7 november 2021
‘‘Hij nam haar hand vast en zei met luide stem: ‘Meisje, sta op!’ Haar levensadem keerde terug en ze stond meteen op. Hij gaf opdracht haar iets te eten te geven.’’ – Lucas 8:49-56
Gelovigen, de evangelielezing van vandaag presenteert het wonder van de opstanding van de dochter van Jaïrus.
Christus heeft vele wonderen verricht, die elk, hoewel het een realiteit uit het verleden is, ons de wil en de boodschap van God in het heden openbaart. Elke dag gebeurt er een wonder in ons leven dat we misschien niet zien, maar door de kracht van God leven we, bekeren we ons en hebben we hoop. Hoe gewoon deze voor ons ook zijn, het zijn in feite wonderen, zoals dit wonder van lichaamsgenezing.
Hoeveel voorbeelden zijn er in ons leven dat een persoon een staat van extreme ellende en depressie bereikt wanneer geen discipline, boodschap, gebed of liefde hem weer tot leven kan brengen? En net als de mensen die afscheid kwamen nemen van de dode dochter van Jaïrus, zeggen we tegen de Heer: ‘’Je kunt niets doen. Waarom ben je gekomen? Deze man is al dood.’’ We vergeten het wonder van de dochter van Jaïrus, het wonder van de opstanding van Lazarus. Bovenal vergeten we hoe de Heer ons voor de rest van ons leven weer tot leven brengt vanuit de duisternis van de diepe val van de zonde, uit de realiteit waarin we geen levensadem meer lijken te hebben en geestelijk dood zijn.
En dit wonder laat ons zien hoe Jezus naar dit huis met rouw gaat, waar de rouwende ouders en medelevende familieleden van het meisje zijn. Jezus wordt verteld dat Hij moest komen, omdat het meisje dood is. Jezus neemt drie leerlingen met zich mee die volgens de kerkvaders symbolisch staan voor het geloof in de persoon van Petrus, de liefde in de persoon van Johannes en het geduld in de persoon van Jakobus. Jezus berispt de ouders van het meisje, die oprecht rouwden. En zie hier: als gevolg van de behoefte aan liefde, geloof en geduld brengt Jezus het meisje tot leven.
Dit voorbeeld slaat ook op ons geestelijk leven. Wat doen we? Te midden van moeilijkheden en wanhoop doen we ons voor als realistisch en zeggen we: ‘Wat kan God doen?’ Het is een interessante vraag, die echter geen antwoord behoeft, maar eerlijk moet worden onderzocht en begrepen. Heeft God niets in ons veranderd, in ons leven? Heeft Hij onze zondes niet gereinigd? Heeft hij de duisternis van de dood niet uit ons leven verwijderd?
Als we hierover nadenken, kunnen we niet anders dan opmerken dat er veel mensen om ons heen zijn die geestelijk herboren moeten worden om nieuw te worden, maar in plaats van deze mensen tot Christus te leiden, doen we het tegenovergestelde en ontmoedigen we hen door te zeggen dat er niets gedaan kan worden. Dit laat zien dat ons geloof uitgeput is.
Met het geloof wordt niet het simpele besef dat God bestaat bedoeld. Geloof is meer dan het bestaan van God accepteren. Toen Christus Jaïrus in wanhoop zag, zei hij: ‘‘Wees niet bang, maar geloof’’ (Lukas 8:50). Geen enkele religie heeft zo’n theorie dat geloof de acceptatie is van het feit dat God bestaat. Voor moslims is het bijvoorbeeld niet het bestaan van God belangrijk maar loyaliteit aan God. Voor boeddhisten is het niet belangrijk of Boeddha bestaat, maar wat ze over hem weten. In het geval van een christen, te oordelen naar de passage van vandaag, is het niet de aanwezigheid van Christus accepteren, maar het geloof en vertrouwen dat Christus kan doen wat onmogelijk is voor de mens. Het gaat om Gods barmhartigheid, Gods genade. Dit is waar een mens als christen op kan vertrouwen. Geloof is ons antwoord op die goddelijke genade.
Het geloof veronderstelt het vormen van je wil, naar de realiteit om ons heen. Wat is belangrijk en wat niet? In het vormen van je wil kunnen dingen en werkelijkheden dienovereenkomstig worden gewaardeerd. En als gevolg daarvan laat de persoon de waarden toe die hij heeft gebruikt om zijn koers te beïnvloeden.
De volgende manifestatie van geloof is vertrouwen. Onze gevoelens en kennis kunnen variabel zijn. En de mens heeft iets nodig waarop hij kan vertrouwen en dat onveranderlijk is. Waarop vertrouwen wij christenen, leven of dood, liefde of wanhoop?
De andere manifestatie van geloof is loyaliteit. Loyaliteit ongeacht alles. Het leven van een persoon kan bestaan uit veranderende emoties en realiteiten. We moeten die variabiliteit overwinnen.
De weg van het geloof is niet alleen om het bestaan van God te accepteren, maar ook om ons leven te veranderen door wil, vertrouwen en loyaliteit uit te drukken, om van duisternis naar licht te gaan, om het leven te overwinnen door de angst voor de dood te overwinnen. ‘Wees niet bang, maar geloof,’ beveelt Christus ons. Op deze manier laat God ons de gelukzaligheid van het leven zien en zegt: “Loop zelf, wees niet bang, maar geloof.” Net als een kind, wanneer een kind begint te lopen, houden de ouders eerst zijn hand vast, na het zetten van de eerste stappen, laten ze hem alleen lopen, zonder hem ouderlijke zorg en aandacht te ontnemen. Op dit pad is geloof belangrijk, wat Christus van ons vereist. Geloof dat een uitdrukking is van wil, vertrouwen en loyaliteit naar de almachtige God. Voor Hem alleen is alle glorie en heerschappij. Amen.
Evangelie: Lucas 8:49-56
49Nog voor hij uitgesproken was, kwam er iemand uit het huis van Jaïrus tegen de leider van de synagoge zeggen: ‘Uw dochter is gestorven. Val de meester niet langer lastig.’ 50Maar Jezus hoorde het en zei: ‘Wees niet bang, maar geloof, dan zal ze worden gered.’ 51Toen hij bij het huis kwam, stond hij niemand toe om met hem naar binnen te gaan behalve Petrus, Johannes en Jakobus, en de vader en moeder van het meisje. 52Alle aanwezigen waren aan het weeklagen en sloegen zich van verdriet op de borst. Hij zei: ‘Houd op met klagen, want ze is niet gestorven maar slaapt.’ 53Ze lachten hem uit, omdat ze wisten dat ze gestorven was. 54Hij nam haar hand vast en zei met luide stem: ‘Meisje, sta op!’ 55Haar levensadem keerde terug en ze stond meteen op. Hij gaf opdracht haar iets te eten te geven. 56Haar ouders waren verbijsterd; hij gebood hun tegen niemand te zeggen wat er was gebeurd.
14 november 2021
“Want wie je vijand niet is, staat aan jouw kant” – Lukas 9:50
Deze boodschap van Jezus laat zien hoe men zich kan ontdoen van oordelende gebeurtenissen. : De apostelen benaderden de Heer en vertelden over een man die handelde in Zijn naam. : En omdat de man niet meeging met de apostelen, werd hem dat verboden. “Meester, we hebben gezien dat iemand in Uw naam duivelse geesten uit andere mensen wegjoeg. We hebben hem gezegd dat hij daarmee meost stoppen, omdat hij niet samen met ons U volgt”. (Lukas 9:49). Het is hier niet bekend wat ze verboden. Hen vervolgen of de naam van Jezus gebruiken? Maar het leek erop dat ze meer geneigd waren om hem te verbieden de naam van Jezus te gebruiken, omdat ze dachten dat zijn reputatie daardoor zou worden aangetast. Het antwoord van Jezus schokte ze. “Verbied hem niet, want hij die niet je vijand is, staat aan jouw kant.”
Helaas leven we in een wereld waar mensen meer geobsedeerd zijn door zichtbare dingen, dat wil zeggen, wat ze zien, geloven en beoordelen. Maar het woord van Jezus was anders dan de sceptische apostel Thomas. “Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn ij die niet zien en toch geloven.” (Joh. 20:29). Het lijkt alsof alles zo moet zijn. Het is heel belangrijk wat we dragen, hoe we praten, hoeveel we weten, hoe mooi we zijn, enzovoort. Als je je niet aanpast aan deze fenomenen, ben je als iemand die tegen de stroom in zwemt. Natuurlijk wordt zo iemand afgewezen of genegeerd door de mensen om hem heen. Om deze reden begint moraliteit te worden gebaseerd op zichtbare fenomenen. Meer dan een innerlijke geestesgesteldheid of uitingen van liefde, liggen de wetten van het morele leven in oefenen, afdwingen en gehoorzamen. Waarschijnlijk een factor waarom ze het zo slecht doen is dat racistische moraliteit sterk achteruitgaat, immoraliteit wordt natuurlijker en ononderbroken, omdat eenvoudige fenomenen een gedachte die graag denkt niet kunnen overtuigen. En als die denkende geest wegvalt van menselijke genoegens of passies, kan hij alle morele dingen vergeten, jou of de wet. Maar dit is nog niets, het kan veel erger. Sektarisme, autoritarisme in het seculiere, kerkelijke of religieuze leven. Helaas staat de geschiedenis van ons volk en kerk vol met verhalen over zulke destructieve acties. Mensen, volkeren, geestelijken, zelfs staten en kerken hebben gevochten, geleden, gemarteld, gedood en vernietigd, en denk niet dat ik het alleen maar over het verleden heb. Helaas bestaat dezelfde onverdraagzaamheid, haat en vijandschap vandaag de dag nog steeds in de wereld onder leden van kerken met hetzelfde geloof!
Er zijn veel voorbeelden. Het slechte is dat alles gebeurt in de naam van God en het goddelijke.
Hetzelfde gebeurde toen, tweeduizend jaar geleden, de apostelen een man verbannen die handelde in de naam van de Heer. De Bijbel zegt dat hij het niet probeerde, maar eenvoudigweg verwijderde, dat wil zeggen, hij genas mensen en zieken in de naam van de Heer, kortom, hij deed het werk van de Zoon van God. Maar de apostelen verboden het hem met zinloze ijver, ze vertelden het de Heer trots. Kun je je de staat van verwachting voorstellen die de apostelen hadden toen ze dachten dat ze een goede daad hadden verricht? Ze verwachtten geen berisping, maar evaluatie. De Heer vervulde hun verwachtingen echter met koud water en gaf hen een schokkend en kritisch antwoord. “Verbied hem niet, want hij die niet uw vijand is, staat aan uw kant”, “Want er is niemand die in mijn naam iets sterks kan doen en mij kan vervloeken” (Marcus 9:38). Hetzelfde gebeurde met de profeet Mozes. Als mensen hem komen vertellen dat twee mensen onder het volk aan het profeteren zijn, dat wil zeggen dat ze wilden zeggen dat jij de profeet bent, maar anderen profeteren in jouw naam, antwoordt hij: “Voor wie is uw ijver, God of de mijne?” Ik wou dat het hele volk van Israël was zoals ik.” De Bijbel gaat onmiddellijk verder met te zeggen dat er niemand nederiger in de wereld was dan Mozes.
Ik vraag me af wat onze positie of houding in dit geval zal zijn, als iemand vandaag op een andere manier handelt dan wij begrijpen en accepteren, maar daarmee wordt de naam van de Heer verheerlijkt. Laat mensen van hun rol afkomen, God leren kennen, hun zorgzame leven zal bloeien, hun geloof zal worden versterkt, dat wil zeggen, die persoon zal het werk van God doen. : Zullen we vervolgen, laten we hem zijn werk niet doen, kortom, wat gaan we doen? Jezus geeft ons die richting met Zijn woord. “Verbied hem niet, want hij die niet je vijand is, staat aan jouw kant” (Marcus 9:38).
Pas op dat we de discipline en leiding van de Zoon van God niet negeren en op een dag terechtkomen tussen degenen die ons verbieden. Jezus zet Zijn discipline voort. “Deze dingen heb ik tot u gesproken, opdat u niet beledigd zou zijn”. Ze zullen je uit hun synagogen verdrijven. Tot het moment dat de tijd rijp is, zal degene die je doodt, denken dat hij God aanbidt. En zij zullen het u aandoen, omdat zij de Vader noch mij hebben gekend” (Johannes 16:1-3).
Het belangrijkste criterium om God te behagen, is of het mensen dichter bij Hem brengt, de naam van God verheerlijkt, de kerk verlicht, heiligt en versterkt. Zo niet, dan is dit werk zeker door God verworpen. En als dat zo is, denken we dat in dit geval de manier waarop niet zo belangrijk is, omdat zo’n goede daad gezegend is, is het acceptabel voor God.
Moge de Heer ons alle wijsheid schenken om Zijn ware wil te doen. Amen.
Evangelie: Lucas 9:44-50
44‘Onthoud wat ik tegen jullie zeg: de Mensenzoon zal aan de mensen uitgeleverd worden.’ 45Maar ze begrepen deze uitspraak niet; de betekenis bleef voor hen verborgen, en ze durfden hem niet naar de zin van die uitspraak te vragen.
46Ze begonnen onderling te redetwisten over wie van hen de belangrijkste was. 47Jezus merkte wat hen bezighield en hij nam een kind bij zich, dat hij naast zich neerzette. 48Hij zei tegen hen: ‘Wie dit kind in mijn naam bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt hem op die mij gezonden heeft. Want wie de kleinste onder jullie allen is, die is werkelijk groot.’ 49Daarop zei Johannes: ‘Meester, we hebben iemand gezien die in uw naam demonen uitdreef en we hebben geprobeerd hem dat te beletten, omdat hij u niet samen met ons volgt.’ 50Jezus zei tegen hem: ‘Verhinder het niet! Want wie niet tegen jullie is, is voor jullie.’
21 november 2021
‘‘We bekronen u met eeuwige zegeningen in uw vertrouwde heilige tempel, en veilig onder uw wijdverspreide vleugels van wensen, spreiden wij onze armen met onbetwistbare hoop en geloven we dat we zullen worden gered.’’ – Heilige Grigor Narekatsi (Nerbogh Astvatsatsni)
Vandaag vieren we de Opdracht van heilige Maria in de tempel. Dit is een mooie en symbolische feest voor iedere christen. Het verhaal dat ten grondslag ligt van dit feest is opgenomen in de heilige Traditie van alle kerken, want het betreft iedere christen.
Uiteraard is het voor een drie jarig kind niet makkelijk om zich van haar ouders te scheiden. Maar zoals de heilige Traditie verteld, laat de kleine Maria met gemak de hand los van haar geliefde ouder, alsof ze een punt zet aan de heilige verantwoordelijkheid en missie van haar ouders, en opgewekt door de liefde van de hemelse Ouder, de tempel binnentreedt. Zij leeft ongeveer tien jaar in de tempel, omringd door vrome zusters, onder de zorg van profetes Anna en Gods liefde. De geestelijke opvoeding van de heilige Moeder Gods heeft zij gekregen in de tempel van God, waar de geestelijke voeding de moedermelk vervangt. Het lezen van het heilige Schrift, onderzoeken, bidden, zingen van psalmen en handwerk. Jarenlang was dit de bezigheid van de jonge geest van Maria maar het was niet vervelend voor de heilige Maagd, integendeel, want ze was vanaf haar moederschoot geïnspireerd door Gods liefde. Vanuit deze liefde is zij opgedragen aan de tempel van God om Hem te dienen. Het is de liefde die duister verandert in licht, bitter in zoet, wazigheid in helderheid en het onoverwinnelijke verwinbaar. Dit is een zeer subtiel maar zeer belangrijke voorwaarde dat we onvoorwaardelijk in acht moeten nemen in ons geestelijk leven en in onze relatie met God.
De kleine Maria zet haar eerste stap richting de tempel vandaag en nodigt ons allen om haar voorbeeld te volgen. De kleine Maria laat in het aangezicht van haar ouders haar verbondenheid met het wereldse buiten de tempel en geeft zich over in de zorgende armen van de Almachtige. In haar daden had zij geen enkele aarzeling of twijfel. Zij kende en hield van de Huisheer. Deze kennis, vertrouwen en liefde voor God heeft zij uiteraard gekregen van haar vrome en deugdzame ouders. Heilige Epiphanius van Salamis zegt hierover: ‘‘Joachim, Anna en Maria dienden alle drie de Heilige Drie-eenheid. Joachim betekent ‘opgericht door God.’’Uit Joachim werd de heilige Maagd opgericht en opgedragen aan God. Anna betekent ‘gave of genade.’ Door de gebeden van Joachim en Anna werd hun gaven geschonken door Gods genade en brachten de heilige Maagd ter wereld.’’
Dit is de allerbelangrijkste missie die iedere ouder moet hebben. Wij moeten onze kinderen dusdanig over God vertellen en dusdanig liefde zaaien in hun geesten, zodat wanneer ze naar de kerk komen zich niet verplicht en vermoeid voelen maar vol liefde en vreugde. En hiervoor moeten eerst wijzelf van God houden. Het is daarom nodig om te begrijpen wat God ons en onze kinderen geeft als we ons in Zijn huis bevinden. En ook om te begrijpen waar wij ons en onze kinderen van ontnemen als we de aanwezigheid van God in ons leven niet belangrijk vinden.
Uiteraard is aanwezigheid belangrijk maar het is niet voldoende. De kerk als organisatie en bouwwerk is onvervangbaar voor een christen, aangezien Christus het ‘‘Huis van Mijn Vader’’ (Johannes 2:16) noemt. Wij zien het altaar als de hemel op aarde, als de troon van Gods aanwezigheid. Ongeacht of je gelovig bent of ongelovig of een andere religie aanhangt en je hart nog niet volledig verhard is, als je de bewierookte muren van de kerk binnentreedt voel je bovennatuurlijke aanwezigheid. Men voelt dat een soortgelijke stilte en vrede nergens anders is. Met geestelijke oren hoor je de aanwezige constante gebeden en psalmgezangen. Als iemand nog niet volledig het gevoel van zijn geest is verloren voelt diegene dit. Hierom is het uitermate belangrijk om aanwezig te zijn in de kerk en de aanwezigheid van de Heilige Geest voelt en met Diens gaven in aanraking komt. Maar het is belangrijk dat wij niet alleen fysiek aanwezig zijn maar ook met onze gedachten en hart. Ofwel we moeten onze gehele wezen naar God brengen.
Helaas wijdt een mens zich niet volledig toe aan zijn geloof. Wij zijn een klein beetje Armeens, klein beetje christen, klein beetje wijs, klein beetje mens et cetera. We houden er niet van om aan onszelf te werken, onze fouten te herstellen en te streven naar volmaaktheid en heiligheid. Het lezen van de Bijbel doen we half. Het bidden doen we zonder nederigheid en attentie. in plaats van barmhartig te zijn, zijn we onverschillig, gierig en verwijten we. Onze voeten brengen ons naar de kerk maar onze gedachtes zijn onrustig en we haasten ons constant. We zijn overal behalve in de kerk dan. We willen niet begrijpen dat het ontmoeten met onze hemelse Vader, met Hem spreken, Zijn troost voelen, er niets belangrijkers is en zal zijn voor de mens. Precies dit is wat de heilige Maria met haar voorbeeld ons vandaag leert. We zien duidelijk de vruchten van het feit dat zij in het huis van God was. Liefde, geloof, nederigheid, zachtmoedigheid, heiligheid. We zien ontelbare deugden en gaven van de Heilige Geest, waarmee zij werd versierd in Gods tempel en waardig werd om de Moeder te worden van de Verlosser van de gehele mensheid.
De heilige Moeder Gods leert ons wederom dat het geloof alleen met daden leeft (zie Jakobus 2:17) en dat hoe mooi woorden over het geloof ook zijn, het de werken zijn die het geloof daadwerkelijk waarde geven.
‘‘Moeder Gods, moeder van Christus en baarder van de Eniggeborene, bemiddelaar tussen mens en God, dappere voorspreken voor ons zondaren. Wij die met alles zondig zijn, vallen voor uw voeten en smeken uw voorspraak voor ons bij het Woord van God die u gebaard en gevoed heeft.’’ (Heilige Johannes Garnetsi) Amen.
Evangelie: Lucas 11:1-13
Het gebed
111Eens was Jezus aan het bidden, en toen hij zijn gebed beëindigd had, zei een van zijn leerlingen tegen hem: ‘Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft.’ 2
Hij zei tegen hen: ‘Wanneer jullie bidden, zeg dan:
“Vader, laat uw naam geheiligd worden
en laat uw koninkrijk komen.
3Geef ons dagelijks het brood dat wij nodig hebben.
4Vergeef ons onze zonden,
want ook wijzelf vergeven iedereen
die ons iets schuldig is.
En breng ons niet in beproeving.”’
5Daarna zei hij tegen hen: ‘Stel dat iemand van jullie een vriend heeft en midden in de nacht naar hem toe gaat en tegen hem zegt: “Wil je mij drie broden lenen, 6want een vriend van me is na een reis bij mij gekomen en ik heb niets om hem voor te zetten.” 7En veronderstel nu eens dat die vriend dan zegt: “Val me niet lastig! De deur is al gesloten en mijn kinderen en ik zijn al naar bed. Ik kan niet opstaan om je te geven wat je vraagt.” 8Ik zeg jullie, als hij al niet opstaat en het hem geeft omdat ze vrienden zijn, dan zal hij wel opstaan omdat zijn vriend zo onbeschaamd blijft aandringen, en hem alles geven wat hij nodig heeft. 9Daarom zeg ik jullie: vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. 10Want wie vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. 11Welke vader onder jullie zou zijn kind, als het om een vis vraagt, in plaats van een vis een slang geven? 12Of een schorpioen, als het om een ei vraagt? 13Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de heilige Geest geven aan wie hem erom vragen.’
28 november 2021
‘En Hij vertelde hun de volgende gelijkenis: ‘Het landgoed van een rijke man had veel opgebracht, en daarom vroeg hij zich af: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn voorraden op te slaan. Toen zei hij bij zichzelf: Wat ik zal doen is dit: ik breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ik al mijn graan en goederen kan opslaan, en dan zal ik tegen mezelf zeggen: Je heb veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je. Maar God zei tegen hem: “Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?” Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.’ – Lucas 12:16-21
Door middel van deze gelijkenis waarschuwt de Heer ons voor de zonde van hebzucht. Ofwel de passie om rijkdom te verwerven om te genieten van de aardse dingen. Het welzijn en geluk van een mens is niet afhankelijk van de hoeveelheid van zijn bezittingen. De rijke dwaas dacht amper aan het komende leven in het hiernamaals en maakte zich alleen druk over hoe hij zijn rijkdom kon gebruiken om in dit leven te genieten. Hij denkt niet eens aan God of aan zijn ziel maar alleen aan primitieve genot, eten, drinken en vrolijk zijn. Als we deze man beschouwen zien we dat hij denkt dat zijn rijkdom onafscheidelijk is van hem terwijl Christus zegt: ‘Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd.’ Wat je kun je er nog tegen doen?
Achter de ruggen van ons allen schuilt de dood en het evangelie herinnert ons hier constant aan. Maar niet om ons bang te maken voor de dood maar zodat dit leven wordt vervolgt door een nieuw leven, met andere wegen en onbereikbare diepte. We leven in een zeer oppervlakkig leven. We leven met vele spullen, die uitermate klein zijn, zodat die kleinigheden het hart en de ziel van de mens tevreden stellen. Hoe veel lege, doelloze en vruchteloze gedachtes krijgen we gedurende een dag? Hoeveel gevoelens volgen elkaar op maar laten geen diepe sporen achter en zijn tevergeefs, net als de wolken in de hemel die voorbij gaan terwijl de dood zo verbazingwekkend dichtbij is dat die alles kan veranderen.
Juist omdat de dood zo dichtbij is, is het leven onschatbaar. Niet met de gedachte dat we moeten vechten om niet te sterven maar omdat alleen de dood zo een diepgaande inhoud en betekenis aan het leven kan geven. Ieder uitgesproken woord kan de laatste zijn. Moet dit dat een lege, betekenisloze of nog slechter boze, bittere of kwade uitdrukking zijn? Iedere daad kan de laatste zijn. Waarom zou dit niet de diepste en mooiste uitdrukking moeten zijn? Wij vergeten dit, want wij denken dat we nog heel veel tijd voor ons hebben en we tijd genoeg hebben om onze fouten te herstellen, om de wonden van onze geest te genezen, om een mens te troosten. Maar het kan te laat zijn, iemand van ons kan sterven. Dan is het te laat om iemand te troosten, te strelen, op te vrolijken en gelukkig te maken op deze aarde.
Christus plaatst, door middel van het evangelie, de dood voor onze ogen. Niet om ons bang te maken maar zodat we ons leven leiden in overeenstemming met de diepgang van onze gevoelige harten en grote en diepe gedachten. Onze gedachten en harten zijn de schatkisten van ons leven. Laten we in onze schatkisten geen kleinigheden verzamelen. In plaats van het verzamelen van wereldse ‘schatten’ vergen wij rijk te worden met God. Dat betekent dat wij moeten zorg dragen over het eeuwige, onvergankelijke rijkdom. Over het krijgen van deugden. Dit kunnen wij bereiken door onze aardse rijkdom te gebruiken voor allerlei goede werken, en niet voor het lage en kleine genot van onze lichamen.
Evangelie: Lucas 12:13-31
13Iemand uit de menigte zei tegen hem: ‘Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen!’ 14Maar Jezus antwoordde: ‘Wie heeft mij als rechter of bemiddelaar over jullie aangesteld?’ 15Hij zei tegen hen: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.’ 16En hij vertelde hun de volgende gelijkenis: ‘Het landgoed van een rijke man had veel opgebracht, 17en daarom vroeg hij zich af: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn voorraden op te slaan. 18Toen zei hij bij zichzelf: Wat ik zal doen is dit: ik breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ik al mijn graan en goederen kan opslaan, 19en dan zal ik tegen mezelf zeggen: Je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je. 20Maar God zei tegen hem: “Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?” 21Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.’
22Hij zei tegen zijn leerlingen: ‘Om deze reden zeg ik tegen jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. 23Want het leven is meer dan voedsel en het lichaam meer dan kleding. 24Kijk naar de raven: ze zaaien niet en oogsten niet, ze hebben geen voorraadkamer en geen schuur, het is God die ze voedt. Hoeveel meer zijn jullie niet waard dan de vogels! 25Wie van jullie kan door zich zorgen te maken één el aan zijn levensduur toevoegen? 26Als jullie dus zelfs het geringste al niet kunnen, waarom maken jullie je dan zorgen over de rest? 27Kijk naar de lelies, kijk hoe ze groeien. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. 28Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zo veel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? 29Ook jullie moeten niet nadenken over wat je zult eten en wat je zult drinken, en jullie moeten je niet door zorgen laten kwellen. 30De volken van deze wereld jagen die dingen na, maar jullie Vader weet dat je ze nodig hebt. 31Zoek liever zijn koninkrijk, en die andere dingen zullen je erbij gegeven worden.