigerden te komen.
De eerste zei: “Ik heb net een akker gekocht, die ik beslist moet gaan bekijken. Tot mijn spijt kan ik de uitnodiging niet aannemen.” Een ander zei: “Ik heb vijf span ossen gekocht en ik ga ze keuren. Tot mijn spijt kan ik de uitnodiging niet aannemen.” Weer een ander zei: “Ik ben pas getrouwd en daarom kan ik niet komen.” Deze drie karakters verpersoonlijken ieder van ons. Hij die een boerderij kocht, vindt het culttiveren van zijn boerderij een prioriteit en hij degene die ossen kocht beschouwt het als zijn prioriteit om zijn nieuwe ossen te keuren. Over het algemeen vonden ze de verbetering van de wereld het allerbelangrijkste. Hij die net was getrouwd, verheugde zich op zijn gezin en achtte de vreugde van de Heer onnodig. In feite weigerden ze echter alledrie om dwaze redenen. Na het kopen van een boerderij heeft het geen zin om het te gaan bekijken, want het is al van jou en het gaat nergens heen, net als de ossen. De derde genodigde zei niet dat zijn bruiloft vandaag is, aangezien hij al getrouwd was en dus ging het niet om de bruiloft zelf. Deze genodigde wilde zijn genot echter niet onderdrukken door naar de Heer gaan of hij was vanwege ongeloof bang dat deze tijdelijke vreugde van hem zou worden weggenomen en in de eeuwigheid verloren zou gaan.
De Joden, die het uitverkoren volk waren, bereidden zich eeuwenlang voor op het Koninkrijk van de Messias en negeerden de roep van Christus om naar Zijn kerk te gaan, zoals ze voorheen de waarschuwingen van Gods profeten negeerden. Bovendien onteerden ze degenen die door God waren gezonden en doodden ze velen van hen, waarvoor ze zwaar werden gestraft.
Vervolgens zei de koning tegen zijn dienaren: “Alles staat klaar voor het bruiloftsfeest, maar de gasten waren het niet waard om uitgenodigd te worden. Ga daarom naar de toegangswegen van de stad en nodig voor de bruiloft iedereen uit die je tegenkomt. Hier zijn de dienaren, de apostelen en engelen die de missie hebben ontvangen om de heidenen te roepen. Zoals de apostelen tegen de Joden zeiden. “De boodschap van God moest het eerst onder u worden bekendgemaakt, maar aangezien u afwijst en uzelf het eeuwige leven niet waardig acht, zullen we ons tot heidenen wenden” (zie Handelingen 13:46). Dus, in plaats van de Joden, riep God de apostelen en de eerste verlichters, de heidense naties, inclusief ons, tot de bruiloft van Zijn kerk.
“Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel” (Mattheüs 5:3). Het gevolg hiervan was dat vooral de armen naar het feest kwamen. Dit zegt het Heilige Schrift over de kreupelen, de lammen en de blinden en vergelijkt ze met de gezegende in de Bergrede. “En als je hand of je voet je op de verkeerde weg brengt, hak hem dan af en werp hem weg: je kunt beter verminkt of kreupel het leven binnengaan dan in het bezit van twee handen of twee voeten in het eeuwig brandend vuur geworpen worden” (Mattheüs 18:8). En daardoor kwam alles goed. Degenen die geacht werden tot het Koninkrijk der Hemelen te behoren, kwamen naar het feest.
Het bruiloftsfeest waarover in de gelijkenis wordt gesproken, is ook de heilige en onsterfelijke liturgie. Het geschoren dier is Hijzelf, het Lam Gods, dat werd geofferd voor de redding van ons, zondaars, zodat we vervuld mogen worden met Zijn Heilige Lichaam en Zijn Heilige Bloed. Zo kunnen wij met Hem verenigd zijn met de nauwste vereniging, zoals het vlees met zijn vlees en het been van zijn beenderen en zo kunnen we verboden zijn met de kerk, zoals het bruid van God(zie Genesis 2:23).
Daarom is het huwelijk van een prins de vereniging van christelijke zielen en Christus, door de raad van de Heilige Eucharistie. Het feest is het deelhebben aan Zijn lichaam en bloed. Haasten velen zich echter niet naar dit goddelijke feest? Vermijden ze vandaag de dag nog steeds niet (grotendeels) deel te nemen aan dit hemelse onvergankelijke diner vanwege onvoorzichtigheid, luiheid, scepsis, arrogantie, te veel slapen en verschillende huishoudelijke redenen en andere overwegingen? Zo is ons scepticisme, onze geestelijke zwakheid, wereldsgezindheid, onze onoplettendheid voor de grote raad van het geloof, de ijdelheid en ondankbaarheid van christenen aan de Heer, Die Zichzelf aanbiedt als voedsel en drank voor de reiniging, heiliging en onsterfelijkheid van de mensen.
Evangelie: Lucas 14:12-24
12 Tegen degene die Hem had uitgenodigd, zei Hij: ‘Wanneer u een maaltijd aanbiedt of een feestmaal geeft, vraag dan niet uw vrienden, uw broers, uw verwanten of uw rijke buren. Want zij zullen op hun beurt u uitnodigen en zo doen zij iets voor u terug. 1 3Wanneer u een feestmaal geeft, nodig dan armen, kreupelen, verlamden en blinden uit. 14 Dan zult u gelukkig zijn, juist omdat zij niets kunnen terugdoen. Want u zult ervoor beloond worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.’
15 Een van de andere gasten, die dit hoorde, zei tegen Hem: ‘Gelukkig al wie zal deelnemen aan de maaltijd in het koninkrijk van God!’ 16 Daarop zei Jezus: ‘Iemand wilde een groot feestmaal geven en nodigde tal van gasten uit. 17 Toen de dag van het feestmaal gekomen was, stuurde hij zijn dienaar naar de genodigden om tegen hen te zeggen: “Kom, want alles staat klaar.” 18 Maar een voor een begonnen ze zich te verontschuldigen. De eerste zei: “Ik heb net een akker gekocht, die ik beslist moet gaan bekijken. Neemt u mij niet kwalijk, ik kan niet komen.” 19 En een ander zei: “Ik heb vijf span ossen gekocht en ik ga ze keuren. Neemt u mij niet kwalijk, ik kan niet komen.” 20 Weer een ander zei: “Ik ben pas getrouwd en daarom kan ik niet komen.” 21 Toen de dienaar teruggekomen was, bracht hij zijn heer verslag uit. De heer des huizes ontstak in woede en zei tegen zijn dienaar: “Ga vlug de stad in en breng uit de straten en stegen de armen en kreupelen en blinden en verlamden hierheen.” 22 Toen de dienaar hem kwam melden: “Heer, wat u hebt opgedragen is gebeurd, en nog is er plaats,” 23 de heer zei tegen hem: “Ga naar de wegen en de akkers buiten de stad en haal iedereen binnen, want mijn huis moet vol. 24 Ik zeg jullie: niemand van de genodigden zal van mijn feestmaal proeven.”’
18 december 2022
“Tenslotte, zoek uw kracht in de Heer in de kracht van zijn macht. Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel” – Efeziërs 6:10-11
Verleiding is een van de meest ernstige zonden, die helaas moeilijk te overwinnen is, maar het is de missie van de christen. De Bijbel zegt: “Het is onmogelijk dat de verzoeking niet komt, maar wee hem door wiens hand ze komt” (Lukas 17:1).
Iemand kan heel onverwachts in verleiding komen, soms zelfs zonder het te beseffen en te begrijpen. Vaak denken we dat het begaan van zondes de verleiding is, zoals diefstal, moord of overspel. In feite komen we al in verleiding als we jaloers, hebzuchtig en roddelend worden. Dit lijken dan hele kleine zondes te zijn die het niet eens waard zijn om aandacht aan te besteden.
Het toegeven aan het kwaad begint echter, wanneer we onszelf ervan overtuigen dat onze fouten erg klein zijn in vergelijking met die van anderen. Op een dag zullen we echter ontdekken hoeveel zonden we hebben begaan en wat de ernst ervan is. Helaas zijn we gewend om onszelf altijd met anderen te vergelijken en in die vergelijking vinden we een excuus voor al het slechte en het beschamende dat we hebben gedaan. De duivel probeert altijd ons geloof te vernietigen, ons zuivere hart te misleiden en ons van God af te keren.
- Grigor Tatevatsi schrijft: “Alle zonden die door de mens zijn begaan, zijn het resultaat van het bedrog van het kwaad en de zwakke en gemakkelijke wil van de mens”. Een mens zondigt daarom door het bedrog van de duivel, maar niet zonder zijn wil en goedkeuring. De mens zondigt niet onder dwang, maar vrijwillig. Omdat redding niet alleen wordt bereikt door de genade van God en de menselijke wil, maar ook door de samenwerking van deze twee.
Wij zondigen dus door de duivel en we worden met hem veroordeeld. Door God worden we gereinigd van de zonde en leven we voor altijd met Hem. Laten we, dit alles beseffend, proberen trouw en eerlijk te zijn voor de Heer, zelfs als we in de val lopen van het kwaad. Laten we ons realiseren dat redding alleen door God en met God mogelijk is.
Evangelie: Lucas 17:1-10
Oproep aan de leerlingen
17 1 Tegen zijn leerlingen zei Hij: ‘Het is onvermijdelijk dat er valstrikken zijn, maar wee degene die ervoor verantwoordelijk is! 2 Het zou beter voor hem zijn als hij met een molensteen om zijn nek in zee werd geworpen dan dat hij ook maar een van deze geringe mensen ten val zou brengen. 3 Let dus goed op jezelf!
Indien een van je broeders of zusters zondigt, spreek die dan ernstig toe en als ze berouw hebben, vergeef hen. 4 Als ze zevenmaal op een dag tegen je zondigen en zevenmaal naar je terugkeren en zeggen: “Ik heb berouw,” dan moet je hen vergeven.’
5 Toen zeiden de apostelen tegen de Heer: ‘Geef ons meer geloof!’ 6De Heer zei: ‘Als jullie geloof hadden als een mosterdzaadje, zouden jullie tegen die moerbeiboom zeggen: “Trek je wortels uit de grond en plant jezelf in de zee!” en hij zou jullie gehoorzamen.
7 Als iemand van jullie een knecht heeft die ploegt of de kudden wiedt, dan zal hij, wanneer de knecht thuiskomt van het land, toch niet tegen de knecht zeggen: “Kom aanliggen en eet mee?” 8 Zal hij niet veel eerder tegen de knecht zeggen: “Maak iets te eten voor me klaar, doe je gordel om en bedien me terwijl ik eet en drink en daarna kun je zelf eten en drinken?” 9 Hij bedankt de knecht toch niet omdat de knecht gedaan heeft wat hem is opgedragen? Hetzelfde geldt voor jullie. Als jullie alles gedaan hebben wat jullie is opgedragen, zeg dan: “Wij zijn maar eenvoudige knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan.”’
25 december 2022
“Een man ging naar een ver land, riep zijn dienaren bij zich en gaf hen zijn bezittingen. Aan de een gaf hij vijf drachme, de ander twee en aan een ander één. Ieder naar zijn vermogen.”
“Wie heeft zal nog meer krijgen, maar wie niets heeft, zal zelfs wat hij heeft ontnomen worden”.
– Lucas 19:12,26
De Heer die naar een ver land ging, is Jezus Christus. Hij riep Zijn dienaren en gaf hun Zijn bezitting, de woorden van evangelische waarheid, want “de woorden van de Heer… zijn als uitstekend en beproefd zilver: gezuiverd en gelouterd” (Psalm 11:7). Dienaren zijn degenen aan wie de bediening van het woord is toevertrouwd: bisschoppen, priesters, diakenen en wij allemaal, discipelen en volgelingen van Christus, die drachmen van de Heer hebben ontvangen. Dat wil zeggen dat wij de Bijbelse geboden en gaven van de Heilige Geest, de gaven en materiële goederen, verplicht zijn te gebruiken om de heerlijkheid van God te vermenigvuldigen, voor het welzijn van de medemens en voor het heil van de eigen ziel. Door ons het woord en de leer van het evangelie te geven (ieder naar zijn vermogen, dus volgens de graad van geloof en reinheid), verwacht God volgende vruchten: zedelijkheid, deugd, matigheid, barmhartigheid en zachtmoedigheid. De Heer beoordeelt ons niet op hoeveel vruchten wij hebben gebracht, maar hoe wij ons verhouden tot het aantal drachme dat ons is toevertrouwd. Hij die de gave van prediking, rijkdom, macht, of enige kennis en bekwaamheid ontvangt, moet ze vermenigvuldigen ten behoeve van de kerk en zijn medemens. Het talent onder de grond verbergen betekent dat je je gaven niet kunt gebruiken en dus je plicht om God en je medemens te dienen niet tot het einde kunt vervullen.
De wederkomst van de Heer in deze gelijkenis symboliseert de wederkomst van Christus, als iedereen rekenschap moet afleggen aan de onpartijdige Rechter en Christus de genade en gaven heeft gebruikt die hij van God ontvangen heeft. Degenen die hun drachme vermenigvuldigen, zullen worden geprezen en ieder zal een beloning ontvangen die evenredig is met zijn inspanning. Degene die zijn drachme verbergt, zal worden gestraft als een slechte en luie dienaar, omdat hij de talenten die hij ontving niet voor het goede wilde gebruiken en Gods genade in hem onvruchtbaar bleef. De nutteloze dienaar bracht zijn tijd in luiheid door en had niet het recht om zijn meester van strengheid te beschuldigen. De Heer eiste van hem, net als van de anderen, niet veel. God van wreedheid beschuldigen is de gebruikelijke zelfrechtvaardiging van een zondaar die zijn besef van een zoon van God heeft verloren vanwege de zonde en zich daarom God voorstelt als wreed en onrechtvaardig en zichzelf als een slachtoffer. In werkelijkheid is onze Heer niet Degene die ons berispt en bedreigt, maar Degene die ons prijst voor onze goede daden, ons begunstigt en ons zegent.
Van de slechte en luie dienaar wordt de genade ontnomen en aan de goede en hardwerkende dienaar gegeven, want “wie heeft zal nog meer krijgen, maar wie niets heeft, zal zelfs hetgeen wat hij heeft ontnomen worden”.
Het gaat vooral om de beloning in het hiernamaals; wie de woorden van de waarheid zaait en in dit leven rijk wordt van geest, zal in het hiernamaals nog rijker worden. Omgekeerd geldt ook dat de luie en nutteloze mens het beetje dat hij eerder had zal verliezen. De waarheid van deze gezegde is ook tijdens ons aardse leven van toepassing. De mensen die namelijk hun capaciteiten niet ontwikkelen, verliezen ze.
Evangelie: Lucas 19:12-28
12 Hij zei: ‘Een man van voorname afkomst ging op reis naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen en dan terug te keren. 13 Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen één mine zilver en zei tegen hen: “Ga daarmee handel drijven terwijl ik weg ben.” 14 Maar zijn landgenoten haatten hem en stuurden afgevaardigden achter hem aan met de boodschap: “We willen niet dat die man onze koning wordt!” 15 Bij zijn terugkeer, toen hij het koningschap had ontvangen, liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te vernemen wat ze met het drijven van handel hadden verdiend. 16 De eerste kwam en zei: “Heer, uw mine zilver heeft tien mine opgeleverd.” 17 Zijn meester zei: “Voortreffelijk, je bent een goede dienaar. Omdat je betrouwbaar bent geweest in iets zeer gerings verleen ik je het bestuur over tien steden.” 18 De tweede kwam zeggen: “Uw mine, heer, heeft vijf mine opgebracht.” 19 Tegen hem zei hij: “Jij krijgt het bestuur over vijf steden.” 20 Toen kwam de derde dienaar, die zei: “Heer, hier is uw mine, die ik in een doek voor u heb bewaard. 21 Ik was bang voor u, omdat u een streng man bent die terugvordert wat hij niet heeft gestort en oogst wat hij niet heeft gezaaid.” 22 Zijn meester zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar, met je eigen woorden zal ik je veroordelen! Je wist dat ik een streng man ben en terugvorder wat ik niet heb gestort en oogst wat ik niet heb gezaaid? 23 Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank in bewaring gegeven? Dan had ik het bij mijn terugkeer met rente kunnen opeisen.” 24En tegen degenen die erbij stonden zei hij: “Neem hem zijn mine af en geef die aan de knecht die er tien verworven heeft.” 25 Ze zeiden tegen hem: “Heer, hij heeft er al tien!” 26“Ik zeg jullie: wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen. 27 En die vijanden van mij die niet wilden dat ik hun koning zou worden, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen.”’ 28Na deze woorden trok Jezus verder, op weg naar Jeruzalem.