In deze Khorurd-editie gaan we nader in op de definitie van geloof die de Bijbel ons leert. Daarbij is opvallend dat de verzen waarin verteld wordt over geloof, de teksten zijn waarin Jezus ons eraan herinnert dat we moeten geloven in God. Het is een uitspraak die vaak terugkomt in de Bijbel en wat ook het fundament is van religie. Wij hebben als doel de lezer te laten inzien wat geloof voor een christen kan betekenen. Hierbij zal zoveel mogelijk worden verwezen naar de Bijbel.
De Bijbel spreekt over meerdere soorten geloof. Om te beginnen bestaat er het christelijk geloof; geloven dat Christus de zoon van God is. Je gelooft dat het christendom de waarheid achter alles is. Ten tweede bestaat het geloof voor redding; dit betekent dat wij als christenen geloven dat wij zijn gered door Gods genade. Vervolgens bestaat er geloof in Gods kracht, waarbij wij geloven dat alles mogelijk is in naam van de Heer. Geloven is dus niet enkelzijdig, maar bevat meerdere definities. Geloven dat Jezus de Zoon van God is, is dus niet hetzelfde als geloven in de kracht van Gods Woord of de kracht die wij hebben met het geloof in het gebed. In de Bijbel vraagt Jezus ons om te geloven in God. Hij vraagt ons niet om méér te geloven dan we al doen, maar slechts om te geloven. Dit betekent dat wij tijdens het geloven niet mogen twijfelen in onze harten. Ons geloof moet puur en volledig zijn, het mag dus geen aarzeling bevatten. Maar wat maakt het geloven dan zo lastig? Dat komt door onze menselijke zintuigen. “Eerst zien, dan geloven” is een menselijke uitdrukking. Wij willen het feitelijk voor ons zien, voordat we het voor waarheid aannemen. Maar in Johannes 20:29 lezen we; “Jezus zei tegen hem: Omdat u Mij gezien hebt, Thomas, hebt u geloofd; zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven.” In het Bijbelverhaal komt Thomas pas tot geloof wanneer hij de littekens op de handen van Jezus heeft gezien. Jezus leert ons dat de mens zalig is, wanneer wordt geloofd zonder feitelijk gezien te hebben. Wist je dat: De uitdrukking ‘ongelovige Thomas’ komt van deze Bijbelvers?
In Markus 11:22-24 lezen we: “En Jezus antwoordde en zei tegen hen: Heb geloof in God. Want, voorwaar, Ik zeg u: wie tegen deze berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen, en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven dat wat hij zegt, gebeuren zal, het zal hem gebeuren wat hij zegt. Daarom zeg Ik u: alles wat u biddend begeert, geloof dat u het ontvangen zult, en het zal u ten deel vallen.” Jezus leert ons dat een gelovige door middel van zijn geloof in staat is om bergen te verschuiven. De bergen staan hier symbool voor onze menselijke problemen. Wij kunnen onze problemen tenietdoen door te geloven. Hierbij is het van belang dat men niet zal twijfelen in zijn hart, maar dat hij gelooft dat hetgeen zal gebeuren. Dit zien we ook terug in de daden van Jezus. Wanneer Jezus de zieken aan het genezen was, was Hij niet verbaasd over het resultaat dat voortkwam uit Zijn handeling. Omdat Hij wist dat het zou gebeuren, want Jezus geloofde. In Markus 9:23 staat vervolgens “En Jezus zei tegen hem: Als u kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.” Jezus geeft ons de boodschap dat niets onmogelijk is voor degene die gelooft. Dit betekent dat wanneer wij in staat zijn om te geloven, alle dingen voor ons mogelijk zijn. Hiermee kan gezegd worden dat geloven het betaalmiddel is van de hemel. De valuta van God. Want alleen in geloof kunnen wij God bereiken. Dajana Daniljan
Hierna gaan we enkele Bijbelverzen lezen in het licht van het eerder besprokene.
- Mattheüs 9:28-30 “Toen Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden naar hem toe. En Jezus zei tegen hen: Gelooft u dat Ik dat kan doen? Zij zeiden tegen Hem: Ja, Heere. Toen raakte Hij hun ogen aan en zei: Het zal u gaan naar uw geloof. En hun ogen werden geopend.” In deze Bijbelvers vraagt Jezus aan de blinden of ze geloof hebben. Vervolgens worden ze door de kracht van hun geloof genezen.
- Mattheüs 9:21-22 “Want zij zei bij zichzelf: Als ik alleen maar Zijn bovenkleed aanraak, zal ik gezond worden. Jezus keerde Zich om, zag haar en zei: Heb goede moed, dochter, uw geloof heeft u behouden. En de vrouw was vanaf dat moment gezond.” In dit Bijbelverhaal ging het om zieke vrouw die geloofde dat als zij het bovenkleed van Jezus zou aanraken, dat ze genezen zou worden. Jezus voelde die aanraking en keerde zich om. In eerste instantie schrikt de vrouw, maar Jezus stelt haar gerust en zegt dat haar geloof de oorzaak is van haar genezing.
- Mattheüs 14:31 “Jezus stak meteen Zijn hand uit, greep hem vast en zei tegen hem: Kleingelovige, waarom hebt u getwijfeld.” Opvallend aan deze Bijbeltekst is dat Jezus hem niet vraagt waarom er niet voldoende is geloofd. Jezus geeft geen overtreffende trap van het geloven; Hij vraagt enkel waarom de gelovige heeft getwijfeld. Dit maakt duidelijk dat wij tijdens het geloven niet mogen twijfelen aan God.
- Lukas 8:25 “Hij zei tegen hen: Waar is uw geloof?” In deze Bijbelvers is Jezus met Zijn discipelen aan boord van een schip. Een stormwind viel en het schiep liep vol water. De discipelen waren bevreesd en riepen “Meester, Meester, wij vergaan!” Waarna Jezus de wateren stilt en vraagt “waar is uw geloof?”. De discipelen geloofden in God en Jezus, maar niet in het feit dat zij gered konden worden.
- Mattheüs 21:22 “En alles wat u in het gebed vraagt, in geloof, zult u ontvangen.” Bij deze Bijbelvers is het opvallend dat er niet staat ‘en alles wat u in gebed vraagt, zult u ontvangen’. Maar de belangrijke woorden ‘in geloof’ staan middenin de vers. Dit laat zien dat enkel gebed niet genoeg is; men moet geloven in het gebed.
Maar wat betekent dit allemaal voor een gelovige christen? In hoeverre heeft ons geloof kracht? Het antwoord op deze vragen vinden we in Markus 6:5-6 “En Hij kon daar geen kracht doen, maar Hij legde slechts enkele zieken de handen op en genas hen. En Hij verwonderde Zich over hun ongeloof. En Hij trok de dorpen in de omgeving rond en gaf er onderwijs.” Als we deze vers vergelijken met Mattheüs 13:58 waarin staat “en Hij deed daar niet veel krachten vanwege hun ongeloof” dan kunnen we concluderen dat ons ongeloof een beperking is op God en daardoor ook op onszelf. Jezus kón geen kracht doen; dit zegt niets over Zijn willen. Jezus kon geen kracht doen, omdat de mens twijfelde in Zijn kracht. Als we dit vergelijken met eerdere Bijbelverzen waarin Jezus de zieken wel kon genezen, dan lezen we terug dat Hij vroeg óf de mens geloofde. Wanneer Jezus vraagt “waar is uw geloof”, spreekt Hij ons direct aan, omdat Hij weet dat onze problemen kunnen worden verholpen door geloof.