5 februari 2023
“Ze vroegen: “Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?”. “Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft’’, antwoordde Jezus.’’- Johannes 6:28-29
Geloven in de Zoon van God begint met luisteren. Het gaat er dan voornamelijk om hoe we naar het woord van de Heer luisteren. Met wat voor mentale en emotionele instelling, geestelijke voorbereiding en openheid van het hart luisteren we naar Hem? Luisteren we met onverschilligheid of met deelname? Luisteren we met warmte, met kilheid, met verlangen of komt het vanuit één kant zoals gewoonlijk? Gaan we ermee om zoals we omgaan met woorden die overal gezegd kunnen worden of luisteren we aandachtig met vertrouwen? Luisteren we ernaar met argwaan, als een onbekende uitspraak die ons wordt opgedrongen door een ongenode gast of luisteren we ernaar alsof een zorgzame, intieme stem je hart en ziel kalmeert, zoals de stem van een moeder voor een pasgeboren kind?
Luisteren naar het woord van de Heer is de bron van het leven zelf. We moeten onszelf daarom afvragen hoe we naar elk woord van de Heer luisteren, hoe we elk woord van de Bijbel lezen en hoe we elk woord van het evangelie en de apostolische geschriften die we tijdens de Heilige Liturgie te horen krijgen in ons opnemen. Dan beseffen we dat die woorden van de Heer zelf zijn. Die woorden zijn door de Heer geïnspireerd en hebben als doel om ons te behoeden voor het verlies, ons de weg naar het eeuwige leven aan te wijzen, het zaad des levens in ons hart te planten en om het water des levens in ons hart op te laten borrelen.
Jezus zei: “Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, de tijd zal komen dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen en zij die ze horen, zullen leven.” Johannes 5:25. Het luisteren alleen zal dus het begin van het leven zijn. Laten we eens nadenken over hoe we luisteren en waarom we luisteren.
Luisteren naar het woord van de Heer is niet zoals het luisteren naar een lezing of een toespraak, omdat het christendom niet op zichzelf staat en niet zomaar een ideologie is. Luisteren naar het woord van de Heer houdt noodzakelijkerwijs in dat we een dusdanige actie moeten ondernemen die van vitaal belang is. Die actie ontmoet het levende woord van God, geïncarneerd als de Zoon van God, de Heer Jezus Christus. Hij is het woord van God en dat is wat wij horen. Door met waarheid, geloof, vertrouwen en verlangen te luisteren naar het woord van God, accepteren we Jezus Christus in ons leven. We luisteren naar het woord van God met onze oren en ontvangen het in het centrum van ons lichaam, het hart, via de deuren van onze geest.
Tijdens de heilige liturgie bidt de diaken als volgt: “De deuren, de deuren. Met alle wijsheid en voorzichtigheid, verhef uw gedachten met vrees voor God.” In het eerste deel van de heilige liturgie horen we de heilige evangelie van de Heer en nodigt Christus ons uit om de deuren van onze geest te openen om de Heer te ontvangen. Dankzij de heilige communie kunnen we eindelijk het verlangen om de Heer in ons hart te ontmoeten waarmaken. De vereniging met de Heer waar een persoon naar verlangt is de Heer zelf.
Het gebed, in dit geval de heilige liturgie, is de “ontmoeting tussen God en mens”, zoals Sint Augustinus het zegt. Met geloof luisteren naar het woord van God betekent dus ons hart openen voor de Heer, Hem aanvaarden, Hem ontmoeten en ons met Hem verenigen. Dit is de actie die “horen” inhoudt voor een volgeling van Christus.
Dit is het essentiële verschil tussen het luisteren naar eenvoudige uitspraak en het luisteren naar het woord van God, omdat het woord van God een Persoon is, de tweede persoon van de Heilige Drie-eenheid, door wie de wereld is geschapen. “Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. In het woord was leven en het leven was het licht voor de mensen.” Johannes 1: 3-4. Dit is waar we naar luisteren als we luisteren naar het Woord van God. Luisteren naar het Woord van God betekent niet ernaar luisteren en erdoor opgewonden raken, maar er gewoon in geïnteresseerd zijn, nadenken of het acceptabel is of niet, goed of fout is en of het betrouwbaar is of niet.
Luisteren naar het Woord van God betekent jezelf openstellen voor het Goddelijke woord dat het universum schiep, jezelf openstellen voor de Schepper, zodat we Hem benaderen om die “god” in ons op te nemen. Laat dat “hel” zingen in ons hart, in de diepten van ons wezen en de geestelijke wil van onze hartenmaker, zodat die “ziel” het beeld van God in ons hart laat zuiveren en onze verloren gelijkenis met de Schepper gebruikt om die “ziel” te laten komen, de duisternis van de wereld te verdrijven.
“God sprak. “Laat er licht zijn en er was licht” – Genesis 1:3
“Zijn leven was licht en dat leven was een licht voor mensen. En het licht verlicht de duisternis en de duisternis overwint hen”. – Johannes 1:5
Evangelie: Johannes 6:22-28
22 De volgende dag stond de menigte weer aan de oever van het meer. Ze hadden gezien dat er maar één boot was en dat Jezus niet aan boord was gegaan maar dat zijn leerlingen alleen vertrokken waren. 23 Nu legden er andere boten uit Tiberias aan, dicht bij de plek waar ze het brood gegeten hadden nadat de Heer het dankgebed had uitgesproken. 24 Toen de mensen zagen dat Jezus en zijn leerlingen er niet waren, stapten ze in die boten en voeren ze naar Kafarnaüm om Hem te zoeken.
25 Ze vonden Hem aan de overkant van het meer en vroegen: ‘Rabbi, wanneer bent U hier gekomen?’ 26 Jezus zei: ‘Werkelijk, Ik verzeker u, u zoekt Me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent. 27U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat blijft en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft Hem die volmacht gegeven.’ 28 Ze vroegen: ‘Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?’
12 februari 2023
“Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! Rivieren vol bruisend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft.” – Johannes 7:37
Deze woorden zijn een van de mooie en beknopte beelden van ons geloof. Jezus Christus Zelf, als het belichaamde beeld van God de Vader, spreekt tot ons met typische beelden uit ons leven, zodat we niet losgekoppeld blijven van het nieuwe leven dat Hij heeft gebracht vanwege de zwakte van onze geest. Hier verschijnt de Heer vandaag als het water des levens.
We kunnen zonder twijfel zeggen dat we slechts een dag zonder water moeilijk zouden overleven, dus de boodschap hierin is dat een mens zonder God niet eens een dag kan overleven. Laten we deze woorden eens onder de loep nemen. In de allereerste verzen van het Heilige Boek wordt water al snel genoemd. “Maar Gods geest zweefde over het water.” (Genesis 1:2). Omdat we niet alle verwijzingen en fragmenten over water in het Bijbelboek in detail willen presenteren, zullen we voor nu zeggen dat water de grootste en belangrijkste component van de dieren- en plantenwereld is. Om de bovengenoemde woorden van Onze Heer echter beter te begrijpen, moeten we kijken naar het belang en de betekenis van het water in het leven voor de Joden, want Jezus sprak in een omgeving waar Joden leefden, waardoor Jezus voorbeelden uit het leven van de Joden gebruikte. Op de pagina’s van verschillende boeken uit het Oude Testament zien we dat water het meest waardevolle was voor de inwoners van het woestijnland. Voor een volk dat zich voornamelijk bezighield met veeteelt, zoals de Joden, was het belangrijkste om drinkwater te vinden voor zowel zichzelf als hun kuddes en daarom vestigden zij zich altijd rond de putten.
We kennen ook verhalen over de vele waterputten die door de voorvaderen van Israël zijn gegraven. Water was bovendien erg belangrijk voor wassingen, vooral voor mensen die in het stof van de woestijn leefden. Het wassen van voeten en handen was erg van belang, wat later ook een rituele betekenis kreeg. Voordat de joden de tempel binnengingen, moest iedereen zich wassen in de wasbakken die op de binnenplaats waren geplaatst als teken van reiniging van hun zonden. Hiermee worden de twee belangrijkste eigenschappen van water duidelijk: levendigheid en zuiverheid. Laten we, met deze kleine verwijzing in gedachten, stap voor stap proberen de betekenis van deze woorden van Jezus Christus begrijpen. Wanneer Jezus eerst zegt: “Laat wie dorst heeft”, dan betekent het dat het vereiste om Christus te naderen met een gevoel van dorst, namelijk de dorst van de ziel. Zoals de psalmist zegt: “Zoals een hinde smacht naar stromend water, zo smacht mijn ziel naar U, o God. Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God, wanneer mag ik nader komen en Gods gelaat aanschouwen?” (Psalmen 42:2-3).
“Mijn ziel dorst naar U, machtige en levende God.” Een ziel die dorst voelt, moet bevrediging zoeken en alleen Christus kan dat geven. De Heer roept de mensen die dorsten in hun ziel tot Hem. “Laat hem tot Mij komen en drinken.” Onze eerste ontmoeting met God is de doopvijver. We worden gezuiverd door het water door het drinken van het water des levens. We worden herboren in de geest, maar het leven van onze herboren ziel is niet daartoe beperkt. Jezus vervolgt zijn toespraak met “hij die in Mij gelooft.” Dit betekent dat degenen onder ons die door de doop wedergeboren zijn, ons nieuwe leven moeten leiden: het leven van het geloof. Met andere woorden, laten we ons niet beperken tot onze persoonlijke nauwe relatie met God, maar laten we ook met anderen delen wat God ons heeft gegeven en zo een partner van de Heilige Geest te worden. Dit is precies wat de Heer bedoelt als Hij zegt: “Rivieren van levend water zullen uit hem stromen.” Dit alles laat ons duidelijk zien dat onze zielen dorsten naar God en dat als iemand eenmaal van het water des levens heeft gedronken, hij zelf een drinker van dat water wordt. Als we echter naar ons leven kijken, zien we dat niet alles zo mooi en perfect is. Hoewel velen van ons door de doop uit de bron van levend water dronken en herboren werden, lieten we door onverschilligheid of gebrek aan geloof het water in onze ziel vertroebelen. Misschien is er al een moeras in de ziel van velen van ons, omdat God zelf is gestopt met het geven van water, en misschien zijn er zelfs mensen wiens ziel nog nooit water heeft gezien.
Als vandaag de dag om ons heen kijken, zullen we merken dat deze woorden voor ons zijn uitgesproken en zullen we met pijn en spijt in het hart moeten toegeven dat we tot nu toe een droog leven hebben geleid. De ziel leeft tenslotte alleen als ze voortdurend in gemeenschap met God is door gevoed te worden uit de bron van levend water, namelijk Christus Zelf. De Heer laat Zijn ziel ook een stroom en een rivier worden voor dat water. Dit betekent dat je dat water opneemt en er tevreden mee bent en het ook aan anderen doorgeeft. Dan verandert alleen onze ziel in een bloemrijk paradijs, als een waterstroom waarvan de oevers altijd bedekt zijn met groen en bloemen. Laten we met deze bespiegeling door een nederige blik diep in onze ziel kijken: stroomt daar het levenswater? Zo niet, laten we dan niet wachten, want de zoete stem van de Heer klinkt voor ons. “Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken.”
Evangelie: Johannes 7:37-52
37Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus in de tempel, en Hij riep: ‘Laat wie dorst heeft bij Mij komen en drinken! 38“Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in Mij gelooft,” zo zegt de Schrift.’ 39Hiermee doelde Hij op de Geest die zij die in Hem geloofden zouden ontvangen; de Geest was er namelijk nog niet, want Jezus was nog niet tot Gods majesteit verheven.
40Toen de mensen in de menigte dit hoorden, zeiden ze: ‘Dit moet wel de profeet zijn.’ 41Anderen beweerden: ‘Het is de Messias,’ maar er werd ook gezegd: ‘De Messias komt toch niet uit Galilea? 42De Schrift zegt toch dat de Messias uit het nageslacht van David komt en uit Bethlehem, waar David woonde?’ 43Zo ontstond er verdeeldheid in de menigte, 44en sommigen wilden Hem grijpen, maar niemand deed Hem iets.
45De dienaren van de hogepriesters en de farizeeën gingen terug. Toen hun werd gevraagd: ‘Waarom hebben jullie Hem niet meegebracht?’ 46 antwoordden ze: ‘Nog nooit heeft een mens zo gesproken!’ 47Maar de farizeeën zeiden: ‘Hebben jullie je ook al laten misleiden? 48Er is toch geen enkele leider of farizeeër tot geloof in Hem gekomen? 49Alleen de massa die de wet niet kent – vervloekt zijn ze!’ 50Maar Nikodemus, die destijds bij Jezus was geweest, iemand uit hun eigen kring, zei: 51‘Onze wet veroordeelt iemand toch pas als hij gehoord is en als bekend is wat hij heeft gedaan?’ 52Ze zeiden tegen hem: ‘Kom jij soms ook uit Galilea? Kijk het maar na, dan zul je zien dat er uit Galilea geen profeet kan komen.’
19 februari 2023
Vandaag viert de Armeense Apostolische Kerk het goede leven. Het is de eerste zondag van de grote vastentijd. Normaliter wordt het goede leven de dag voor het vasten (of de Shabbat) gevierd. Deze dag staat in het teken van het goede leven.
Het goede leven is voorafgaand aan de langste vastentijd en het symboliseert het menselijk geluk waar Adam en Eva van genoten in het paradijs. Het goede leven is een uiting van vreugde. Op die dag veranderen mensen van verdrietig naar vreugdevol en van lijdend naar vredig Met dit begrip begint elke christen de reis van de Grote Vastentijd met nederigheid, berouw en hoop op genade. De Grote Vastentijd duurt in totaal 48 dagen, van de dag van het goede leven tot het Pasen.
Het vasten is een interne gebeurtenis en het mag niet worden uitgevoerd ter wille van anderen, maar ter ere van God. Het doel van de vastentijd is om ons lichaam voor te bereiden op schaarste en om ons spirituele leven te verrijken. Als iemand voor enkel zijn eigen doeleinden vast, bijvoorbeeld uit ambitie, hypocrisie of met het doel om af te vallen, is dat niet acceptabel voor God, omdat vasten niet bedoeld is om enkel berouw te tonen.
Onze Heer leert ons in welke geest het vasten uitgevoerd moet worden. Zoals ziekte het lichaam aantast, zo tast zonde de ziel aan, maar het vasten zelf maakt de zonde niet ongedaan omdat enkel God de verlosser is. Desondanks is het vasten belangrijk in dit verlossende sacrament. Bekering, gebed en berouw zijn de belangrijkste voorwaarden voor het ontvangen van Gods genezende en verlossende kracht. De veertig vastendagen symboliseren de veertigdaagse periode van gebed, vasten en boetedoening van Christus in de woestijn. Na Zijn doop werd Jezus “door de Geest naar de woestijn geleid en veertig dagen lang door de duivel op de proef gesteld. Hij at en dronk in die dagen niet” (Lukas 4:1-3). De kerkvaders zeggen dat het mooie aan het vasten is dat het lichaam de ziel behoud van zonden. Wat heeft het daarbij voor zin om het lichaam te verminderen door te vasten, als we de ziel vol zit met dodelijke zonden? Vasten is een manier om de ziel te voeden. Hymnes, evangelielezingen en gebeden zijn dingen waarmee een gelovige tijdens het vasten zijn ziel mee zou moeten voeden. Vasten moet worden gecombineerd met gebeden, wat ons naar de waarheden van het evangelie, naar geloof en naar God zullen leiden.
De vastentijd heeft zes zondagen. Die zondagen hebben verband met de zes Bijbelse verhalen die zijn samengesteld door Jacobus Tyarneghbayr en Kyuregh de Jeruzalemiet. De zondagen zijn: het Goede Leven (Invocabit), de Verdrijving (Reminiscere), het Verlies (Oculi), de Vreugde (Laetare), de Rechter (Judica) en Advent (Palmzondag). Deze namen geven de boodschap van elke zondag aan en ze vormen allemaal een “gouden ketting” waardoor we de weg van de mens vanaf de schepping van de wereld tot aan de wederkomst van Christus leren kennen.
Evangelie: Mattheüs 6:1-21
61Let op dat jullie je gerechtigheid niet tentoonspreiden om door de mensen gezien te worden. Dan beloont jullie Vader in de hemel je niet. 2Dus wanneer je iemand iets geeft uit barmhartigheid, bazuin dat dan niet rond, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat om door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 3Als je iets uit barmhartigheid geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. 4Zo blijft je gift in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.
5En wanneer jullie bidden, doe dan niet als de huichelaars die graag in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 6Maar als jullie bidden, trek je dan terug in je huis, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.
7Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voortprevelen zoals de heidenen, die denken dat ze door hun overvloed aan woorden verhoord zullen worden. 8Doe hen niet na! Jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het Hem vragen. Bid daarom als volgt:
Onze Vader in de hemel,
laat Uw naam geheiligd worden,
10laat Uw koninkrijk komen,
laat Uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
11Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
12Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij vergeven
wie ons iets schuldig is.
13En breng ons niet in beproeving,
maar red ons van het kwaad.
[Want aan U behoort het koningschap,
de Macht en de Majesteit,
in eeuwigheid. Amen.]
14Want als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie vergeven. 15Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin vergeven.
16Wanneer jullie vasten, doe dan niet als de huichelaars met hun sombere gezichten, want zij vertrekken hun gezicht om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 17Maar als jullie vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, 18zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.
19Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. 20Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. 21Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.
26 februari 2023
De tweede zondag van het grote vasten, de Verdrijvingszondag, symboliseert de verdrijving van Adam en Eva uit het paradijs. De lezingen over Verdrijvingszondag zijn smekend. “Heer wees ons genadig, op U vestigen wij onze hoop” (Jesaja 33:2).
Toen God aan het einde van de schepping van de aarde de mens schiep, naast de wonderen van de hemel, gaf Hij de mens de vrije wil om Gods pad te volgen of ervan af te wijken. God legt nooit Zijn wil op aan de mens, omdat Hij de mens met vrije wil heeft geschapen. Gods wil is in andere delen van het universum vast en definitief, inclusief dieren, maar als het om de mens gaat, zegt God enkel: “Doe” of “Doe het niet”. Hij laat het initiatief aan de mens over.
God gaf Adam en Eva het gebod van het leven. “Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.” (Genesis 2:16-17).
De eerste mensen genoten in het Paradijs van de onuitputtelijke gaven van de Schepper. Ze droegen geen zorg, noch lijden, noch de angst voor de dood.
Adam en Eva bleven echter niet lang in dat gelukzalige leven in het paradijs. Zij kozen een ander pad. De mens had een levende gemeenschap met God waardoor hij vrijelijk geluk kon genieten en gelukkig kon zijn in het paradijs. God had de mens alle kansen gegeven om een bewoner van de paradijs te worden en zich te ontwikkelen.
Door te eten van de vrucht van de Boom van Kennis van Goed en Kwaad, koos de mens voor de verlokking van de wereld omdat de mens werd verleid door de vrucht en de duivel. Op dat moment werd de mens gescheiden van de gemeenschap met God, verloor hij de helderheid van de theorie van de geest en zijn kinderlijke onschuld en raakte hij vervreemd van God. De mens rolde in perfect filantropie, maar door te eten van de verboden vrucht keerde hij zich geleidelijk tot het kwaad, raakte in de problemen en verloor zijn geluk. Er ontstond een splitsing in zijn geest, wil en geweten. In plaats van een zoon van God te zijn, werd de mens een zoon van de wereld.
Omdat de eerste mensen de raadgevingen van het kwaad niet weigerden werden zij verdreven uit het paradijs. Vanwege de zonden die deze mensen begingen, werden zij sterfelijk en vanwege hun ongehoorzaamheid werden zij verbannen en veroordeeld tot een moeilijk aards leven, waarbij zij hun dagelijks brood zouden verdienen door hard te werken. De hele wereld veranderde. De zonde kwam de wereld in. Het paradijs bleef slechts een herinnering in het menselijk geheugen.
De zonde kreeg een verderfelijke uitwerking op het hele bestaan van de mens. De bedreven zonden werden ‘Adams zonde’ genoemd en het werd een verwoestend begin voor de nakomelingen. De zonde werd geërfd en bereikte van generatie op generatie de hele mensheid en kan alleen gereinigd worden door de doop.
Het verhaal van Adam en Eva herhaalt zich tegenwoordig in ieders mensenleven. In een wereld vol beproevingen worden mensen nog steeds verleid om de “verboden vrucht” te eten en wordt het ook door anderen om hen heen opgedrongen. Wanneer de mens na het zondigen alert wordt, merkt hij dat hij “naakt” en “uit de hemel verbannen” is. Te midden van de moeilijkheden, het lijden en de duisternis van het leven wordt de weg naar de hemel gemarkeerd en verlicht door Jezus Christus.
Met de menselijkheid van de tweede Adam, Jezus Christus, werd de weg naar de hemel weer geopend voor mensen, door zich te bekeren, gereinigd te worden van zonden, en weer de zachtheid van de hemel waardig te worden.
De Kerk roept op om alles wat tot verleiding zorgt te verwerpen en te vasten met gebed en berouw, want zoals St. Hovhan Mandakuni zegt: “Al toen God de mens schiep, omringde God onze natuur met vasten en gaf Hij het eerste gebod aan de eerste mens om niet te eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Want als de mens het gebod van vasten had gehouden, zou hij een smetteloos, onsterfelijk en zondeloos leven hebben geërfd met hemelse goederen en degenen die zich aan de striktheid van het vasten hielden, werden van veel verdriet gered” (“Brief over de strengheid van vasten”).
Evangelie: Mattheüs 5:17-48
17Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. 18Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. 19Wie dus ook maar het minste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de minste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan. 20Want Ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.
21Jullie hebben gehoord dat destijds tegen het volk is gezegd: “Pleeg geen moord. Wie moordt, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht.” 22Dit zeg Ik daarover: ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie hen voor nietsnut uitmaakt, zal zich moeten verantwoorden voor het Sanhedrin. Wie “Dwaas!” zegt, zal voor het vuur van de Gehenna komen te staan. 23Wanneer je dus je offergave naar het altaar brengt en je je daar herinnert dat je broeder of zuster jou iets verwijt, 24laat je gave dan bij het altaar achter; ga je eerst met die ander verzoenen en kom daarna je offer brengen. 25Leg een geschil snel bij, terwijl je nog met je tegenstander onderweg bent, anders levert hij je uit aan de rechter, draagt de rechter je over aan de gerechtsdienaar en word je gevangengezet. 26Ik verzeker je: dan kom je niet vrij voor je ook de laatste cent betaald hebt.
27Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Pleeg geen overspel.” 28Dit zeg Ik daarover: iedereen die naar een vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd. 29Als je rechteroog je ten val brengt, ruk het dan uit en werp het weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat heel je lichaam in de Gehenna geworpen wordt. 30En als je rechterhand je ten val brengt, hak hem dan af en werp hem weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat je met je hele lichaam naar de Gehenna gaat.
31Er werd gezegd: “Wie zijn vrouw verstoot, moet haar een scheidingsbrief meegeven.” 32Dit zeg Ik daarover: ieder die zijn vrouw verstoot om een andere reden dan ontucht, drijft haar tot overspel; en ook wie trouwt met een verstoten vrouw, pleegt overspel.
33Jullie hebben ook gehoord dat destijds tegen het volk werd gezegd: “Leg geen valse eed af en houd je aan de eden die je voor de Heer gezworen hebt.” 34Dit zeg Ik daarover: zweer helemaal niet, noch bij de hemel, want dat is de troon van God, 35noch bij de aarde, want dat is zijn voetenbank, noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote koning; 36zweer evenmin bij je eigen hoofd, want je kunt nog niet één van je haren wit of zwart maken. 37Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee; wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad.
38Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Een oog voor een oog en een tand voor een tand.” 39Dit zeg Ik daarover: verzet je niet tegen wie kwaad doet, maar keer degene die je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe. 40Als iemand een proces tegen je wil voeren en je onderkleed van je wil afnemen, sta hem dan ook je bovenkleed af. 41En als iemand je dwingt één mijl met hem mee te gaan, loop er dan twee met hem op. 42Als iemand iets van je vraagt, geef het hem, en keer je niet af van wie geld van je wil lenen.
43Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.” 44Dit zeg Ik daarover: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen; 45alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat Zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. 46Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo? 47En als jullie alleen je broeders en zusters vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe je dan? Doen de heidenen niet net zo? 48Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.