5 juli 2020

‘Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst.’ – Mattheüs 13:30

Onze Heer Jezus Christus vertelt hier de gelijkenis van het onkruid. In de gelijkenis vergelijkt de Heer het Koninkrijk van de hemel met een man die goed zaad zaait in zijn veld. Zoals de Heer aan zijn discipelen meegeeft, is de zaaier van dat goede zaad de Mensenzoon, die het Woord van God zaait. In de gelijkenis wordt dit goede zaad ‘graan’ genoemd, de goede vrucht. Het graan is ons brood, dat ons leven geeft. Het graan heeft een nog belangrijker betekenis voor ons christenen․ Het is Jezus Christus, het Brood uit de hemel, dat de wereld leven geeft. Het Woord van God is het graan dat de redding en eeuwig leven aan de wereld geeft. Jezus legt uit dat het goede zaad de kinderen van het Koninkrijk zijn, degenen die naar het Woord van God geluisterd en geaccepteerd hebben. De rechtvaardigen zijn geroepen om in deze wereld te leven, dat het veld van de Heer is, op een verantwoorde wijze. De gaven gebruiken die ons zijn verleend: vrijheid, het vermogen om te denken en beslissingen te nemen.

Wanneer onze ziel niet wakker is, we een verdoofd leven leiden en onverschillig zijn voor de Heilige Liturgie, het gebed, de christelijke geboden, een arrogante en trotse houding hebben, ons alleen richten op materiële waarden, dan slaapt het spirituele in ons en soms sterft het zelfs en dan wordt een ernstige zonde iets gewoons. Als Jezus zegt dat onkruid de ‘zonen van het kwaad’ zijn, betekent dit niet dat we buiten onszelf moeten kijken naar zware criminelen, maar we moeten eerst de balk in ons eigen oog zien (Lucas 6:41).

Wanneer het raaigras (het onkruid) zo groot wordt als een graan, is het moeilijk het graan en het onkruid te onderscheiden. “Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal ik, wanneer het oogsttijd is, tegen de maaiers zeggen: ‘Wied eerst het onkruid, bind het in bundels bij elkaar en verbrand het. Breng dan het graan bijeen in mijn schuur”, zegt de Heer. Deze woorden geven ons en diegenen die tegenover ons staan de kans om de zondes te berouwen. Tevens leert het ons dat we onze naasten niet mogen veroordelen.

Het graan en het raaigras zijn geen vruchten die in een gewoon veld groeien. Het veld is de kerk en hierin is de Heilige Geest werkzaam door middel van de geestelijken en de gelovigen. Door onverschilligheid kan het graan onkruid worden en het onkruid kan door middel van Gods hulp en eigen wil graan worden en het Koninkrijk van God betreden. Iemand die zich volledig in de zonde bevindt en die we vandaag veroordelen, is morgen misschien eerlijker dan wij. En vice versa; de rechtvaardige van vandaag kan morgen vallen en niet langer willen opstaan ​​uit de zonde. God houdt vandaag misschien niet de hand van de crimineel vast, maar dat betekent niet dat Hij de lijdende mens volledig heeft losgelaten. God respecteert onze vrijheid, wat Zijn geschenk is aan ons, en Hij wil dat wijzelf het juiste doen. God houdt van ons allemaal en wil dat we allemaal onze redding behalen.

 

Evangelie: Mattheüs 13:24-30

24Hij hield hun een andere gelijkenis voor: ‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een mens die goed zaad op zijn akker uitzaaide. 25Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand onkruid tussen het graan zaaien en vertrok weer. 26Toen het jonge gewas opschoot en vrucht begon te dragen, kwam ook het onkruid tevoorschijn. 27De knechten kwamen de heer des huizes vragen: “Heer, hebt u soms geen goed zaad op uw akker gezaaid? Waar komt dat onkruid dan vandaan?” 28Hij antwoordde: “Dat is het werk van een vijand.” De knechten zeiden tegen hem: “Wilt u dat wij er het onkruid tussenuit wieden?” 29Hij antwoordde: “Nee, want dan zouden jullie met het onkruid ook het graan lostrekken. 30 Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal ik, wanneer het oogsttijd is, tegen de maaiers zeggen: ‘Wied eerst het onkruid, bind het in bundels bij elkaar en verbrand het. Breng dan het graan bijeen in mijn schuur.’”’

 

 

12 juli 2020

‘Ik ben het brood des levens, wie tot mij komt, zal geen honger lijden en die in Mij gelooft, zal nooit dorst hebben’. – Johannes 6:35

Het evangelie van vandaag vertelt het verhaal van hoe de Heer Jezus Christus vijfduizend mensen voedde die naar Hem kwamen luisteren en genazen van hun ziekten.

De mensen volgden Jezus waar Hij ook ging. Het evangelie vertelt ons dat zelfs toen Jezus alleen wilde zijn, de mensen Hem volgden en tot de avond in de afgelaten plaatsen bleven en luisterden naar Jezus’ woorden, vooral in de hoop genezen te worden. ’s Avonds kregen deze duizenden mensen honger in deze afgelaten plaats. Jezus gebiedt Zijn discipelen om de mensen te voeden maar de discipelen begrepen niet hoe ze zo een grote menigte konden voeden met slechts vijf broden en twee vissen. De woorden van Jezus waren in feite een gebod voor de discipelen om een missie te beginnen om te zorgen voor de mensen. Deze missie begrepen de discipelen waarschijnlijk pas echt na het Pinksteren. Maar hoe zorg je voor de behoeften van mensen, hoe voed je ze?

Jezus kwam om mensen geestelijk voedsel te geven dat niet alleen in tijdelijk, maar ook in eeuwig leven zou voorzien. De mensen waren genezen na de hemelse leer van Jezus en hadden geen behoefte om naar het materiële voedsel te streven. Hij genas tenslotte alle zieken, Hij ontnam onze pijnen en onze ziekten. Jezus wilde dat Zijn discipelen, net zoals Hij, de pijnen van de mensheid op zich zouden nemen en iedereen genezing zouden bieden met het geestelijke brood dat door Jezus werd gegeven.

De vijf broden symboliseren de vijf boeken van Mozes, waarin de Wet van God geschreven staat, en de twee vissen symboliseren de profeten en Johannes de Doper, die Gods volk hoop gaf op redding. Naast dit alles en ter voltooiing gaf Jezus hun het Brood dat van God komt en uit de hemel neerdaalde en leven geeft aan de wereld. Met andere woorden, Hij liet de discipelen en alle mensen zien dat de mens het voedsel van het eeuwige leven nodig heeft en dat is Hij, de Zoon van God is. In het evangelie van Johannes lezen we dat Jezus aan de mensen die Hem weer kwamen zoeken de betekenis van brood uitlegt. ‘Werk niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven, dat de Zoon des mensen u geven zal. (Johannes 6:27). Het brood waar Jezus het over heeft is Hijzelf. ‘Ik ben het brood des levens: hij die tot Mij komt, zal nooit honger lijden, en hij die in Mij gelooft, zal nooit dorst hebben.’ (Johannes 6:35). Jezus wilde dat de discipelen zouden nadenken en begrijpen dat als ze het Echte Brood des Levens bij zich hadden, Jezus Christus, ze de mensen met dat Brood moesten voeden.

Het wonder van de vermenigvuldiging van het brood vond plaats ‘kort voor het Pesachfeest’ (Johannes 6:4). Johannes benadrukt dit feit om ons aan te duiden dat Christus sprak over het brood en het volk daarmee voorbereidde om Zijn Pesach ofwel Zijn lijdensweg te begrijpen. Door Zijn Offer werd Hij het voedsel, niet alleen voor die vijfduizend, niet alleen voor de twaalf stammen van Israël, maar voor de hele mensheid. Met Zijn dood gaf Hij, net als een graankorrel, leven aan de mensen. Hij voedde de graan van de kerk, die geroepen is om vruchten te werpen en Hem te voeden aan de gehele mensheid. Die voeders zouden Zijn apostelen zijn. Diegenen die zich als eerste met Hem hebben gevoed, met Zijn Woord. Vervolgens, wij allemaal die eeuwenlang zich voeden met Hem, door over Hem te horen, te geloven in Hem, te worden gedoopt in Zijn naam, Hem in ons te nemen door middel van de heilige Communie en één te zijn met Hem. Apostel Paulus gebruikt het woord ‘enten.’

‘Als nu enige van die takken afgerukt zijn, en u, die een wilde olijfboom bent, in hun plaats bent geënt en mede deel hebt gekregen aan de wortel en de vettigheid van de olijfboom’ (Romeinen 11:17).

Dus door de Heilige Communie sluiten we ons aan bij het Heilige Offer van de Heer Jezus Christus. We voeden ons met dat Offer, krijgen leven hierdoor en krijgen de verantwoordelijkheid om alle mensen naar de heilige familie van Christus te leiden, de kerk, zodat door de kracht van Jezus en onze dienstbaarheid niemand in deze verlaten wereld honger lijdt, geestelijk of fysiek.

 

Evangelie: Mattheüs 14:13-21

Overvloed aan brood, gebrek aan geloof

13Toen Jezus hiervan hoorde, week hij per boot uit naar een afgelegen plaats waar hij alleen kon zijn. Maar de mensen kwamen het te weten, en vanuit de steden volgden ze hem over land. 14Toen hij uit de boot stapte en de grote menigte zag, voelde hij medelijden met hen en hij genas hun zieken. 15Bij het vallen van de avond kwamen de leerlingen naar hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. Stuur de mensen weg, laat ze naar de dorpen gaan om eten voor zichzelf te kopen.’ 16Maar Jezus zei: ‘Ze hoeven niet weg, geven jullie hun maar te eten.’ 17Ze antwoordden hem: ‘We hebben hier niets, alleen vijf broden en twee vissen.’ 18Hij zei: ‘Breng ze mij.’ 19En nadat hij de mensen opdracht had gegeven op het gras te gaan zitten, nam hij de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit en brak de broden; hij gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze door aan de mensen. 20Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze twaalf manden vol. 21Er hadden ongeveer vijfduizend man gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld.

 

 

19 juli 2020

‘Petrus en zij die bij hem waren, waren bevangen door slaap. Toe ze wakker geworden waren, zagen zij Zijn heerlijkheid en de twee mannen die bij Hem stonden.’ (Lukas 9:32)

Jezus neemt Zijn drie apostelen, Petrus, Johannes en Jakobus, mee de berg op om te bidden. Tijdens Zijn gebed veranderde de aanblik van de Heer en werd Zijn kleding stralend wit. Dit wordt de gedaanteverandering van Christus genoemd. Vervolgens spreekt Hij met de grote profeten Mozes en Elia. De apostelen ontwaakten uit hun slaap en zagen de Heer in Zijn heerlijkheid. Ze werden bang toen een wolk hen omhulde. Hieruit klonk de stem van de Vader: ‘Dit is Mijn Zoon, Mijn Uitverkorene, luister naar Hem!’ (Lucas 9:35).

Over de gedaanteverandering van Christus hebben we tijdens verschillende momenten beschouwd. Op de berg Tabor toont Christus Zijn goddelijkheid en vervolgens toont Hij de volmaakte voorbeeld van de mens. Met het streven om op Christus te lijken moeten wij ook stapsgewijs onze gedaante veranderen en dit moet gedurende ons gehele leven gebeuren. Het toont het doel van ons leven. God heeft de mens geschapen in Zijn evenbeeld. De mens zondigde en daarmee zonderde de mens zich af van God en vergat dat hij geschapen was in evenbeeld van God. God werd Mens, zodat de mens uit deze vergetelheid te rukken en het doel van het leven van de mens het streven naar deze volmaaktheid te maken.

De apostelen wilden tenten opslaan om op de berg te blijven. Dit toont aan hoe gewenst het gevoel van de heerlijkheid van God is voor de mens. Die bereid is alles te geven om die aanwezigheid, de volmaakte zaligheid, langer te genieten. De mens zoekt zijn gehele leven naar de zaligheid die de apostelen ervaarden op de berg Tabor. De goddelijke aanwezigheid die het leven van de mens hemels maakt. Een gemoedstoestand die de mens zijn hele leven zoekt.

Laten we vandaag de verdoofde situatie beschouwen die de apostelen op de berg hadden. De evangelist schrijft: ‘Petrus en zij die bij hem waren, waren bevangend door slaap. Toen ze wakker geworden waren, zagen zij Zijn heerlijkheid en de twee mannen die bij Hem stonden.’ (Lukas 9:32). In ons leven gebeuren veel dingen om ons heen die ons onopgemerkt voorbij gaan, omdat onze gedachten ‘slapen’.

De wereld verandert, de mensen veranderen, alles om ons heen verandert maar wij merken het niet. Doordat we bezig zijn met ons persoonlijke leven, onze ideeën en onze plannen, geven we geen aandacht aan nieuwe gedachten. De Heer Jezus Christus zegt: ‘Wie oren heeft om te horen, laat hij horen.’ (Markus 4:9). We hebben duizenden preken gehoord, uitleg over het Woord van God gelezen, maar we blijven oude gedachten, ideeën en gewoontes behouden. Dit alles heeft een duidelijke reden. Het Woord van God nodigt ons uit om te veranderen. Deze verandering brengt spanning in ons teweeg en om deze spanning te vermijden sluiten we onze oren en sluiten we de deuren van onze gedachten en vallen we in ‘slaap’. Veel mensen zijn zo onverschillig dat ze alle vragen vermijden en weigeren hier zelfs een mening over te vormen.

In het leven zijn er persoonlijke levensvraagstukken die ons bezig houden maar ook nationale of internationale. De vragen die buiten het egocentrische behoeften van mensen vallen interesseren heel weinig mensen. Iemand creëert een fijne omgeving voor zichzelf en wilt hier niet meer uit komen. Iedere goede gedachte, goed idee, dat zelfs heel belangrijk is voor diegene, kan geblokkeerd worden door de gestichte muren en tot stof opwaaien. Het leven van een christen is veranderlijk en ontwikkeld zich. Dat leven eist dienstbaarheid en opoffering voor zijn gelijke, de mens. Een christen moet het helpen van een behoeftige boven zijn eigen comfort stellen. Het is onmogelijk om iemand te helpen zonder jezelf te verhinderen.

Maar het leven zit vol met belevingen en gevoelens die onze gedachten ontwaken. Eén daarvan is bijvoorbeeld ware liefde. Ware liefde kan de reden zijn dat iemand opnieuw opleeft. Het kan ervoor zorgen dat iemand ontwaakt en zijn horizon verbreedt waarover hij eerst niet durfde te dromen. Een reden dat onze gedachten ontwaken is bijvoorbeeld een groot verlies, de rouw. Dit ontwaakt iemand genadeloos uit zijn slaap. Op dat moment beseffen we dingen veel dieper en leren we onszelf veel beter kennen.

De behoefte naar iemand of iets kan ook een reden zijn dat iemands gedachten ontwaken. Iemand kan zijn leven half slapend doorbrengen totdat zich een probleem voordoet waarop diegene geen antwoord heeft en geen oplossing. Dan kan diegene enkel snikken als hij zich stevig vasthoudt aan de rand van de hemel, wat wil zeggen dat hij al zijn hoop op God heeft gevestigd. Dat gevoel van behoefte wakkert een mens en brengt iemand naar God.

Wij moeten altijd bidden tot God, kracht vragen om wakker te blijven en om Zijn stem te blijven horen. ‘U bent allen kinderen van het licht en kinderen van de dag.’ (1 Thessalonicenzen 5:5). ‘maar laten wij, die toebehoren aan de dag, op onze hoede zijn, omgord met het harnas van geloof en liefde, en getooid met de helm van de hoop op redding.’ (1 Thessalonicenzen 5:8). Laten we wakker blijven, bereidt blijven om onze levens te blijven veranderen en te ontwikkelen. Om onze gedaantes te veranderen en een leven te leiden waarin we Gods evenbeeld in ons proberen te herstellen, die ons zal leiden naar de volmaakte zaligheid. Naar het hemelse leven waar we van Gods aanwezigheid moeten genieten tot in de eeuwigheid. Amen.

 

Evangelie: Lucas 9:18-36

Onderricht aan de leerlingen

18Toen Jezus eens aan het bidden was en alleen de leerlingen bij hem waren, stelde hij hun de vraag: ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’ 19Ze antwoordden: ‘Johannes de Doper, maar anderen zeggen Elia, en weer anderen beweren dat een van de oude profeten is opgestaan.’ 20Hij zei tegen hen: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ Petrus antwoordde: ‘De door God gezonden Messias.’ 21Hij beval hun op strenge toon dat tegen niemand te zeggen. 22Hij zei: ‘De Mensenzoon zal veel moeten lijden en door de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden worden verworpen en gedood, maar op de derde dag zal hij uit de dood worden opgewekt.’

23Tegen allen zei hij: ‘Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen en dagelijks zijn kruis op zich nemen en mij volgen. 24Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden. 25Wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld wint, maar zichzelf verliest of schaadt? 26Wie zich schaamt voor mij en mijn woorden, zal merken dat de Mensenzoon zich ook voor hem schaamt, wanneer hij komt in de stralende luister die hemzelf, de Vader en de heilige engelen omgeeft. 27Ik verzeker jullie dat sommigen die hier aanwezig zijn niet zullen sterven voor ze het koninkrijk van God hebben gezien.’

28Ongeveer acht dagen nadat hij dit had gezegd ging hij met Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden. 29Terwijl hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn gezicht en werd zijn kleding stralend wit. 30Opeens stonden er twee mannen met hem te praten: het waren Mozes en Elia, 31die in hemelse luister verschenen waren. Ze spraken over het levenseinde dat hij in Jeruzalem zou moeten volbrengen. 32Petrus en de beide anderen waren in een diepe slaap gevallen; toen ze wakker schoten, zagen ze de luister die Jezus omgaf en de twee mannen die bij hem stonden. 33Toen de mannen zich van hem wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: ‘Meester, het is goed dat wij hier zijn, laten we drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia,’ maar hij wist niet wat hij zei. 34Terwijl hij nog aan het spreken was, kwam er een wolk aandrijven, die een schaduw over hen wierp; ze werden bang toen de wolk hen omhulde. 35Er klonk een stem uit de wolk, die zei: ‘Dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister naar hem!’ 36Toen de stem verstomd was, was Jezus weer alleen. Ze zwegen over het voorval en vertelden in die tijd aan niemand wat ze hadden gezien.

 

 

25 juli 2020

“Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen.” – 1. Korinthe 1:25

In zijn eerste brief aan de Korintiërs schreef apostel Paulus: ‘Toch is wat wij verkondigen wijsheid voor wie volwassen is in het geloof. Het is echter niet de wijsheid van deze wereld en haar machthebbers, die ten onder zullen gaan. Waar wij over spreken is Gods verborgen en geheime wijsheid, een wijsheid waarover God vóór alle tijden besloten heeft dat wij door haar zouden delen in Zijn luister. Geen van de machthebbers van deze wereld heeft die wijsheid gekend; zouden ze haar wel hebben gekend, dan zouden ze de Heer die deelt in Gods luister niet hebben gekruisigd. Maar het is zoals geschreven staat: ‘Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie Hem liefheeft.’ (1 Korintiërs 2:6-9).

De wijsheid waar de heilige Paulus over spreekt is in de eerste plaats de waarheid van de Heilige Drie-eenheid, die alleen voor de volwassenen in het geloof is, zoals hij schrijft. Volwassen in het geloof zijn degenen die echt in Jezus Christus geloven. Dus Gods geheime wijsheid is voor ons. Het is verborgen en verstopt voor de heersers of de wijzen van deze wereld, die de goddelijke waarheden liever niet nederig accepteren, maar zo vol zijn met hun verzonnen ideologieën, hebzucht, liefde voor macht en ambitie. Goddelijke wijsheden en waarheden zijn altijd voor hen verborgen, en om deze wijsheden en waarheden te begrijpen moet men zo naïef zijn als een kind, vertrouwen en zuiver van binnen zijn.

In dezelfde brief schrijft de apostel Paulus: “Laat niemand zichzelf bedriegen. Als iemand onder u denkt dat hij wijs is in deze wereld, laat hij dwaas worden, opdat hij wijs zal worden. Want de wijsheid van deze wereld is dwaasheid bij God.” (1 Korintiërs 3:18). De Geest van God geeft degenen die van God houden kennis van goddelijke wijsheid. ‘wij verklaren het geestelijke met het geestelijke.’ (1 Korintiërs 2:13), schrijft de apostel Paulus. Een aantal regels daarvoor geeft hij deze uitleg: ‘En ik was bij u in zwakheid, met vrees en veel beven. En mijn spreken en mijn prediking bestonden niet in overtuigende woorden van menselijke wijsheid, maar in het betonen van geest en kracht. Opdat uw geloof niet zou bestaan in wijsheid van mensen, maar in kracht van God.’ (1 Korintiërs 2:3-5). De Korintiërs waren waarschijnlijk gewend om te luisteren naar de arrogante woorden en retoriek van denkers en redenaars die trots waren op hun puur filosofische wijsheid, de vlucht van het Griekse filosofische denken. De apostel Paulus legt hun uit dat zijn prediking niet zo is maar dat hij predikt met de kracht van de geest, het levende geloof, het vertrouwen in God, het diepste geloof in elk woord. Dat moet de wijsheid en het woord zijn van ons en van elke christen. Het mag niet komen uit de trots van menselijke wijsheid, hypocrisie, luxe, lege woorden, maar moet voortkomen uit de kracht van de Heilige Geest, het gevoel van constante eenheid met God, gebed, toewijding aan God en de naaste. De Heilige Geest voedt ons enorm, bouwt ons geestelijk leven op, helpt ons Gods aanwezigheid in ons te zien en helpt ons onszelf te zien als vaten die Gods heiligheid dragen.

 

Evangelie: Lucas 9:1-6

Uitzending van de twaalf

91Hij riep de twaalf bij zich en gaf hun macht en gezag over alle demonen, en de kracht om ziekten te genezen. 2Daarna zond hij hen uit om het koninkrijk van God te verkondigen en zieken te genezen. 3Hij zei tegen hen: ‘Neem niets mee voor onderweg, geen stok, geen reistas, geen brood en geen geld, en ook geen extra kleren. 4Blijf in het huis waar je onderdak hebt gevonden tot je van daar weer verdergaat. 5Als ze jullie niet willen ontvangen, schud dan het stof van je voeten ten teken dat je niets meer met hen te maken wilt hebben.’ 6Ze gingen op weg en trokken van de ene plaats naar de andere, terwijl ze het goede nieuws verkondigden en overal zieken genazen.