In de Armeens-Apostolische Kerk is het gebruikelijk om een kruis te slaan wanneer men een kerk binnengaat, een heiligenafbeelding passeert, aan het begin van een dienst of op andere momenten tijdens de Goddelijke Liturgie. De beweging van het kruisteken wordt gemaakt door de eerste drie vingers, – de duim, wijsvinger en ringvinger- samen te voegen om de Heilige Drie-eenheid te symboliseren. De twee andere vingers worden in de handpalm gelegd. Vervolgens wordt het voorhoofd aangeraakt, dan onder de borst, dan links, vervolgens rechts en dan te eindigen met de open hand op de borst, opnieuw met buigend hoofd. Het kruisteken symboliseert de zegenbede: in de naam van de Vader (aanraking hoofd), de Zoon (borst), de Heilige Geest (linker- en rechterschouder) en amen (borst).

In de oosters-orthodoxe kerken wordt het kruisteken in de eredienst veel vaker gemaakt dan in de westerse kerken. Hoewel er punten in de liturgie zijn waarop bijna alle gelovigen zich kruisen, hebben orthodoxe gelovigen een aanzienlijke vrijheid om ook op andere momenten een kruis te slaan. Velen maken het kruisteken dan ook vaak tijdens de Goddelijke Liturgie of andere kerkdiensten.

Een kruisteken wordt gemaakt op de volgende momenten:

I. Na het gebed: Het is gebruikelijk om een kruisteken te maken na een gebed, vaak na het Onze Vader.

II. Na het noemen van de Heilige Drie-eenheid: Een andere gebruikelijke moment waarop het kruisteken wordt gemaakt, is wanneer de Heilige Drie-eenheid wordt genoemd tijdens de dienst. In dit geval kan het zowel voor als na het noemen van de Heilige Drie-eenheid worden gedaan.

III. Tijdens de Goddelijke Liturgie: Tijdens de viering van de Goddelijke Liturgie, de sacramenten en de dagelijkse diensten is het een traditie om God te aanbidden door in eerbied te buigen of zich te verlagen. In de Armeense kerk wordt dit door geestelijken en gelovigen gedaan door ofwel voorover te buigen vanaf het middel ofwel te knielen om de grond aan te raken. Beide worden gevolgd door het maken van het kruisteken.

IV. Na het aansteken van een kaars (momavarootyun) : Het aansteken van kaarsen in de kerk is een vrome daad en tevens een uiting van een zichtbaar spiritueel gevoel. Het uitdelen en aansteken van kaarsen bestaat al sinds de apostolische tijd. In de vroege periode van het christendom werd de eredienst ’s avonds uitgevoerd, waardoor het noodzakelijk was om de gebedsruimten en kapellen te verlichten door het aansteken van kaarsen en olielampen. In latere jaren werd dit gebruik een vast onderdeel van de kerkdiensten, dat tevens een symbool is van vroom geestelijk gevoel.