3 oktober 2021

“Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen?” – Marcus 11:28

De interpretatie van de evangelielezing van vandaag gaat over de ontkenning van waarheid, gerechtigheid, recht, vervorming van macht en verschijnselen die we tegenkomen in de geschiedenis van de mensheid, waarmee de menselijke God werd geconfronteerd. Maar laten we, voordat we overgaan tot deze goddeloze en verachtelijke verschijnselen, plek maken voor het evangelie, waarbij we enkele van de belangrijkste voorbeelden van het heil van de Heer Jezus Christus in herinnering roepen. De ster van Bethlehem gaf de plaats aan waar de Koning der Joden geboren zou zijn. De wijzen uit het oosten zouden volgens Mattheüs deze ster volgen om via koning Herodes het kindje Jezus te bezoeken en deze geboorteplaats vervolgens te openbaren aan Herodes. De hogepriesters en Schriftgeleerden bevestigden dat de Gezalfde van God in Bethlehem zou worden geboren. Toen getuigde heilige Johannes de Doper, door het volk als een profeet aanvaard, van Zijn goddelijkheid, zeggende: “Ik zou door u gedoopt moeten worden, en dan komt u naar mij?” (Mattheüs 3:14). Daarna ging het verhaal met hoge snelheid en ontelbare feiten verder: ontelbare genezingen en vervolgingen, opstanding van de doden en terughoudendheid van de elementen van de natuur, prachtige vermenigvuldiging van brood en vis, allemaal goed geïnformeerde Farizeeën en hogepriesters. En na dit alles een vraag: “Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen?” Een vraag waarvan ze het antwoord heel goed wisten – ze hadden hem helemaal niet nodig. Dat zouden ze niet moeten doen, omdat het aanvaarden van het goddelijke gezag van Christus zou betekenen dat ze hun positie, macht en eer wordt ontnomen, en dat ze alle genoegens ontnemen die hun egoïsme voeden. Het zou betekenen dat ze toegeven dat ze ongelijk hadden, iets wat het kwaad en zijn onderdanen nooit doen. Trots, afgunst en ambitie sluiten hun ogen, ontkennen elk aspect van goedheid, voorkomen dat ze de voor de hand liggende en onmiskenbare waarheid zien, de stem van God in de mens het zwijgen opleggen, het geweten, zodat het de roep van gerechtigheid niet hoort en zich niet omdraait weg van waanvoorstellingen.

Het opvolgen van de geboden van het evangelie, het woord van God en de heilige Wil betekent het aanvaarden van het goddelijke gezag van Christus, die de redding geeft. Echter door deze opvolgingen te negeren en niet te vervullen worden we geplaatst naast de Farizeeën en de Schriftgeleerden, en herhaalt hun verraderlijke vraag: “Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen?” Laten we de woorden van heilige Basilius de Grote niet vergeten. Bij het oordeel zul je niet kunnen zeggen: “Ik wist niet wat goed was”, want je hebt een balans gekregen om onderscheid te maken tussen goed en kwaad. En als we het gewicht van het lichaam beheersen met behulp van een weegschaal, dan wordt de keuze van goed of kwaad in ons leven bepaald door de soevereine wil van onze ziel, daarom moeten we de juiste keuze maken tussen goed of kwaad. Laten we daarom alle leugen, onrechtvaardigheid, verraad en kwaad afwijzen, en laten we met getrouw en standvastigheid het pad bewandelen dat ons leidt naar een leven van gerechtigheid en waarheid, in het vertrouwen dat de waarheid ons zal vrijmaken (zie Johannes 8:32).

Evangelie: Marcus 11:27-33

Confrontatie met hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten

27Ze kwamen weer in Jeruzalem aan. Toen Jezus zich in de tempel ophield, kwamen de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten van het volk naar hem toe 28en vroegen hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen? Wie heeft u het recht gegeven om zo te handelen?’ 29Jezus antwoordde: ‘Ik zal u een vraag stellen; als u me daarop antwoord geeft, zal ik u zeggen op grond van welke bevoegdheid ik zo handel. 30Doopte Johannes in opdracht van de hemel of in opdracht van mensen? Antwoord mij.’ 31Ze overlegden met elkaar en zeiden: ‘Als we zeggen: “Van de hemel,” zal hij zeggen: “Waarom hebt u hem dan niet geloofd?” 32Maar als we zeggen: “Van mensen,” wat dan?’ Ze waren namelijk bang voor de menigte, want iedereen hield Johannes voor een echte profeet. 33Dus zeiden ze tegen Jezus: ‘We weten het niet.’ En Jezus zei tegen hen: ‘Dan zeg ik ook niet op grond van welke bevoegdheid ik die dingen doe.’

 

 

10 oktober 2021

“Zij heeft van haar armoede alles wat ze voor haar levensonderhoud had, daarin geworpen”.
Lukas 21:4

Elk woord van de Zoon van God wordt niet alleen geuit voor de mensen van Zijn tijd, maar integendeel, de woorden, leringen en berispingen van Christus zijn waarheden die een reddende rol, constructiefheid en eeuwigheid tonen, die tegelijkertijd opgericht zijn de mens te leiden tot redding en kennis van de waarheid (zie 1 Timotheüs 2:4).

Deze waarheden werden soms uitgedrukt door middel van eenvoudige maar diepgaande verhalen. Een zo een verhaal is het verhaal van een weduwe die haar laatste twee centen in de schatkist werpt. Wanneer mensen liefdadigheid doen en een organisatie steunen, een arm of behoeftig gezin, wordt meestal het beeld van een weduwe voor hun geest geschetst. De weduwe legde haar hele hart in haar donatie. Zij was niet zoals de rijke mensen die “van hun overtollige geld aan God gaven.” (Lukas 21:4).

We horen vaak over liefdadigheidsorganisaties, de daden van eerlijke mensen en elke keer als we erover horen willen we ook zoals liefdadigheidsmensen zijn, maar het is anders om het goede te willen, het is anders om het goede te doen. We willen het goede doen, maar we vinden het moeilijk om goed te doen. In navolging van het voorbeeld van de weduwe toonde de Hemelse Meester ons het voorbeeld van ware naastenliefde en barmhartigheid. Door het voorbeeld van de weduwe toonde de Heer haar de ijdelheid van de wereld, zoals de Bijbel getuigt. Het is zinloos om te vertrouwen op het vergankelijke materiaal, het geld, om verloren rijkdom op aarde te vergaren, om te streven naar eer en hogere posities. Het is ijdelheid om de gemakkelijke verlangens van ons lichaam na te jagen, de vluchtige verlangens te omarmen en de eeuwige waarden te vergeten. De wijze man zegt “Het oog wordt niet verzadigd van zien, het oor wordt niet vol van horen.” (Prediker 1: 8).

In zijn brief aan zijn discipel Timoteüs zegt de apostel Paulus dat we een terughoudend leven moeten leiden. “Wij hebben niets in deze wereld meegebracht en kunnen er ook niets uit meenemen. Wij hebben voedsel en kleren, laten we daar tevreden mee zijn. Wie rijk wil worden, staat bloot aan verleiding, raakt in een valstrik en valt ten prooi aan dwaze en schadelijke begeerten die een mens in het verderf  storten en ten onder doen gaan. Want de wortel van alle kwaad is geldzucht. Door zich daaraan over te geven, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben ze zichzelf veel leed berokkend. Maar jij, een dienaar van God, moet je hier verre van houden. Streef naar rechtvaardigheid, vroomheid, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid.” (1 Timotheüs 6: 7-11). Hij die vertrouwt op de rijkdommen van deze wereld, hoe rijk hij ook is, blijft arm in de ogen van God. En wie op God vertrouwt, hoe arm hij ook is, is rijk in de ogen van God.

Liefdadigheid is een praktische uitdrukking van christelijke liefde. De zon wacht niet op de mens die om haar licht en warmte vragen en haar bedanken, en evenmin moet een christen de behoeftigen de hand reiken zonder op hun verzoek en dankzegging te wachten.

Evangelie: Marcus 12:35-44

Onderricht in de tempel

35Jezus vroeg de mensen bij zijn onderricht in de tempel: ‘Hoe kunnen de schriftgeleerden beweren dat de Messias een zoon van David is? 36Zelf heeft David, geïnspireerd door de heilige Geest, gezegd: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” 37David noemt hem Heer, hoe kan hij dan zijn zoon zijn?’ De talrijke aanwezigen luisterden graag naar hem.

38Tijdens zijn onderricht zei hij: ‘Pas op voor de schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en eerbiedig begroet willen worden op het marktplein, 39en een ereplaats willen in de synagogen en bij feestmaaltijden: 40ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Over hen zal strenger worden geoordeeld dan over anderen!’

41Hij ging tegenover de offerkist zitten en keek hoe de mensen er geld in wierpen. Veel rijken gooiden veel geld in de kist. 42Er kwam ook een arme weduwe, die er twee muntjes in gooide, ter waarde van niet meer dan een quadrans. 43Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen die er geld in hebben gegooid; 44want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.’

 

 

17 oktober 2021

‘‘Op dezelfde manier waren wij ook toen we nog onmondig waren, onderworpen aan de machten van de wereld. Maar toen de tijd gekomen was zond God Zijn Zoon, geboren uit een vrouw en onderworpen aan de wet, maar gezonden om ons vrij te kopen van de wet opdat wij Zijn kinderen zouden worden. En omdat u Zijn kinderen bent, heeft God ons de Geest van Zijn Zoon gegeven, die ‘Abba, Vader’ roept. U bent nu geen slaven meer, u bent kinderen van God en als Zijn kinderen bent u erfgenamen, door de wil van God’’. – Galaten 4:3-7

Prachtige, veelbelovende en leven gevende zinnen die de apostel Paulus in zijn brief aan de Galaten schreef. De apostel noemt ons de erfgenamen en de zonen van God, omdat door het reddende offer van de Zoon van God wij de adoptie aanvaardden en opnieuw kinderen van God worden genoemd. Toen de Schepper God Zijn geliefde kind, de mens, schiep, gaf Hij hem Zijn beeld en gelijkenis en dat is het beste eigenschap die ons onderscheidt van alle andere wezens.

Maar wij verloren de gelukzalige staat van een kind van God in het paradijs vanwege onze voorouderlijke ongehoorzaamheid. De verschrikkelijke fout met een dodelijke gevolg was destructief voor het hele menselijke ras en beroofde de mens van de grootste genade die hij had. De mens verloor de grootste beloning om een kind van God te zijn en werd een slaaf van de zonde. Gedurende vele eeuwen zwierf hij door de kronkels van de bittere geschiedenis van de mensheid, soms zijn Schepper naderend, soms weggaand van Hem, niet waardig zijn om Hem ‘Vader’ te noemen. En wachtte de hele tijd op vergiffenis, wachtte op genade en een wonder, dat de mensheid opnieuw de Almachtige Zijn goedheid zou verdienen en om erfgenaam te worden van het eeuwige leven. De Hemelse Vader wachtte hier ook op. Hij wachtte op de tijd die zou komen, dat wil zeggen het moment waarin de mensheid die nog het bewustzijnsniveau van een kind heeft zich zou ontwikkelen en volwassen zou worden. Wanneer de mens klaar zou zijn om verder te gaan dan de droge grenzen van de wet en het reddende rijk van de liefde van Christus binnen zou gaan. Maar voordat wij ons wenden tot dit grote geschenk dat ons is geschonken, laten wij terugkeren naar de wet waaronder de mensen zich bevonden vóór de incarnatie van Christus en de geboorte uit de heilige Maagd.

In het Joodse milieu waren de slimme vertegenwoordigers van de wet de hogepriesters, die de hoge klasse van de tempel vormden en die rang erfden zij van hun vaders. De vertegenwoordigers van de wet waren ook de Levieten, die de bedieners van de lagere klasse van de tempel waren. Er waren ook de Schriftgeleerden, Farizeeën en Sadduceeën die van elkaar verschilden in het interpreteren van de Mozaïsche wet en het volgen ervan. Maar één ding verenigde hen. Religie of vroomheid was voor hen slechts een droge reeks regels, dus het was alleen extern van aard. Ze vastten twee keer per week en betaalden een tiende aan de tempel, maar hun hart en ziel waren niet betrokken bij het proces van het dienen van God. Voor hen was het slechts een verzameling regels uit meerdere delen, gebaseerd op de Mozaïsche wet, waarvan ze de inhoud uit het hoofd leerden, zodat ze wisten in elke situatie van het leven welke regel moest worden toegepast, maar elke regel had op zijn beurt zijn uitzonderingen. Strikte en duidelijke instructies die God dicteerde. Dit was hun begrip van religie, dat Christus kwam om te voltooien. Met de komst van Christus kreeg de mensheid van de Allerhoogste het recht op een nieuwe kans om haar vroegere status te herstellen. Nu was het onze beurt om te kiezen wie we waren, de zonen van God, of dat we slaven en dienaren zouden blijven.

Met dienaar moeten we niet de puur religieuze ‘dienaar’ bedoelen, zoals het vandaag de dag nog steeds wordt gebruikt in het geval van Gods dienaren, de mensen die Hem dienen. Dit verwijst naar de houding die we hebben ten opzichte van God. De kerkvaders verdelen deze houding of dienst in drie soorten: slaaf, dienaar en zoon. Wanneer wij de heilige Wil van de Heer doen en Hem als slaven dienen, doen wij dat uit angst. Net zoals in de slavernij een slaaf de opdrachten van zijn meester uitvoerde, anders zou hij gestraft worden, zo dienen wij, als wij de Heer alleen dienen uit de angst om in de hel gestraft en gekweld te worden, dan dienen wij God met de psychologie van een slaaf. Als we ernaar streven om de geboden van God zoveel mogelijk na te leven en onze bediening tot Hem te brengen op aarde of in de hoop in de hemel beloond te worden, dan naderen ook wij onze hemelse Vader als dienstknechten. Maar Christus leerde ons om God ‘Vader’ te noemen in het Onze Vader en door het sacrament van het doopsel werden wij geadopteerd door Hem en dat houdt in dat ook wij de houding van de Zoon tegenover de Vader moeten tonen. Laten wij nu samen kijken wat de derde, hoogste roeping is en hoe we die in ons leven kunnen toepassen. Daarvoor is het alleen al voldoende om te kijken naar ouder-kind relaties. Vooral in onze traditionele Armeense gezinnen is het diepe respect en de eerbied voor de vader heel duidelijk, wat natuurlijk gebaseerd is op kinderlijke liefde en gehoorzaamheid. De vader is het hoofd van het gezin, de voogd en beschermer. Hij is het eerste en grote voorbeeld, het gezag dat kinderen voor zich hebben. En in gezonde en juiste gezinnen gehoorzamen de kinderen hun vader, volgen hem, omdat zij hem vertrouwen en ondubbelzinnig liefhebben, met oprechte, pure liefde, vrij van angst en winst.

Noch een slaaf noch een dienaar bekommert zich om de manier waarop het werk van hun Heer verlopen, omdat voor hen belangrijk is om niet gestraft te worden en op tijd beloond te worden. Alleen het kind, de erfgenaam, is geïnteresseerd en is betrokken bij de werken van de Vader. En hij neemt gewillig de verantwoordelijkheid op zich om het werk van zijn Vader te bevorderen en eraan deel te nemen. Dit zou onze houding ten opzichte van onze Hemelse Vader moeten zijn, vol grenzeloos vertrouwen, oprechte liefde, respect en eerbied. Het is uit liefde voor Hem dat wij onze dienst moeten brengen, daarom moeten wij die dienst als natuurlijk beschouwen, zonder te vragen waarom ik zou dienen of wat ik ervoor terugkrijg. ‘’37Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. 38Dat is het grootste en eerste gebod. 39Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.’’ (Mattheüs 22:37-39). En Zijn hele aardse weg werd voor ons een getuigenis van dit gebod. Christus bracht een nieuw soort liefde in de wereld, een liefde die onvoorwaardelijke toewijding en opoffering vereist. Het was deze liefde die de Almachtige God kruisigde en Zijn wonderbaarlijke opstanding bewees dat dit offer niet tevergeefs was. De reddende liefde van Christus bevrijdde de mensheid van de status van dienaar en verhief hen tot de status van Gods erfgenamen. Voordat Christus kwam, was onze Hemelse Vader alleen God voor het menselijk ras, en dankzij Christus hadden wij de eer de Almachtige ‘Vader’ te noemen. Laten wij met heel onze ziel de volheid voelen van deze genade die ons is geschonken.

Evangelie: Lucas 4:14-23

Optreden van Jezus in Nazaret

14Jezus keerde, gesterkt door de Geest, terug naar Galilea. Het nieuws over hem verspreidde zich in de hele streek. 15Hij gaf onderricht in de synagogen en werd door allen geprezen. 16Hij kwam ook in Nazaret, waar hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging hij op sabbat naar de synagoge. Toen hij opstond om voor te lezen, 17werd hem de boekrol van de profeet Jesaja overhandigd, en hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat:

18‘De Geest van de Heer rust op mij,

want hij heeft mij gezalfd.

Om aan armen het goede nieuws te brengen

heeft hij mij gezonden,

om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken

en aan blinden het herstel van hun zicht,

om onderdrukten hun vrijheid te geven,

19om een genadejaar van de Heer uit te roepen.’

20Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de synagoge waren op hem gericht. 21Hij zei tegen hen: ‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’ 22Allen betuigden hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden die uit zijn mond vloeiden, en ze zeiden: ‘Dat is toch de zoon van Jozef?’ 23En hij zei tegen hen: ‘Ongetwijfeld zullen jullie me dit gezegde voorhouden: Geneesheer, genees uzelf. Doe alles waarvan wij gehoord hebben dat het in Kafarnaüm gebeurd is, ook hier in uw vaderstad.’

 

 

24 oktober 2021

Laten we de grote en capabele kracht van het heilige kruis als hulp voor ons aan God smeken. – Getijdenboek

Vandaag viert de Armeens Apostolische kerk het vinden van het heilige Kruis. Dit is de laatste van de vier aan het Kruis gewijde vieringen maar we kunnen zeggen dat het vinden van het heilige Kruis het begin is van het eren van het Kruis voor alle christenen van alle eeuwen. Het verraad en de kwaadwilligheid van de Joden was niet geëindigd na het kruisigen van Christus. Ze hadden daarna het Kruis begraven in de aarde en een standbeeld van afgod Aphrodite erop geplaatst, zodat er in het geval van een wonder deze toegeschreven werd aan de heidense godin. Op bevel van keizerin Protonike worden de drie kruizen toegankelijk. Ze vinden het Kruis van Christus door een overleden meisje op de kruizen te leggen. Zij ontwaakt uit de dood op het moment dat ze het Kruis van Christus raakt. Vervolgens zet apostel Jacobus, de bisschop van Jeruzalem, het Kruis in de tempel.

Maar na het overlijden van keizer Claudius en diens vrouw Protonike vermoorden de Joden apostel Jacobus en begraven het verlossende Kruis in Golgotha en maken op die plaats een vuilnisbelt. In 327 gaat de moeder van keizer Constantijn de Grote, Helena Augusta, naar Jeruzalem met als doel om het Kruis te vinden. Een Jood genaamd Juda kende de plek van het Kruis maar weigerde deze te vertellen aan de keizerin, waarna zij hem gevangen zet. Nadat Juda zes dagen in een uitgedroogde put gevangen blijft, vertelt hij uiteindelijk de plek van het Kruis. Keizerin Helena vindt alle drie de kruizen.

De Patriarch van Jeruzalem van die tijd, heilige Macarius I van Jeruzalem, vraagt God om een teken om het heilige Kruis van Christus te onderscheiden. Het Kruis van Christus wordt onderscheiden van de andere door een zieke vrouw die geneest op het moment wanneer zij het Kruis aanraakt. Vele Joden die getuige waren van dit wonder bekeerden zich, alsook Juda, die uiteindelijk als martelaar sterft voor de Naam van Christus. Op de vindlocatie wordt de Heilige Grafkerk gebouwd. Hier wordt het Kruis verheft. Dit is één van de belangrijke gebeurtenissen, de vinding van het heilige Kruis uit de vuilnisbelt van Golgotha, die de christelijke kerken vieren.

In ieders leven komt een moment dat die het kruis vindt. Dat je het kruis dat je moet dragen ziet. Dat kan zijn een ziekte, het vroege overlijden van een naaste, een natuurramp, armoede of iets dergelijks maar voor een bewuste christen is dit nooit een veroordeling of straf. Een christen aanvaard met liefde en nederigheid zijn kruis, en gehoorzaamt Gods wil, want hij of zij vertrouwt erop dat het kruis niet lijden is maar een weg die moet worden gepasseerd.

Het Kruis herinnert ons aan de kruisiging en lijden van onze Heer en Verlosser Jezus Christus, tot vergeving en kwijtschelding van onze zonden en verlossing van de gehele zondige mensheid.

Evangelie: Mattheüs 24:27-36

27Want zoals een bliksemschicht vanuit het oosten weerlicht tot in het westen, zo zal ook de Mensenzoon komen. 28Waar een lijk is, daar zullen de gieren zich verzamelen.

29Meteen na de verschrikkingen van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen. 30Dan zal aan de hemel het teken zichtbaar worden dat de komst van de Mensenzoon aankondigt, en alle stammen op aarde zullen zich van ontzetting op de borst slaan als ze de Mensenzoon zien komen op de wolken van de hemel, bekleed met macht en grote luister. 31Dan zal hij zijn engelen uitzenden, en onder luid bazuingeschal zullen zij zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeenbrengen, van het ene uiteinde van de hemelkoepel tot het andere. 32Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. 33Zo moeten jullie ook weten, wanneer je dat alles ziet, dat het einde nabij is. 34Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren. 35Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen.

36Niemand weet wanneer die dag en dat moment zullen aanbreken, ook de hemelse engelen en de Zoon niet, alleen de Vader weet het.

 

 

31 oktober 2021

“Want ieder die de Wil van Mijn Vader in de hemel doet, is Mijn broer en zuster en moeder.” – Mattheüs 12:50

God gebiedt ons om Hem gezamenlijk te naderen, als één menselijk gezin. Dit is de groep gelovigen in Zijn gevestigde en door Hem geleidde heilige Kerk, die Zijn stem kennen en Hem volgen (zie Johannes 10:5). Wij allen, die gedoopt zijn in de Naam van de Heilige Drie-eenheid, zijn geroepen om de Heer zijn kudde te zijn, Zijn gezin, allen als broers, zussen, vaders, moeders, opa’s en oma’s. Geen bloedverwanten maar door een geestelijke verwantschap die Jezus Christus zelf heeft bevestigd door Zijn leven te geven voor ons. Wanneer ze tegen Christus zeiden dat Zijn moeder en broers hem waren komen opzoeken en buiten stonden zei Hij: “Zij zijn mijn moeder en Mijn broers. Want ieder die de Wil van Mijn Vader in de hemel doet, is Mijn broer en zuster en moeder.” (Mattheüs 12:49-50). Dus diegenen die Gods Wil vervullen zijn broeders en zusters van Jezus

Maar wat is Gods Wil?

Laten we de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan herinneren en over deze vraag nadenken. “Er kwam een wetgeleerde die Hem op de proef wilde stellen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ Jezus antwoordde: ‘Wat staat er in de Wet geschreven? Wat leest u daar?’ De wetgeleerde antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ ‘U hebt juist geantwoord,’ zei Jezus tegen hem. ‘Doe dat en u zult leven.’ Maar de wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’ Toen vertelde Jezus hem het volgende: ‘Er was een iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallend door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. Er wam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toe hij hem zag liggen. Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik die op mijn terugreis vergoeden.” Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ De wetgeleerde zei: ‘De man die medelijden met hem heeft getoond.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’

De priester, die geroepen is om God te dienen, Gods woord te vertellen en te vertegenwoordigen, negeerde Gods gebod. Hij was een hypocriet, zoals Christus die veroordeelde, toen Hij zei dat huichelaars ervan houden om door mensen op straat geprezen te worden, en in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Zij lijken op witgepleisterde graven, die er vanbuiten wel mooi uitzien, maar vol liggen met doodsbeenderen. (Zie Mattheüs 23).

De tweede passant was een Leviet. De mensen uit de stam van Levi, Levieten, waren door Gods wet geboden om het altaar te bedienen. Deze passant was ook iemand die het heiligdom diende en geroepen was om zijn vrome dienst te beoefenen, maar hij negeerde ook Gods gebod om je naaste lief te hebben.

Alleen de Samaritaan stopte en deed hetgeen wat God wilt van ieder mens. Samaria werd gezien als een streek van ongelovigen en waar afgoderij zeer verspreid was. Maar zie uit die ongelovigen komt iemand die Gods tweede belangrijke gebod houdt. Dus vaak zijn diegenen God trouw, waarvan we het minst verwachten. De Samaritaan besteedde zijn tijd en geld. Wanneer hij hem naar het logement bracht beloofde die de overige kosten op zijn terugweg ook te betalen. Dit is wat God van ons verwacht. Dat we ons voor elkaar toewijden, onbaatzuchtig onszelf opofferen, zorg dragen, verantwoordelijkheid nemen voor elkaar. Ofwel precies het tegenovergestelde van hetgeen dat Kaïn deed, toen die Abel vermoordde. Toen Kaïn Abel vermoordde vroeg God: ‘Waar is Abel, je broer?’ en Kaïn antwoordde: ‘Moet ik soms waken over mijn broer?’ (Zie Genesis 4:3-14). Ja, ieder mens moet over zijn medemens waken, alleen zo kunnen we elkaar liefhebben.

In werkelijkheid is de barmhartige Samaritaan Jezus zelf. Jezus was het nageslacht uit Galilea, dat ook als ongelovig werd geacht. Jezus kwam in een tijd dat Gods volk bestolen was door de externe vijand, de duivel en de heidenen. En door de interne vijand, de priesters, Levieten en de Schriftgeleerden, die een vijand waren door hun onverschilligheid naar het volk. Jezus kwam het halfdode Joodse volk en de mensheid redden. Hij gaf Zijn leven om de mens te redden. Het wijn in de parabel waarmee de Samaritaan de wonden van de gewonde verschoond, is Zijn Bloed vloeide op het Kruis. Jezus leverde de mensheid over aan de zorg van de heilige Kerk, wat het logement is in de parabel, en beloofde alle kosten tijdens Zijn tweede komst te vergoeden.

Evangelie: Lucas 8:17-21

17Want niets dat verborgen is blijft geheim; alles wat verborgen is zal bekend worden en aan het licht komen. 18Let dus goed op hoe jullie luisteren: want wie iets heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij denkt te hebben worden ontnomen.’

19Zijn moeder en zijn broers kwamen naar hem toe, maar ze konden niet bij hem komen vanwege de menigte. 20Zijn toehoorders zeiden tegen hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten, ze willen u spreken.’ 21Maar hij antwoordde: ‘Mijn moeder en mijn broers zijn degenen die naar het woord van God luisteren en ernaar handelen.’