7 juni 2020

‘Maak van alle volken Zijn majesteit bekend, aan alle naties Zijn wonderdaden.’ Psalm 96:3 (95:3)

Vandaag viert de Armeens Apostolische Kerk de herdenkingsdag van de heilige profeet Elia. De profeet Elia wordt in de Bijbel genoemd als een deugdzame, betrouwbare, strikte, rechtvaardige en ware gelovige. In zijn tijd kwam afgoderij op. Hij was ijverig voor een puur en waar geloof, hierdoor vocht hij fel tegen afgoderij. Hij wilde niet dat het Joodse volk vreemde afgoden aanbad in plaats van de ware God.

In alle tijdperken hebben verschillende afgoderij geconcurreerd met de ware aanbidding van God. Tegenwoordig worden verschillende ideologieën, filosofische richtingen of nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen gebruikt om men ervan te overtuigen dat de onwetendheid en tekort aan kennis de reden is geweest dat de mensen vroeger de ‘natuurlijke ontwikkeling’ van het universum aan God hebben toegeëigend.

God kan Zich altijd, net zoals in de tijd van profeet Elia, door middel van wonderen openbaren. De mensen zullen dan geloven maar dat betekent dat mensen worden opgedrongen om in God te geloven. De boom van de kennis van goed en kwaad is het bewijs dat God de mens heeft geschapen met vrije wil. Vrije wil of te geloven of niet te geloven; te kiezen of te negeren; te accepteren of te weigeren. De vrije wil van de mens is er altijd geweest en zal altijd blijven.

De Almachtige God dwingt ons niet om te geloven in Hem en het hemelse Koninkrijk door wonderen te verrichten.  Onze Heer Jezus Christus zegt: ‘zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven.’ (Johannes 20:29).

Dezelfde vrije keuze heeft men in het wel of niet geloven in de verrijzenis van Christus. De opstanding van Christus is een uniek wonder dat de mensheid opnieuw de gelegenheid geeft om wel of niet te geloven in de incarnatie en goddelijkheid van de eniggeboren Zoon van God.

Laten we daarom wegblijven van de afgoden die door de 21e eeuw worden aangeboden en gepresenteerd worden in de vorm van verschillende ideeën, zonden en zelfs genot. Laten we zonder twijfel geloven in het bestaan van God, het Koninkrijk der Hemelen, en trouw zijn aan de christelijke waarden.

De Joden verlieten de ware God en begonnen afgoden te aanbidden in de tijd van profeet Elia. Door Elia’s gebed regende het drie jaar niet. Droogte volgt maar het hart van de Joden wendt zich alsnog niet tot de Heer. Profeet Elia verzamelt de profeten van Baäl en zegt dat ze hen twee stieren moeten brengen. De profeten van Baäl mogen als eerste een stier uitkiezen, in stukken snijden en op de brandstapel leggen maar ze mogen het hout niet aansteken. Profeet Elia zal de andere stier klaarmaken voor zijn brandstapel en niet aansteken. Hij zegt dat zij moeten bidden naar hun ‘god’ en hij zal tot de Heer bidden. De god die antwoordt met vuur, is de ware God. Uiteraard gebeurt er niets als de profeten van Baäl bidden, want er is geen God behalve de Heilige Drie-eenheid. Wanneer profeet Elia moet bidden laat hij drie kruiken water over de stier gieten en de in de geul eromheen. Door het gebed van de profeet ontvlamt het vuur en verteerde het brandoffer met brandhout, stenen, as en al; zelfs het water in de geul likte het op. De Israëlieten zagen het, en allen vielen op hun knieën en riepen: ‘De HEER is God, de HEER is God.’ (1 Koningen 18).

 

Evangelie: Lucas 4:25-30

25Maar ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. 26Toch werd Elia niet naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon. 27En in de tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël die leden aan huidvraat. Toch werd niemand van hen gereinigd, maar wel de Syriër Naäman.’ 28Toen de aanwezigen in de synagoge dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. 29Ze sprongen op en dreven hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem in de afgrond te storten. 30Maar hij liep midden tussen hen door en vertrok.

 

 

14 juni 2020

Mijn schapen luisteren naar Mijn stem, Ik ken ze en zij volgen Mij. Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit Mijn hand roven. Wat Mijn Vader Mij gegeven heeft gaat alles te boven, niemand kan het uit de hand van Mijn Vader roven, en de Vader en Ik zijn één.’ Johannes 10:27-30

In dit deel zien we het grote vertrouwen en de openbaring van de Heer Jezus Christus. Hij zei over Zijn schapen en Zijn kudde dat niemand Zijn schapen uit Zijn hand kan roven. Dat Hij de herder is die Zijn schapen tot in de eeuwigheid zal beschermen. Als Christus alleen dit gezegd zou hebben dan zouden we kunnen denken dat Hij voor het beschermen van Zijn kudde alleen vertrouwt op Zijn eigen krachten maar in het vervolg lezen we de basis voor Zijn vertrouwen. Hieruit blijkt dat de Vader Christus schapen heeft gegeven en dat Christus en Zijn schapen zich bevinden in de veilige handen van de Vader. Het zelfvertrouwen van Christus komt uit Zijn vertrouwen in de Vader. Het vertrouwen in het leven komt voort uit Zijn vertrouwen in de Vader. Hij was niet veilig door Zijn eigen kracht maar die van de Vader en Hij was volledig overtuigd van veiligheid en de uiteindelijke overwinning, niet omdat Hij alle kracht en heerschappij aan Zichzelf toedeelde, maar aan God de Vader.

En zo komen we bij de openbaring. ‘en de Vader en Ik zijn één.’ (Johannes 10:30) maar wat betekent dit? Voor het antwoord op deze vraag hoeven we niet ver te zoeken. Jezus Christus bidt voor Zijn lijdensweg voor Zijn volgers: ‘Heilige Vader, bewaar hen door Uw Naam, de Naam die U ook aan Mij gegeven hebt, zodat zij één zijn zoals Wij één Zijn.’ (Johannes 17:11). Christus stelde de eenheid van christenen voor als de eenheid tussen Hem en de Vader. Hij vervolgt: ‘Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hun verkondiging in Mij geloven. Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals U in Mij bent en Ik in U, laat hen zo ook in Ons zijn, opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt gezonden. Ik heb hen laten delen in de grootheid die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals Wij: Ik in hen en U in Mij.’ (Johannes 20-22). De woorden van Christus zijn zo helder en duidelijk dat het niet verkeerd begrepen kan worden. Het doel van christenen is één zijn met elkaar, een eenheid vormen, zoals Christus en de Vader één zijn.

Wat is de eenheid die moet heersen tussen de gelovigen van Christus? Het geheim hiervan is liefde. ‘Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief.’ (Johannes 13:34). De gelovigen zijn een eenheid, want ze hebben elkaar lief. Op dezelfde manier is Christus één met de Vader, want Hij heeft Hem lief.

De liefde die de eenheid volmaakt maakt komt voort door Gods wil te gehoorzamen. ‘je blijft in Mijn liefde als je je aan Mijn geboden houdt, zoals Ik Me ook aan de geboden van Mijn Vader gehouden heb en in Zijn liefde blijf.’ (Johannes 15:10). ‘Wanneer iemand Mij liefheeft zal Hij zich houden aan wat Ik zeg, Mijn Vader zal hem liefhebben en Mijn Vader en Ik zullen bij hem komen en bij hem wonen.’ (Johannes 14:23). ‘Als je Mij liefhebt, houd je dan aan Mijn geboden.’ (Johannes 14:15). ‘Wie Mijn geboden kent en zich eraan houdt, heeft Mij lief. Wie Mij liefheeft zal de liefde van Mijn Vader en Mij ontvangen, en Ik zal Mij aan hem bekendmaken.’ (Johannes 14:20).

Dit is de hele waarheid. De binding in de eenheid is liefde en het bewijs voor de liefde is de gehoorzaamheid aan Gods wil. Christenen zijn eensgezind wanneer ze met elkaar verbonden zijn door liefde en de woorden van Christus gehoorzamen. Christus is één met de Vader, want Hij was gehoorzaam en heeft Hem lief. Zijn eenheid met de Vader komt uit volmaakte liefde en dat resulteert in volmaakte gehoorzaamheid. De eenheid van Christus met de Vader komt voor uit twee dingen: Volmaakte liefde en volmaakte gehoorzaamheid. Hij is één met de Vader, want Hij heeft Hem lief en is Hem gehoorzaam en Christus kwam op aarde, zodat Hij ons net als Hem maakt.

 

Evangelie: Johannes 10:22-30

Geloof en ongeloof

22In Jeruzalem werd het feest van de Tempelwijding gevierd; het was winter. 23Jezus liep in de tempel, in de zuilengang van Salomo. 24Daar kwamen de Joden om hem heen staan, en ze vroegen hem: ‘Hoe lang houdt u ons nog in het onzekere? Als u de Messias bent, zeg het ons dan ronduit.’ 25Jezus antwoordde: ‘Dat heb ik u al gezegd, maar u gelooft het niet. Wat ik namens mijn Vader doe getuigt over mij, 26maar u wilt me niet geloven, omdat u niet bij mijn schapen hoort. 27Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij. 28Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven. 29Wat mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles te boven, niemand kan het uit de hand van mijn Vader roven, 30en de Vader en ik zijn één.’

 

 

21 juni 2020

‘Als u begrepen had wat bedoeld wordt met: “Barmhartigheid wil Ik, geen offers,” dan zou u geen onschuldigen hebben veroordeeld.’ Mattheüs 12:7

Christus gebruikt elke gelegenheid om de geest, missie en voordelen van de christelijke wet over te brengen, waarbij hij onderscheid maakt tussen het primaire en secundaire. Hij vergeeft de apostelen, omdat barmhartigheid en liefde voor God de voorkeur hebben boven ‘wettelijke voorzorg’. Vooral met persoonlijke toewijding, omdat het dienen niet door de oudheid van het Schrift komt, maar zoals de apostel opmerkt, door geestelijke vernieuwing, voor zover mogelijk, zonder uitstel, waardig en in stilte, want de vervulling van de wet en de vervulling van de profeten is de liefde van Christus en nooit het ongemeend opvolgen van de profeten.

Met Christus wordt het  Oude Testament vervult en voltooid. De wet van dienstbaarheid wordt vervult door de wet van vrijheid en adoptie. De mens is bevrijd van zonde en de wet wordt vervuld door genade en barmhartigheid, omdat het met haat en wraak onmogelijk is om naar een rechtvaardige en waardige vergelding voor goede daden te wandelen.

Nog in het jaar 740 v.C. schreef de profeet Jesaja: ‘Waartoe dienen voor Mij uw vele offers?’ (Jesaja 1:11), ‘Was u, reinig u!’ (Jesaja 1:16), ‘Als waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw; al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol.’ (Jesaja 1:18). ‘Christus, de Weg, de Waarheid en het Leven’ (Johannes 14:6). Hij geeft ons een nieuwe boodschap: ‘Laat de zonde dus niet heersen over uw sterfelijke bestaan, geef niet toe aan uw begeerten.’ (Romeinen 6:12), want ‘Wie naar jullie luistert, luistert naar Mij’ (Lucas 10:16).

De Heer van de hemel en aarde verkondigt voor het eerst aan de mensheid dat wij onverslaanbaar zijn, want de mens heeft niet zelf de zonde gesticht maar is tegen de zonde dus kan de aarde en het aardse niet heersen over hem. Dit is waarom Christus zegt: ‘Als u begrepen had wat bedoeld wordt met: “Barmhartigheid wil Ik, geen offers,” dan zou u geen onschuldigen hebben veroordeeld.”’ (Mattheüs 12:7), want de volmaaktheid van de mens zit in het liefhebben van God. Liefhebben van God en van zijn gelijke. Niet in vele offers maar in een goede levenswijze.

‘Heer, door Uw genade bent u in de wereld gekomen en heeft u onze dode natuur in leven veranderd’, schrijft de hymneschrijver.

Christus heeft vóór Zijn wederkomst een boodschap voor ons. Ik wil barmhartigheid. Niet gedwongen maar vrijwillig, zachtmoedig, met genoegen en geloof. Ieder moment in het aardse leven van Christus, tot aan de laatste druppel Bloed op het kruis, is barmhartigheid en het perfecte voorbeeld voor barmhartigheid tegenover de gehele mensheid. Alsook een nieuw verbond, een nieuwe soort relatie, die ons allen leidt om onszelf waarlijk te leren kennen en God waarlijk te leren kennen.

Barmhartigheid gaat dus in eerste instantie over het vredig zijn met God, het vergelden van schuld die de mens heeft aan God, over mededogen hebben naar je gelijke. De allergrootste inspiratiebron is de zuiverste, heldere en licht schijnende hemel, hoe verder weg, des te dichterbij en mysterieus het is en vanuit die hemel komen iedere dag de woorden van onze Heer Jezus Christus: ‘Barmhartigheid wil Ik, geen offers.’

 

Evangelie: Mattheüs 12:1-8

Jezus en de sabbat

121 In die tijd liep Jezus op een sabbat door de korenvelden. Zijn leerlingen hadden honger en begonnen aren te plukken en ervan te eten. 2Toen de farizeeën dat zagen, zeiden ze tegen hem: ‘Kijk, uw leerlingen doen iets dat op sabbat niet mag.’ 3Hij antwoordde: ‘Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen honger hadden, 4hoe hij het huis van God binnenging en er met hen van de toonbroden at, terwijl noch hij noch zijn mannen daarvan mochten eten, alleen de priesters? 5En hebt u niet in de wet gelezen dat de priesters die op sabbat in de tempel dienstdoen en zo de sabbat ontwijden, onschuldig zijn? 6Ik zeg u: hier gaat het om meer dan de tempel! 7Als u begrepen had wat bedoeld wordt met: “Barmhartigheid wil ik, geen offers,” dan zou u geen onschuldigen hebben veroordeeld. 8Want de Mensenzoon is heer en meester over de sabbat.’

 

 

28 juni 2020

‘Als Christus echter in u is, dan is het lichaam wel dood vanwege de zonde, maar de geest is levend vanwege de gerechtigheid.’ Romeinen 8:10

Alle religies hebben hun eigen definitie van moraliteit en moraliteit is gebaseerd op het idee van zuiverheid. Alle religies hebben hun eigen idee van de zondebok, die de verzoening en zuivering van zonden is. Zuiverheid is de verlossing van de zonde.

Alle boeken van de Bijbel spreken over de zondes van de mens.

Genesis toont de val van de vroege mens en de oorsprong van de zonde.

Leviticus en Deuteronomium, hier geeft God de Vader, door middel van Mozes, geboden en wetten aan het Joodse volk, zodat mensen wetteloosheid kunnen scheiden van rechtvaardigheid.

Richteren toont dat God rechters benoemt om Zijn volk te oordelen door passende straffen op te leggen voor misdaden.

1, 2, 3 en 4 Koningen laten zien hoe het Joodse volk, vanwege hun zondes en afgoderij, hun land en onafhankelijkheid verliezen en onder de heerschappij van andere volken vallen.

Psalmen zijn goede gebeden voor het belijden van onze zondes en verzoening.

Spreuken en Prediker onderwijzen en sporen mensen aan om weg te blijven van zondes.

Profeten, tot de geboorte van Christus spreek God via de profeten tot Zijn volk om hen te attenderen op de verdoving van de zonde en geeft hen het nieuws van de geboorte van de Verlosser van de mensheid.

Evangeliën, hierin spreekt de eniggeboren Zoon van God en geneest alle zieken en zegt: ‘Ga heen, en zondig niet meer.’ (Johannes 8:11).

De gehele Bijbel spoort ons aan om ons te bekeren van onze zondes. Ook de heiligen uit de Bijbel zondigden net als wij maar ze bleven trouwe dienaren van de Heer. Tegelijkertijd maakt de Bijbel ons de vergevingsgezindheid, genade en mededogen van God bekend. Dat Hij ons gaven schenkt om met Hem de zonde te overwinnen.

Christus schenkt ons verlossing van de zonde door Zijn Bloed. Niet het offer van dieren zuivert ons van zondes maar het Bloed van de Zoon van God vloeide op het kruis. Zijn zorg voor de mens is oneindig. Hij vertelt ons: Zo vaak als je valt, zoveel als je zondigt, sta op. Keer je tot Mij, want Mijn Zoons Bloed is verlossend en geeft leven. Ik geef jullie de mogelijkheid Mij Vader te noemen en na iedere zonde weiger Ik jullie niet maar wacht liefdevol op jullie berouw. Heilige Apostel Paulus schrijft: ‘U was dood door uw zonden en door uw onbesneden staat, maar God heeft u samen met Christus levend gemaakt toen hij ons al onze zonden kwijtschold. Hij heeft het document met voorschriften waarin wij werden aangeklaagd, uitgewist en het vernietigd door het aan het kruis te nagelen.’ (Kolossenzen 2: 13-14).

De kruisiging van Christus is een keerpunt geweest voor de hele mensheid. Het is geen fictieve mythe of een legende die in de wereld wordt verteld maar een waargebeurd feit, waar de mensheid aandacht aan moet schenken. De relatie tussen mens en God is geen illusie of misleiding en het gereinigd worden van zondes door Christus is geen illusie. De genezing van het menselijke lichaam en geest is geen illusie. Christus is de ware God en geeft ons de ware redding.

Door Christus’ kruisiging en offer wordt ons niet alleen vergiffenis geschonken maar de Heer schenkt ons ook Zijn liefde. Hij wijst ons niet alleen op onze ziektes en wonden maar geneest die. Hij toont ons niet alleen onze honger en dorst maar voedt ons en opent de tafels van het Hemelse Koninkrijk voor ons. Hij bewerkt niet alleen onze aarde maar weet wat wij nodig hebben om vruchten af te werpen.

De vernietiging van de menselijke ziel vindt plaats wanneer ze tolerant wordt voor de zonde. De menselijke ziel geeft een aangename geur zonder de zonde, in haar zuiverheid. Zonder de zonde is de menselijke ziel in geestelijke vrede en is bereid zijn Schepper te accepteren. Terwijl de zonde onze ziel bestormt, vervuild en verziekt. De zondes zijn de hoofdzakelijke obstakels voor eenheid met God. Ze creëren een kloof tussen ons en de Heilige Geest. Het is noodzakelijk om intolerant te zijn voor zondes en ons te vullen met de Heilige Geest. Zoals Paulus schrijft in zijn brief aan de Romeinen: ‘Maar nu, bevrijd van de zonde en in dienst van God, oogst u toewijding aan hem en zelfs het eeuwige leven. Het loon van de zonde is de dood, maar het geschenk van God is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Heer.’ (Romeinen 6:22-23).

 

Evangelie: Mattheüs 12:38-45

38Daarop reageerden enkele schriftgeleerden en farizeeën met een vraag: ‘Meester, we zouden graag een teken van u zien.’ 39Hij antwoordde: ‘Dit is een verdorven en trouweloze generatie. Ze verlangt een teken, maar zal geen ander teken krijgen dan dat van de profeet Jona. 40Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van een grote vis zat, zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten in het binnenste van de aarde verblijven. 41Op de dag van het oordeel zullen de Ninevieten samen met deze generatie opstaan en haar veroordelen; want zij hadden zich bekeerd na de prediking van Jona, en hier ziet u iemand die meer is dan Jona! 42Op de dag van het oordeel zal de koningin van het Zuiden samen met deze generatie opstaan en haar veroordelen; want zij was van het uiteinde van de aarde gekomen om te luisteren naar de wijsheid van Salomo, en hier ziet u iemand die meer is dan Salomo!43Wanneer een onreine geest iemand verlaat, trekt hij door dorre oorden op zoek naar een rustplaats. Maar als hij die niet vindt, 44zegt hij: “Ik zal terugkeren naar mijn huis, dat ik verlaten heb.” En wanneer hij terugkeert, merkt hij dat het leegstaat, schoongemaakt is en op orde gebracht. 45Dan gaat hij weg en haalt er zeven andere demonen bij, die slechter zijn dan hijzelf, en zij allen nemen daar blijvend hun intrek. En zo is de mens bij wie de demon intrekt er ten slotte veel slechter aan toe dan voorheen. Zo zal het ook gaan met deze verdorven generatie.’