Het Armeense woord voor zaterdag is inderdaad Shabat, een leenwoord uit het Syrisch, een Semitische taal en een dialect van het oude Aramees dat door de christenen van Noord-Syrië en Irak werd gesproken. In de eerste en tweede eeuw drong het christendom vanuit deze streken door in Armenië, en de vroegste kerkelijke woordenschat in het Armeens was verrijkt met leenwoorden uit met name het Syrisch.

Armeniërs volgden in de voorchristelijke tijd een zonnekalender die het jaar, dat uit 365 dagen bestond, verdeelde in twaalf maanden van dertig dagen en een 13e maand van vijf dagen. Elk van de dertig dagen van de maand had een naam. Het concept van een zevendaagse week werd in Armenië pas algemeen gebruikt na de bekering tot het christendom.

Volgens de vroeg-christelijke traditie noemden de Armeniërs de eerste dag van de week de ‘Dag des Heren’ ter herinnering aan de opstanding, die volgens de evangeliën (Mattheüs 28:1-6; Marcus 16:9; Lucas 23:1-5; Johannes 20:1-9) had plaatsgevonden bij het aanbreken van de eerste dag van de week. Het Armeense woord voor zondag, dat Kiraki/ Կիրակի is, komt van het Griekse kyriake [van de Heer]. Dit is een afkorting van het Griekse kyriake hemera, dat ‘de dag des Heren’ betekent. Deze uitdrukking wordt voor het eerst genoemd in Openbaringen 1:10, waarin staat; ‘Ik was in de geest op de dag des Heren’.

Sinds de tijd van de apostelen heeft de zondag voor de christenen de zaterdag vervangen als dag van aanbidding, samenkomst, gemeenschap en broodbreking (Handelingen 20:7). Dit blijkt ook duidelijk uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs, 16:1-2, waarin hij de gelovigen van Korinthe opdraagt de opdracht te volgen die hij aan de christenen van Galatië had gegeven om op de eerste dag van de week bijdragen te geven. Ook andere vroeg-christelijke auteurs spreken over de zondag als rustdag. De Synode van Laodicea, die vermoedelijk in 365 na Christus bijeenkwam, formaliseerde dit met haar 29e canon:‘Christenen mogen niet Judiazen door op de sabbat te rusten, maar moeten op die dag werken, en liever de dag des Heren [dat is de zondag] eren; en als zij kunnen, rusten zij dan als christenen.’

De Armeense versie van deze canons vertaalt de dag des Heren als zondag. Een verkorte versie van deze canon komt ook voor als nummer 28 in een reeks canons toegeschreven door de heilige Gregorius de Verlichter. De vierde eeuwse Apostolische Canons of Instruction bevat de volgende canon over de zondag:

‘De apostelen bepaalden en verordenden vast dat er op de eerste dag van de week, [dat is] op elke zondag feest, dienst en de viering van het Dominisch mysterie van het lichaam en bloed van de Heer… want op de eerste dag van de week vond de schepping van de schepselen plaats, en op de eerste dag van de week stond de Heer Christus op uit de dood, en op de eerste dag van de week verrees Hij op de wereld, en op de eerste dag van de week voor Pinksteren steeg onze Heer op naar de hemel, en op de eerste dag van de week zal Hij verschijnen als het einde van de wereld met vaderlijke glorie en met de engelen van de hemel.’

De bovenstaande fragmenten uit de Heilige Schrift en de vroege canonieke literatuur onderstrepen de oudheid van het vieren van de zondag als de dag des Heren, en als de dag die in de christelijke praktijk de sabbat heeft vervangen.