7 juli 2019
Daarop reageerden enkele schriftgeleerden en farizeeën met een vraag: “Meester, we zouden graag een teken van u zien.” Hij antwoordde: “Dit is een verdorven en trouweloze generatie. Ze verlangt een teken, maar zal geen ander teken krijgen dan dat van de profeet Jona.”(Mattheüs 12:38-39)
Deze verwijtende woorden van de Heer Jezus Christus, gericht aan de Farizeeën en de schriftgeleerden, kan tevens ieder persoon die beweert een christen te zijn, tot zich nemen als diegene op zoek is en blijft naar tekenen in deze wereld.
Het was op zijn minst vreemd om een teken van Christus te vragen, omdat de Mens geworden God, al openlijk en publiekelijk handelde en al zoveel wonderen had verricht dat er meer dan genoeg bewijs was. Om een teken vragen was niets anders dan een openbare weigering en een sluwe valstrik, omdat Israël nog nooit daadwerkelijk gezien had wat Jezus Christus nu deed. God die de harten van de mens kent, zag hun sluwe gedachtegang. Hij bekritiseerde hen door te zeggen dat ze, afgezien van Zijn opstanding, geen ander teken zouden krijgen, omdat Hij zag dat er geen plaats zou zijn voor het wonderbaarlijke verschijnsel van de opstanding in hun verloren en verharde harten.
De Heer Jezus Christus heeft ongelooflijke wonderen verricht. Hij liet de natuur en diens elementen aan zich gehoorzamen (Lucas 5:4-9, Mattheüs 8:23-27;14:25), vermenigvuldigde het brood (Marcus 6:30-44), genas alle zieken (Mattheüs 4:23-25, e.a.), zorgde voor opstanding van de doden (Johannes 11:17-44, Lucas 8:40-56). Dit alles was ongetwijfeld verbazingwekkend en gaat de menselijke verbeelding te boven. En het was duidelijk dat geen enkel wonder dat door de Heer Jezus Christus is uitgevoerd ooit een doel op zich is geweest. Ze waren niet bedoeld om mensen te verbazen, om te winnen, voor Zijn ego, glorie of reputatie. De wonderen van Christus werden geboren uit de grote liefde voor de mensheid. Hieruit is de kracht ontstaan om andermans pijn als eigen te ervaren, mededogen en barmhartigheid voor je naaste. Het motief van Zijn wonderen was liefde, zoals blijkt uit de grootste goddelijk liefde die de Schepper toonde, door Zijn leven op te offeren aan het kruis. Heel het aardse leven en activiteiten van Christus hadden één doel: de Waarheid aan de mensheid tonen en hen leiden naar het eeuwige leven. Helaas komt het nu vaker voor dat veel mensen de echte Waarheid en het echte Leven aan de kant zetten, in de val van het kwaad vallen, en gefascineerd raken door bovennatuurlijke verschijnselen in oosterse religies. Laten zij zich afvragen wat het doel is van deze zogenaamde “wonderen” die ze achterna jagen. Boeddhistische monniken, Indiase yoga specialisten en zelfs vertegenwoordigers van sommige islamitische richtingen laten door middel van verschillende trucs zien waartoe hun lichaam in staat is, door bijvoorbeeld een lange tijd door te brengen zonder te ademen, eten of slapen. Wanneer ze met verschillende gereedschappen op hun lichaam slaan en niet gewond raken etc. Mensen verlaten hiervoor hun ware geloof en de boot van verlossing, de Kerk. Ze volgen de verleidingen van het kwaad om hun ijdelheid en trots te beladen. Of ze worden verleid door verschillende genezers, waarzeggers en helderzienden. De Kerk waarschuwt en moedigt altijd aan om uit de buurt te blijven van alles wat niet van God is en dus tegen God is. Zowel het Oude en Nieuwe Testament staat vol met waarschuwingen voor valsheden en afschuwelijkheden voor God, magie en waarzeggerij die de mens leiding naar vernietiging (Leviticus 19:31; Deuteronomium 18:10-12; Jesaja 8:19; Galaten 5:19; 20, Handelingen 19:19, Openbaring 22:14, 15, e.a.).
Het lijkt erop dat alles duidelijk is geliefde gelovigen, een verstandig wezen kan de Waarheid en het Weven niet verlaten en achter leugens en dood aangaan. Maar helaas is dat wel wat er gebeurd. De mens is in staat om alles te laten, een verre reis af te leggen naar afgelegen dorpen, dagen en uren in de rij te staan, geld besteden aan een waarzegster om vervolgens erachter te komen hoeveel kinderen ze zouden krijgen, of in welk kussen de kwaadwillende de hekserij heeft verborgen. En ondertussen vindt er in halflege kerken de Heilige Liturgie plaats waarbij het grootste wonder van het hele universum gebeurd voor alle zondaren. Aan de Heilige Tafel verandert het brood en wijn in het Heilige Lichaam en Bloed van de Zoon van God, klaar om de ziel en het lichaam van de berouwvolle gelovigen te wissen van onreinheden en nieuw leven te schenken aan hun bloed die door hun aderen stroomt. Om de boeien van de vijand te vernietigen en de gelovige te beschermen tegen aanvallen van kwaad, om de deuren van het Koninkrijk der hemelen te openen en hen te leiden naar de eeuwige zaligheid. Ja, op de Heilige Tafel gebeurt het grootste wonder van de wereld, de verrezen Christus is aanwezig daar maar de mens blijft zoeken naar tekenen elders.
Maar mensen zijn niet op zoek naar de Waarheid. Het enige wat ze willen is bedrog voldoening van hun ego. Mensen volgen tekenen, want dat is een makkelijke weg. Hiervoor zijn geen persoonlijke prestaties, moeite of offers voor nodig. Maar voor het volgen van het teken van de opstanding van Christus is een zuiver hart, een standvastig geloof, een sterke wil en vastberadenheid, moed en toewijding nodig. Dit om met doorzettingsvermogen en hard werken eigen passies en zwaktes aan de kant te zetten, om vervolgens met een leven vol gebed voortdurend in contact met de Heer te zijn. Om geen onderscheid te maken tussen mensen en barmhartigheid te tonen. Om iedere dag de Bijbel en geestelijke literatuur te lezen. Om te getuigen van ons geloof en verspreiders van het Christendom te zijn. Kortom om Gods genade waardig te worden en de hoop te hebben de erfenis van het Koninkrijk van God is constante strijd en werk nodig. Dus zoek niet naar valse tekenen en zichtbare wonderen die ons verder van God distantiëren. Onze Barmhartige Vader heeft ons alles al gegeven wat we nodig hebben voor onze redding. Dus laten we het voorbeeld van Heilige Grigor Narekatsi volgen en diep in onze ziel het lichtgevend beeld van onze Heer tekenen en zonder af te wijken terug te keren naar het licht dat ons leidt naar de eeuwige zaligheid. Amen.
Evangelie: Mattheüs 12:38-45
Het teken van Jona
38Toen antwoordden sommigen van de schriftgeleerden en Farizeeën: Meester, wij zouden van U een teken willen zien. 39Maar Hij antwoordde en zei tegen hen: Een verdorven en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet. 40Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van de grote vis was, zo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten in het hart van de aarde zijn. 41De mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel samen met dit geslacht en zullen het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd de prediking van Jona; en zie, meer dan Jona is hier! 42De koningin van het Zuiden zal opstaan in het oordeel samen met dit geslacht en het veroordelen, want zij is gekomen van de einden van de aarde om de wijsheid van Salomo te horen; en zie, meer dan Salomo is hier!
Terugkeer van de onreine geest
43Wanneer nu de onreine geest uit de mens weggegaan is, gaat hij door dorre plaatsen om rust te zoeken, maar hij vindt die niet. 44Dan zegt hij: Ik zal teruggaan naar mijn huis, waar ik uit weggegaan ben; en wanneer hij komt, vindt hij het leeg, geveegd en opgeruimd. 45Dan gaat hij weg en neemt zeven andere geesten met zich mee, die meer verdorven zijn dan hijzelf, en wanneer zij naar binnen gegaan zijn, gaan zij daar wonen; en het einde van die mens wordt erger dan het begin. Zo zal het ook met dit verdorven geslacht zijn.
14 juli 2019
Met betrekking tot het hemels koninkrijk, het ware geloof, zijn beloning en gerechtigheid, zegt onze Heer: ‘Het is met het Koninkrijk van de hemel als met een mens die goed zaad op zijn akker uitzaaide. Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand onkruid tussen het graan zaaien en vertrok weer.’ (Matt. 13:24-25).
Het onkruid, raaigras, is bitter en stoorde de groei van het graan. In het vervolg van de gelijkenis zegt Christus dat toen het onkruid met het graan meegroeide, de knechten van de huisbaas hem aanboden om het onkruid weg te halen. Echter de huisbaas stond het niet toe en zei: ‘Nee, want dan zouden jullie met het onkruid ook het graan lostrekken. Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal ik, wanneer het oogsttijd is, tegen de maaiers zeggen: ‘Wied eerst het onkruid, bind het in bundels bij elkaar en verbrand het. Breng dan het graan bijeen in mijn schuur.’(Matt. 13:29-30).’
Op aanvraag van Zijn leerlingen legt Christus de gelijkenis van het onkruid op de akker uit. ‘Hij antwoordde hun: ‘Hij die het goede zaad zaait is de Mensenzoon, de akker is de wereld, het goede zaad zijn de kinderen van het Koninkrijk; het onkruid dat zijn de kinderen van het kwaad, de vijand die het zaait is de duivel, de oogst staat voor de voltooiing van deze wereld en de maaiers zijn de engelen. Zoals het onkruid bijeengebonden wordt en in het vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voltooiing van deze wereld.’ (Matt. 13:37-40).
Deze gelijkenis is betekenisvol door het feit dat Jezus Christus hiermee een van de mysteries van de Goddelijke voorzienigheid uitlegt.
In deze door God geschapen wereld leeft het goed en kwaad blijkbaar zij aan zij, zoals het graan en het onkruid. In dit universum, in ons, zit het goed en het kwaad. God heeft het goede in ons gesticht, zodat de goede mens bevestigd wordt in zijn goede werken, in het goede, zodat het goede een volmaakt voorbeeld is om het kwaad te bekeren, het goede te herkennen en het goede te herbouwen. Het is Gods manier van genezen voor mensen die hen tot bekering en herstel leidt. In vergelijking met het kwaad verschijnt het goede.
De kwaden durven hun essentie niet direct aan mensen te onthullen, ze vermijden zelfs het zonlicht en geven de voorkeur aan het donker en de duisternis omdat hun werken ‘donker’ zijn, zo donker als de nacht. De Heilige Nerses Shnorhali Hayrapet zegt: “Diegenen die de leer van de Heer hebben geaccepteerd zullen goede zaden zijn, dat wil zeggen weldoeners en ook zaaiers, want de zaden vertegenwoordigen een leven vol deugden. Die erfgenaam van het hemelse koninkrijk zullen zijn. Het onkruid zijn de kwade mensen, zij die een slechte leer onderwijzen, die kwade daden verrichten en die kwaad geboren zijn, ofwel de erfgenaam zijn van Gehenna, de hel.
Het is echter noodzakelijk om te zeggen dat diegenen die kwaad doen allereerst zichzelf schaden met hun slechte daden. En hoe zichtbaar het ook mag lijken ze slagen ook in het leven, bloeien en voorspoedig zijn, het einde van het kwaad en het goede is verschillend. Zoals de gelijkenis leert zal er een oogsttijd komen en eenieder zal zijn verdiende loon ontvangen. Tot dan staat de huisbaas niet toe om het graan of het onkruid aan te raken, om de goede mensen niet te schaden. Het is de moeite waard om de woorden van een van onze geestelijke vaders te herinneren: ‘Hoewel zowel de goeden als de kwaden zich als dienaars van God presenteren, dienen de goeden God als kinderen, want ze doen alles voor de glorie en liefde van God. Terwijl de kwade mensen God dienen als huurlingen. Hun daden zijn voor hun eigen glorie, daarom zijn zij waardig aan tijdelijke welzijn. Dus de pijn van de kwaden is eeuwig terwijl de lof en eer van de goeden eeuwig is. Zoals de evangelist Mattheüs zegt: ‘Dan zullen de rechtvaardigen in het Koninkrijk van hun Vader stralen als de zon.’ (Mattheüs 13:43).
Een andere uitleg van de gelijkenis is dat de akker ons hart is waar of het graan groeit of het onkruid. Ons hart streeft naar het materiele, omdat God de mens schiep uit het materiele, uit aarde. Tegelijkertijd streeft het hart naar geestelijke waarden, het graan, want God ‘blief hem levensadem in de neus’ (Genesis 2:7). Als Gods evenbeeld moeten we ernaar streven om het spirituele leven in ons te ontwikkelen. Daarvoor moeten we inspanning en energie leveren, want ‘sinds de dagen van Johannes de Doper wordt het Koninkrijk van de hemel door geweld bedreigd en proberen sommigen er zelfs met geweld beslag op te leggen.’ (Mattheüs 11:12). We moeten inspanning en energie leveren om in onze harten de zaden van geloof, hoop en liefde de zaaien en voor die zaden te zorgen door te bidden, geduld te hebben en goede daden te doen.
Evangelie: Mattheüs 13.24-30, 13:36-43
Het onkruid tussen de tarwe
24Een andere gelijkenis hield Hij hun voor. Hij zei: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan iemand die goed zaad zaaide in zijn akker. 25Maar toen de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide onkruid tussen de tarwe, en ging weg. 26Toen het gewas opkwam en vrucht voortbracht, kwam ook het onkruid tevoorschijn. 27De dienaren van de heer des huizes gingen naar hem toe en zeiden: Heer, hebt u niet goed zaad in uw akker gezaaid? Waar komt dan dit onkruid vandaan? 28Hij zei tegen hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. De dienaren zeiden tegen hem: Wilt u dan dat wij erheen gaan en het verzamelen? 29Maar hij zei: Nee, opdat u bij het verzamelen van het onkruid niet misschien tegelijk ook de tarwe zelf uittrekt. 30Laat ze allebei samen tot de oogst opgroeien, en in de oogsttijd zal ik tegen de maaiers zeggen: Verzamel eerst het onkruid en bind het in bossen om het te verbranden, maar breng de tarwe bijeen in mijn schuur.
Uitleg van de gelijkenis van het onkruid
36Toen Jezus de menigte had laten weggaan, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen bij Hem en zeiden: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid op de akker. 37Hij antwoordde en zei tegen hen: Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen. 38De akker is de wereld, het goede zaad zijn de kinderen van het Koninkrijk en het onkruid zijn de kinderen van de boze. 39De vijand die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding van de wereld en de maaiers zijn engelen. 40Zoals dan het onkruid verzameld en met vuur verbrand wordt, zo zal het ook zijn bij de voleinding van deze wereld: 41de Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk verzamelen alle struikelblokken, en hen die de wetteloosheid doen, 42en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal gejammer zijn en tandengeknars.
43Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon, in het Koninkrijk van hun Vader. Wie oren heeft om te horen, laat hij horen.
21 juli 2019
‘Geven jullie hun maar te eten’ (Mattheüs 14:16)
Het Christendom helpt ons, door de liefde die verkondigd wordt en de aandacht die aan ons besteedt wordt, te leven volgens de normen van God. Tijdens de Bergrede vervult Christus de waarheden van het Oude Testament en brengt de Wet buiten zijn kaders. Christus uit Zijn goddelijke liefde en zegt: ‘Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen.’ (Mattheüs 5:17). Christus beperkt ons niet binnen bepaalde grenzen maar geeft ons de vrijheid om het goede te doen. Voor God is het streng toepassen van regels of normen niet van belang. Het belangrijkste is de innerlijke geestelijke overtuiging, die wordt geuit met liefde en goede werken. ‘Want Ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de farizeën, zullen jullie zeker het Koninkrijk van de hemel niet binnengaan.’ (Mattheüs 5:20).
Christus leert ons waarlijk God en de mensen lief te hebben. Het Christendom vindt de mysteries van het hart belangrijk. De liefde in onze harten leidt ons tijdens onze stappen, daden en bepaalt ons gedrag. Zoals apostel Paulus zegt: ‘Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. Als had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. Als verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.’ (1 Korintiërs 13:1-3). De evangelielezing van de dag is wederom een getuigenis van de goddelijke liefde. Christus vermenigvuldigd het brood en deelt dat aan Zijn gelovigen, Zijn volgers. Ook nu blijft Christus ons geestelijke voeding geven door middel van het Heilige Boek.
De Bijbel is ons beste leerboek. Wij moeten de Bijbel lezen en daar onze ontmoeting met God zoeken. Door middel van de Bijbel moeten we de wil van God leren kennen en dan streven om Zijn wil en geboden te houden. Gedurende ons leven moeten we tijdens onze aanbidding de vrome gewoontes blijven gebruiken die wij hebben geleerd van onze kerkelijke vaders. En we moeten onze Heer smeken dat we nooit twijfelen en aarzelen maar een onvoorwaardelijk geloof hebben en met de grootste vertrouwen in de goddelijke liefde ons leven vervolgen.
Evangelie: Mattheüs 14:12-21
De eerste wonderbare spijziging
13En toen Jezus dit hoorde, vertrok Hij vandaar met een schip naar een eenzame plaats, alleen; en de menigte, die dat hoorde, volgde Hem te voet vanuit de steden.14En toen Jezus uit het schip ging, zag Hij een grote menigte, en Hij was innerlijk met ontferming bewogen over hen en genas hun zieken. 15Toen het avond werd, kwamen Zijn discipelen naar Hem toe en zeiden: Deze plaats is eenzaam en de tijd is nu verstreken; stuur de menigte weg, zodat zij naar de dorpen kunnen gaan om voor zichzelf voedsel te kopen. 16Jezus zei echter tegen hen: Het is niet nodig dat zij weggaan, geeft u hun te eten. 17Maar zij zeiden tegen Hem: Wij hebben hier niets dan vijf broden en twee vissen. 18Hij zei: Breng ze hier bij Mij. 19En Hij gaf de menigte opdracht op het gras te gaan zitten; en Hij nam de vijf broden en de twee vissen, en terwijl Hij opkeek naar de hemel, zegende Hij ze. En toen Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden aan de discipelen, en de discipelen gaven ze aan de menigte. 20En zij aten allen en werden verzadigd, en ze raapten het overschot van de stukken brood op, twaalf manden vol. 21Zij die gegeten hadden, waren ongeveer vijfduizend mannen, de vrouwen en de kinderen niet meegeteld.
28 juli 2019
Onze Armeens Apostolische kerk viert vandaag, een van de 5 grote vieringen, de transfiguratie van de Heer en Verlosser Jezus Christus. Dit hoofdstuk van de aardse reis van de Heer vond plaats op de berg Tabor. De aanwezige apostelen, Petrus, Johannes en Jakobus, verbaasden zich, bewonderden het fenomeen en vulden hun harten met vreugde. De synoptische evangeliën vertellen ons dat kort voor de kruising van Christus, Hij samen met drie van zijn apostelen de berg Tabor opging om te bidden en terwijl ze aan het bidden waren, veranderde Christus van gedaante, Hij transfigureerde. Zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren glansden met wit licht. Naast hem waren twee van de grote profeten van het Oude Testament, Mozes en Elia, met wie de Heer sprak over de aanstaande gebeurtenissen. De apostel Petrus, wist niet hoe hij zijn verbazing en onbeschrijfelijke vreugde moest uiten en bood aan om drie tenten voor hen te bereiden en daar te blijven, zodat het gevoel van vreugde nooit zou verdwijnen. Maar dit was niet alles. Terwijl hij nog aan het spreken was, kwam een heldere wolk over hen en werd de stem van God gehoord, die zei: “Dit is Mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde. Luister naar Hem!” (Mattheüs 17: 5, Markus 9:7, Lucas 9:35).
De heer doet nooit iets onnodig en vroegtijdig, dat is iets wat zeker is en ongetwijfeld de waarheid is. Dus als God had besloten om te openbaren wie Christus is, dan had Hij daar zeker een weloverwogen reden voor. En inderdaad, die reden wordt duidelijk uit het persoonlijke gesprek dat zes dagen voor de transfiguratie plaatsvond tussen de Leraar en Zijn leerlingen. “Toen Jezus in het gebied van Caesarea Filippi kwam, vroeg Hij Zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’ Ze antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.’ Toen vroeg Hij hun: ‘En wie ben Ik volgens jullie?’ ‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God,’ antwoordde Simon Petrus. Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door Mijn Vader in de hemel.” (Mattheüs 16:13-17).
Uiteraard wist Heer Jezus wat mensen over Hem zeiden. Hij wist bijvoorbeeld dat ze Hem niet accepteerden in zijn geboorteplaats Nazareth, omdat ze Hem kenden als een eenvoudige timmermanzoon en niet voorbij het plaatje wilden kijken dat ze al kenden. Hij wist dat de Farizeeën en de Schriftgeleerden er de voorkeur aan gaven om te denken dat Hij handelt in de macht van het kwaad, of een onwettige is die de gewoonte van de sabbat niet accepteert. Hij wist alles, maar het was voor Hem belangrijk dat Zijn apostelen, Zijn volgelingen de waarheid kenden. Om te bevestigen wat zijn apostelen hadden begrepen met hun hart, wat zij hadden gezien, niet alleen fysiek maar ook met geestelijke ogen, zodat zij onvoorwaardelijke vertrouwen kregen in hun Leraar. Omdat hetgeen wat een aan aantal dagen later plaats zou vinden op Golgotha het fundament van een onzeker geloof zou kunnen verbreken
Wanneer een rationeel wezen en bepaald niveau van bewustzijn bereikt, komt op een dag de vraag op in zijn gedachte; wie ben ik en waar ga ik heen? Bij de een is dat vroegtijdig, bij de ander later, maar vroeg of laat komen die vragen op. Bij een atheïst komen er verdrietige gedachtes naar boven, omdat hij denkt dat hij slechts een lichaam is met een beperkte tijd. Hij op de wereld is gekomen om zijn korte leven goed of slecht te leven en te eindigen in de dood, aangezien er niks is na de dood. Aanhangers van de boeddhisme, hindoeïsme en overige Indische religies en filosofieën geloven dat ze een lange en moeilijke keten van reïncarnatie doorgaan waarin ze zelfs reptielen, insecten en trekdieren worden en moeten passeren. Totdat ze eenmaal een rechtvaardig leven volbrengen en verenigd worden met de “universele geest” of absolute kalmte bereiken. Enzovoorts, enzovoorts. Dus het is heel belangrijk wat wij als christenen over ons denken en met welke hoop we leven. De transfiguratie van Christus geeft antwoordt op deze belangrijke vragen.
God schiep de menselijke wezens volmaakt, volgens Zijn beeld en gelijkenis, dat wil zeggen, de Here God heeft een deel van Zijn goddelijkheid in een mens gezet die daarna verder zou moeten groeien en zich zou moeten ontwikkelen. Dit onschatbare geschenk werd de mens ontnomen door de zonde. Door de zonde werd de directe verbinding tussen de Schepper en het schepsel verbroken. In loop der tijd nam de mens meer afstand van zijn leven gevende Bron en vergat zijn ware identiteit en betekenis. God werd Mens, zodat Hij de mens uit die vergetelheid kon halen. Zodat Hij met Zijn voorbeeld liet zien wie de mens vanaf het begin was en wat de mens moet doen om weer hetgeen te worden wat een mens moet zijn.
De Zoon van God werd geboren in een stal, groeide op in een huis van een eenvoudige timmerman, vergaarde geen materiële waarde en stierf een ongelukkige dood met onuitsprekelijke lijden. Maar Zijn apostelen, leerlingen en volgelingen werden niet teleurgesteld door dat alles, verloren niet hun geloof en tot op heden zetten ze hun missie voort. Naast het feit dat Christus hen vooraf voor dit alles had gewaarschuwd, waren ze ook getuige van Zijn goddelijke glorie. Eerst Zijn transfiguratie, dan Zijn opstanding en vervolgens Zijn hemelvaart.
De eniggeboren Zoon van God begon zijn missie met Zijn doop toen de Heilige Geest, in de vorm van een duif, op Hem neerdaalde, en de Vader openbaarde dat Hij zijn geliefde Zoon is. Daarom worden we ook gedoopt in het voorbeeld en gebod van Christus, want alleen met de heilige doop worden we geestelijk, worden we bevrijdt van de adamszonde, accepteren we de gaven van de Heilige Geest en staan we op het pad van de verlossing. Na de doop begon Christus aan Zijn prediking en gaf Hij het evangelie van het eeuwige leven aan de mensen. Ook wij, als leden van de Kerk van Christus, vervullen vandaag de dag deze missie in deze wereld. Vervolgens liep de Heer Jezus Christus door het pad van haat, spot, schande en pijn tot het einde, zodat Hij ons leven zou geven door Zijn dood. Ook wij nemen ons kruis en gaan volgen de Redder, want dat is de enige manier om de hemelse gelukzaligheid te ontvangen die de apostel Petrus op de berg Tabor voelde. Met Zijn transfiguratie toonde Christus niet alleen Zijn goddelijkheid, zodat we geen seconde zouden twijfelen dat God aan het kruis vrijwillig Zijn leven voor ons offert, maar laat ons ook zien waar wij naar moeten streven.
Transfiguratie. Dat is ons doel en ons dagelijkse werk. De verandering richting goddelijkheid die in onze ziel moet plaatsvinden en weerspiegelen in ons dagelijks leven. Het maakt niet uit hoeveel jaar we in de Kerk zijn als het transfiguratieproces in onze ziel niet is begonnen, dan hebben we nog niks gedaan. Onze gedachten, woorden en daden moeten getransfigureerd worden. Daarvoor hebben we keer op keer een schoon hart nodig, een hart gevuld met goddelijke liefde. Hiervoor hebben we een oprecht verlangen en gebed nodig. En voor dit allemaal te bereiken is het voldoende om van God te houden, van Hem te houden meer dan wat dan ook. Die liefde zal ons én kracht, én de wil én de vastberadenheid geven. Laat het gebed, dat geboren werd uit het hart van heilige Nerses Shnorhali, wederom geboren worden in onze geesten.
Christus, waarlijk Licht,
maak mijn ziel waardig om vol vreugde
Uw glorie
te aanschouwen
op de dag dat U mij zal roepen,
en in de hoop van het goede, te rusten
in de verblijfplaatsen van de rechtvaardigen
tot de grote dag van Uw komst.
En ontferm U over Uw schepselen,
en mij, een groot zondaar.
Evangelie: Markus 8:27-9:12
De belijdenis van Petrus
27En Jezus vertrok met Zijn discipelen naar de dorpen van Caesarea Filippi. En onderweg stelde Hij Zijn discipelen een vraag; Hij zei tegen hen: Wie zeggen de mensen dat Ik ben? 28En zij antwoordden: Johannes de Doper; en anderen: Elia; en weer anderen: Een van de profeten. 29En Hij zei tegen hen: Maar u, wie zegt u dat Ik ben? En Petrus antwoordde en zei tegen Hem: U bent de Christus. 30En Hij gebood hun streng dat zij met niemand over Hem zouden spreken.
De eerste aankondiging van het lijden
31En Hij begon hun te onderwijzen dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen worden door de oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en na drie dagen opstaan. 32En dit woord sprak Hij vrijuit. En Petrus nam Hem apart en begon Hem te bestraffen, 33maar Hij keerde Zich om en terwijl Hij Zijn discipelen aankeek, bestrafte Hij Petrus en zei: Ga weg achter Mij, satan, want u bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen. 34En toen Hij de menigte met Zijn discipelen bij Zich geroepen had, zei Hij tegen hen: Laat wie achter Mij aan wil komen zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.
35Want wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven zal verliezen omwille van Mij en om het Evangelie, die zal het behouden. 36Want wat zal het een mens baten als hij heel de wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt? 37Of wat zal een mens geven als losprijs voor zijn ziel? 38Want wie zich voor Mij en Mijn woorden geschaamd zal hebben in dit overspelig en zondig geslacht, voor hem zal de Zoon des mensen Zich ook schamen wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met de heilige engelen.
91En Hij zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat er sommigen zijn van hen die hier staan, die de dood niet zullen proeven voordat zij gezien zullen hebben dat het Koninkrijk van God met kracht gekomen is.
De verheerlijking
2En na zes dagen nam Jezus Petrus en Jakobus en Johannes met Zich mee en bracht hen apart op een hoge berg, alleen hen; en Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd. 3En Zijn kleren werden blinkend, zeer wit, als sneeuw, zo wit als geen wolbewerker op aarde ze kan maken. 4En aan hen verscheen Elia met Mozes en zij spraken met Jezus. 5En Petrus antwoordde en zei tegen Jezus: Rabbi, het is goed dat wij hier zijn; en laten wij drie tenten maken, voor U één en voor Mozes één en voor Elia één. 6Hij wist namelijk niet wat hij zei, want zij waren zeer bevreesd. 7En er kwam een wolk, die hen overschaduwde, en uit de wolk kwam een stem, die zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, luister naar Hem! 8En plotseling, terwijl zij om zich heen keken, zagen zij niemand meer bij zich dan Jezus alleen. 9En toen zij van de berg afdaalden, gebood Hij hun dat zij niemand vertellen zouden wat zij gezien hadden, voordat de Zoon des mensen uit de doden zou zijn opgestaan. 10En zij hielden dit woord vast en stelden onder elkaar de vraag wat dat was, uit de doden opstaan. 11En zij vroegen Hem: Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen? 12En Hij antwoordde hun: Elia zal wel eerst komen en alles herstellen; en het zal geschieden zoals geschreven is over de Zoon des mensen, dat Hij veel lijden zal en veracht worden.