Het verbod op het consumeren van varkensvlees vindt zijn oorsprong in het Oude Testament. In Leviticus 11 staan de wetten inzake reine en onreine dieren. Specifiek in Leviticus 11:7-8 lezen we de bepaling over varkensvlees. Er staat het volgende: ‘‘(…) het varken, want dat heeft wel gespleten hoeven; de hoef is in tweeën gespleten, maar het herkauwt het gekauwde eten niet; dat is voor u onrein. Van hun vlees mag u niet eten en hun kadavers niet aanraken; ze zijn voor u onrein.’’ Als deze duidelijke wet in de Bijbel staat, waarom mogen wij christenen dan nog wel varkensvlees eten? Het antwoord op deze vraag is te vinden in het Nieuwe Testament.

In Marcus 7:14-23 onderwijst Jezus een menigte en zegt het volgende: ‘‘Luister allen naar Mij en begrijp het goed; Er is niets dat van buitenaf de mens binnengaat, dat hem kan verontreinigen; maar de dingen die van hem uitgaan, die zijn het die de mens verontreinigen.’’ Zijn discipelen vroegen Hem vervolgens naar de gelijkenis, waarop Jezus antwoordde: ‘‘Bent ook u zo onwetend? Ziet u niet in dat alles wat van buitenaf de mens binnen gaat, hem niet kan verontreinigen? Want het komt niet in zijn hart maar in zijn buik en gaat in de afzondering naar buiten. Zo wordt al het voedsel gereinigd.’’ Jezus leert ons dat wij niet verontreinigd kunnen worden van etenswaren, dus ook niet van varkensvlees. Hij maakt geen onderscheid tussen verschillende etenswaren, maar beoordeelt het geheel over dezelfde maat. Jezus vervolgt dit met: ‘‘wat uit de mens naar buiten komt, dat verontreinigt de mens. Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen voort kwade overwegingen (…)’’. Jezus noemt op wat ons wél kan verontreinigen; namelijk het kwaad dat uit ons hart komt. Deze Bijbelvers leert ons dat wij ons moeten bezighouden met hetgeen dat uit ons hart komt, omdat de verontreiniging alleen veroorzaakt kan worden door de daden die uit ons hart komen en dus niet wat in onze maag gaat.

In Handelingen 10 spreekt de Heer met Petrus. In dit hoofdstuk is Petrus op reis en krijgt tijdens zijn reis honger, waarna hij de hemel ziet openen en een groot linnen laken met daarop viervoetige dieren naar hem toekomen. Een stem kwam toen tot hem: “sta op Petrus en slacht het eten!” Maar Petrus wilde dit niet, omdat hij niets wilde eten wat onheilig of onrein zou zijn. In Handelingen 10:15 lezen we vervolgens: ‘‘En er kwam opnieuw, voor de tweede keer, een stem tot hem: Wat God gereinigd heeft, mag u niet voor onheilig houden!’’.

Uit het Nieuwe Testament blijkt dat God de wetten van het Oude Testament, ten aanzien van onrein voedsel, tenietgedaan. Dit lezen we nog een aantal keer terug in de volgende verzen:

I) Mattheus 15:11 ‘‘Wat de mond ingaat, verontreinigt de mens niet; maar wat de mond uitkomt, dat verontreinigt de mens.’’

II) Romeinen 14:17 ‘‘Want het Koninkrijk van God bestaat niet uit eten en drinken, maar uit gerechtigheid en vrede en blijdschap in de Heilige Geest.’’

III) Romeinen 14:20 ‘‘Breek niet om wat u eet het werk van God af. Alle dingen zijn wel rein, maar het is zondig voor hem die door wat hij eet aanstoot geeft.’’

IV) Timotheüs 4:4-5 ‘‘Want alles wat God geschapen heeft, is goed en niets is verwerpelijk, wanneer het onder dankzegging aanvaard wordt. Want het wordt geheiligd door het Woord van God en door het gebed.’’