3e zondag na het Heilige Kruis
1 oktober 2017
”Onmiddellijk na de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden, de maan zal zijn licht niet geven, de sterren zullen van de lucht vallen en de krachten van de hemel zullen geschud worden”.
Onze Heer en Verlosser Jezus Christus, die door het heilige mysterie van de verlossing, de mensheid bevrijdde van de zonde en de dood. Na de verlossing vaarde Hij, met Zijn gerezen Lichaam, op ten Hemel en zat aan de rechterhand van Zijn Vader. Maar Hij beloofde om terug te keren om de wereld te oordelen. De twee verschenen engelen zeiden beide: “Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan” (Handelingen 1:11), tegen de verbijsterde apostelen. Onze geloofsovertuiging is dat onze Heer en Verlosser Jezus Christus “zal komen in dezelfde heerlijkheid en zegening van Zijn Vader, wiens rijk geen einde zal hebben, om over de levenden en de doden te oordelen.”
Voordat Hij, voor de zondige mensheid, Zijn vreselijke martelingen en Golgotha zou aangaan, beantwoorde Hij de vraag van de discipelen “Wat zal het teken zijn van Uw komst en van het einde van deze wereld?”, door te praten over Zijn komst en zijn voorafgaande tekens. Hij zei: “Jullie zullen berichten horen over oorlogen en oorlogsdreiging, overal zullen er hongersnoden uitbreken en zal de aarde beven en er zullen talrijke valse profeten komen die velen zullen misleiden. En doordat de wetteloosheid toeneemt, zal bij velen de liefde bekoelen. Maar wie standhoudt tot het einde, zal worden gered” (Mattheüs 24:6-13).
De Heer beschrijft in detail de tekenen van Zijn wederkomst. Hij zegt dat er te zijner tijd “een tijd zal zijn van enorme verschrikkingen, zoals er sinds het ontstaan van de wereld tot nu nooit geweest zijn en er ook niet meer zullen komen (Mattheüs 24:21)”. Christus kwam de eerste keer op een nederige wijze de verlossing van de mensheid realiseren, maar Zijn tweede glorieuze, Goddelijke komst zal voor iedereen zichtbaar zijn, want “zoals een bliksemschicht vanuit het oosten weerlicht tot in het westen, zo zal ook de Mensenzoon komen (Mattheüs 24: 27)”. Wederom, volgens St. Movses Khorenatsi is de eerste komst van Christus “Groot en Prachtig”, en zal Zijn tweede komst zowel “groot”, als “verschrikkelijk” zijn, want, want deze keer zal de Heer komen om de volkeren te oordelen, allen die veracht hebben dat God Zijn heilige bloed heeft vergoten voor hun redding doordat zij een zondaarsleven hebben geleidt, hebben zij hem “wederom gekruisigd” door hun zondes. Hij, die de vernederende dood aan het kruis nam, voor de redding van ieder zondig mens. Hierover schrijft de heilige apostel: “en u, die nu onderdrukt wordt, samen met ons van alle last bevrijden wanneer Jezus, de Heer, vanuit de hemel verschijnt. Dan komt hij in een vlammend vuur en omringd door engelen, door wie hij zijn macht manifesteert; dan straft hij hen die God niet erkennen en het evangelie van onze Heer Jezus niet gehoorzamen. Ze zullen voor eeuwig worden verstoten, ver van de Heer en van zijn kracht en majesteit (II Thessalonicenzen 1:7-9)”.
De eerder genoemde tekenen voor tweede komst betekenen echter nog maar het begin van de moeilijkheden, omdat “Meteen na de verschrikkingen van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen” (Mattheüs 24:29, Jeho 2:10). Over die verschrikkelijke dag hebben bijna alle heiligen van het Oude Testament geschreven, om een poging te doen om de angst en vrees van de “de grote dag” te beschrijven. “De dag van de Heer brengt duisternis, geen licht” (Amos 5:18), “Een dag van angst en benauwdheid, rampspoed en onheil, duisternis en donkerheid, dreigende donkere wolken …” (Sefanja 1:14-16). Dan zal aan de hemel het teken zichtbaar worden dat de komst van de Mensenzoon aankondigt, en alle stemmen op aarde zullen zich van ontzetting op de borst slaan als ze de Mensenzoon zien komen op de wolken van de hemel, bekleed met macht en grote luister (Mattheüs 24:30). Volgens St. Grigor Tatevatsi: “Dan zal hetemelse verlossingskruis tevoorschijn komen en zal op Golgotha staan waar hij gekruisigd is. Dan zullen in de hemel de gereedschappen verschijnen waarmee de Heer geleden heeft; spijkers, speer, riet, kroon van doornen, azijn en gal, bloed, speeksel, de klappen, banden waarmee Hij vastgebonden was, de scheuren aan Zijn zijdes en de plekken van de spijkers, omdat: “Hij komt te midden van de wolken, en dan zal iedereen hem zien, ook diegenen die hem doorstoken hebben” (Openbaring 1: 7). “Op die dag zal het menselijk ras zich schamen, dat ze het teken van het kruis hebben ontkent”.
Alle zondaars en ongelovigen zullen rouwen, want zij zullen spijt krijgen van hun ongerechtigheden en misdrijven. Ze zullen spijt krijgen dat ze niet in God en Zijn beloften geloofden en plezier vonden in ongerechtigheid. Het boek van de Openbaring, waarin de verschrikkingen van de oordeelsdag worden beschreven voor de hele mensheid, vertelt hoe de onboetvaardige zondaar “tot de bergen en rotsen zullen roepen: Val op ons neer, en tot de heuvelen: Bedek ons, want nu is de grote dag van hun toorn aangebroken, en wie kan die doorstaan?” (Openbaring 6:16-17 en Hosea 10:8). Alle profeten die spreken over deze grote dag benoemen het volgende: “De Heer zal komen in een vuur, met zijn wagens als een wervelstorm … want de Heer zal over al wat leeft een oordeel vellen, te vuur en te zwaard” (Jesaja 66: 15-16). Tevens: “Hun voorhoede is een verterend vuur, hun achterhoede een verzengende vlam” (Joël 2: 3). Daarnaast: “Goud noch zilver kan hen redden als de toorn van de Heer hen treft, als het vuur van zijn woede de aarde verteert en hij al haar bewoners een gruwelijk einde bereidt” (Sefaniah 1:18). Heilig Paulus schrijft dat “maar de tegenwoordige hemel en aarde worden door datzelfde woord bewaard om de dag van het oordeel, waarop de goddelozen ten onder zullen gaan, te worden prijsgegeven aan het vuur” (II Petrus 3:7) evenals dat “wanneer de Mensenzoon komt, in gezelschap van zijn engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader, dan zal hij iedereen naar zijn daden belonen”(Mattheüs 16:27). Of we het geloven of niet, de komst en de dag des oordeels van de Heer is onontkoombaar voor ons, want “eens moeten mensen sterven en daarna volgt het oordeel” (Hebreeën 9:27). Echter alvorens de dag van het oordeel, zal er een universele opstanding plaatsvinden, de gesloten graven zullen worden geopend, en de doden zullen ontwaken bij het horen van het geroep van Christus. Zoals het wordt gezegd in het evangelie van Johannes: “Wees hierover niet verwonderd, er komt een moment waarop alle doden zijn stem horen en uit hun graf zullen komen: wie het goede gedaan heeft staat op om te leven, wie het slechte gedaan heeft staat op om veroordeeld te worden”(Johannes 5:28-29). De hele mensheid zal op dat moment met geest en lichaam voor het oordeel komen te staan .
“Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt…”(Mattheüs 25:31-32). Vardan Aygektsi zegt dat tijdens de komst van de Heer zelfs de hemelen leeg zullen blijven van het oneindig licht, want de Heer zal in al Zijn heerlijkheid, engelen en heiligen komen. En de boeken zullen worden geopend. “Toen werd er nog een geopend: het boek van het leven. De doden werden op grond van wat in de boeken stond geoordeeld naar hun daden … En iedereen werd geoordeeld naar zijn daden”(Openbaring 20: 12-13 en Daniël 7:9). Dan zal aan de gehele mensheid, de hemelse legers en heiligen zichtbaar worden wat onze daden, gedachten en bedoelingen zijn. “Houd dus op de oordelen en wacht de tijd af dat de Heer komt, omdat hij het is die aan het licht zal brengen wat in het duister verborgen is en zal onthullen wat de mensen heimelijk beweegt …” (I Kor. 4:5). Wat een schaamte en schande, want tijdens dat verschrikkelijke oordeel zal bekend worden wat wij in het geheim en duisternis hebben gedaan. Op die vreselijke dag “zal ieder die hoogmoedig is en trost, tegen ieder die zich verheven acht, vernederen” (Jesaja 2:12), zegt de profeet. Ze zullen berouw tonen voor hun slechte daden en hun leven, maar het zal te laat zijn. God is alleen vergevingsgezind en goedaardig tegen de zondaars tijdens dit leven. Hij is alleen tijdens dit leven bereid om de werkelijk berouwvolle zondaar zijn berouw te aanvaarden, maar daar, op dat vreselijke plein, is Hij een onpartijdige rechter.
Niets zal onrechtmatige en slechte mensen redden: noch rijkdom, noch roem waarop ze vertrouwden, zoals de profeet zegt. ” Goud noch zilver kan hen redden als de toorn van de Heer hen treft …” (Sefanja 1:18). De mond van de mens zal tegenover het altaar stil zijn en alle schepsels zullen beven, want “van elk nutteloos woord dat mensen spreken, zullen ze op de dag van het oordeel rekenschap moeten afleggen. Want op grond van je woorden zul je worden vrijgesproken, en op grond van je woorden zul je worden veroordeeld”
(Mattheüs 12: 36-37). Wat kunnen we zeggen op die vreselijke dag, als wij ons tijdelijk leven besteden aan luiheid en toegeeflijkheid, zonder verwachtingen te hebben van de redding? Op die dag zullen wij rekenschap moeten afleggen aan Hem voor deze korte tijd van onze nalatigheid en zal ons zeggen: “Voor jullie ben ik geïncarneerd op aarde, voor jullie heb Ik in levende lijve gelopen op aarde, voor jullie heb Ik pijn geleden, klappen gekregen, voor jullie ben Ik gekruisigd, voor jullie heb Ik azijn gedronken op het houten kruis zodat Ik jullie heilig en hemels kan maken. En heb jullie Mijn Koninkrijk gegeven… En jullie, zondaren en stervelingen, welke leed zijn jullie ondergaan voor jullie Heer?” (St. Ephrem de Syriër).
O wee aan de zondaren, die op dat moment spijt van zijn daden zullen hebben en daardoor niets kunnen zeggen. Zij zullen zichzelf verwijten en zeggen: “Hij heeft mij onsterfelijkheid beloofd en ik ben in deze dood. Hij riep mij naar boven naar de hemel en ik kwam in de afgrond van de hel. Hij maakte een prachtig paradijs en ik koos de gekneusde doornen. Hij heeft het eeuwige leven en de glorie voorbereid en ik heb Hem met mijn schuld gedood.” (St. Johannes Mandakuni).
Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen (de rechtvaardigen) van de bokken (de schuldigen) scheidt (Mattheüs 25:32). En de rechtvaardigen die aan Zijn rechterhand zullen komen te staan, zal zeggen: “Komt, gij gezegende van Mijn Vader, beërft het Koninkrijk, dat voor u bereid is sinds het begin van de wereld” en aan de schuldigen die aan zijn linkerhand zullen zijn, zal de eerlijke Rechter zeggen: “Vervloekten, ga ver van Mij naar het eeuwige vuur toe, dat bereid is voor de duivel en zijn engelen”. “Hun staat een eeuwig bestraffing te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eeuwige leven (Matt. 25:46).
“En hij, wiens naam niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, werd geworpen in de poel van het vuur” (Openbaring 15), dat het laatste redmiddel zal zijn voor alle onbekeerde zondaars, “de worm die aan hen knaagt zal niet sterven, en het vuur waarin ze branden zal niet doven (Jesaja 66:24), want het lijden is eeuwig. En als onberouwvolle zondaars voor eeuwig
gepijnigd worden in de poel van het vuur, “de dood zullen zoeken en het niet vinden”voor eeuwig zullen verbranden en geen as zullen worden, zullen de rechtvaardigen in tegenstelling genieten van het eeuwige onuitputtelijke rijkdom met diens goedheden van het koninkrijk van God. En vanwege hun goede levensstijl tijdens hun tijdelijke leven om de Heer te behagen, Hem hebben bijgestaan tijdens Zijn leed, zullen de beloofde goedheden hen tegemoet komen en zullen zij deelnemen in het Koninkrijk, omdat “Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij”(Openbaring 21: 4). Dus die dag zal het begin zijn van de eeuwige klaagzang en rouw van de zondaren, van de rechtvaardigen het begin van de eeuwige rust.
Evangelie: Mattheüs 24:30-36
30Dan zal aan de hemel het teken zichtbaar worden dat de komst van de Mensenzoon aankondigt, en alle stammen op aarde zullen zich van ontzetting op de borst slaan als ze de Mensenzoon zien komen op de wolken van de hemel, bekleed met macht en grote luister. 31Dan zal hij zijn engelen uitzenden, en onder luid bazuingeschal zullen zij zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeenbrengen, van het ene uiteinde van de hemelkoepel tot het andere. 32Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. 33Zo moeten jullie ook weten, wanneer je dat alles ziet, dat het einde nabij is. 34Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren. 35Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen.
36Niemand weet wanneer die dag en dat moment zullen aanbreken, ook de hemelse engelen en de Zoon niet, alleen de Vader weet het.
4e zondag na het Heilige Kruis
8 oktober 2017
“Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen? Wie heeft u recht gegeven om zo te handelen?” (Markus 11:28).
Het begin van de redding van de mensheid is de angst voor God. Geestelijke, vrome en heilige mensen leren de waarheid uit de bron van de waarheid. Echter de vijanden van de waarheid, die de voorkeur hebben aan de duidelijkheid, verkiezen de meester van vroomheid. Hier is wat de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten deden in het onderstaande Evangelische gedeelte.
Zij kwamen naar onze Heer Jezus Christus in de tempel van God, nadat de kind van God uit de tempel van zijn Vader wegtrok en degenen daar handel dreven en aan het winkelen waren. ‘’Ze kwamen in Jerusalem. Hij ging de tempel binnen en begon iedereen die daar iets kocht of verkocht weg te jagen; hij gooide de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de duivenverkopers omver, en hij liet niet toe dat iemand voorwerpen over het tempelplein droeg.’’(Markus 11: 15-17). Zonder angst naderden ze hem, niet zoals de dienaren die hun Heer benaderen, of zoals mensen God benaderen, en ook niet zoals de discipelen bij hun Meester. De vijanden van de waarheid hebben geprobeerd de bron van wijsheid te verleiden door middel van de sluwheid van de mens. “Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen? Wie heeft u het recht gegeven zo te handelen?” (Markus 11:28) Zij vroegen dit, maar tegelijkertijd wisten zij het antwoord op hun eigen vraag, zoals de Heilige Schrift zegt. ‘’Zo was er een farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus. Hij kwam in de nacht naar Jezus toe. ‘Rabbi,’ zei hij, ‘wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht.’(Johannes 3: 1-2). Maar ze zijn opstandig.
De vraag “Met welke autoriteit doe je dat?” moesten ze stellen aan de verlamde die genezen was. Met welke autoriteit stond die op uit de dood. (Mattheüs 9: 2-8). Ze moesten vragen over de wonderen, niet over Zijn gezag, ‘Wie heeft deze wonderen verricht?’. Maar God heeft hen niet geantwoord, omdat Hij het onwaardig vind hen te antwoorden die gedreven door het kwaad vroegen: ‘Daarop riepen de hogepriesters en de farizeeën het Sanhedrin bijeen: ‘Wat moeten we doen? Deze man doet veel wondertekenen, en als we hem zijn gang laten zien, zal iedereen in hem gaan geloven. Straks grijpen de Romeinen in; dan zullen ze onze tempels en ons volk vernietigen.’’ (Johannes 11: 47-48). In plaats daarvan antwoordde Christus met een vraag op zijn vraag: “Doopte Johannes in opdracht van de hemel of in opdracht van mensen? Antwoord mij.” (Markus 11:30). Hierop heeft Christus geobserveerd dat Zijn autoriteit afkomstig is van dezelfde bron, waaruit “macht” aan Johannes de Doper werd gegeven. Daarom, wat voor antwoord de Farizeeën ook zouden geven met betrekking tot de vraag over Johannes de Doper, zou hetzelfde ook voor Jezus Christus moeten worden begrepen. Zo leidden religieuze leiders voor een probleem of vraagstuk. Als zij ‘van de hemel’ hadden geantwoord en gezegd, zouden ze zich tegen zichzelf hebben aangevoerd dat zij niet in Johannes geloofden, en ontkennen dat Hij van God gestuurd waren (Markus 11:31). Maar als zij ‘van mensen’ hadden geantwoord en gezegd, dan zou Johannes niet door God gezonden zijn, maar ze waren bang voor de menigte, want zoals Markus in de Bijbel citeerde: “Maar als we zeggen: ‘Van mensen,’ wat dan?’ Ze waren namelijk bang voor de menigte, want iedereen hield Johannes voor een echte profeet.” (Markus 11:32). Daarom was het alleen voor hen om te zeggen dat ze het antwoord niet wisten, en in dat geval was Jezus niet meer verplicht om hen te antwoorden (Markus 11:33).
Dit is het Woord van God: Wanneer Hij ziet dat de ziel slecht en sluw is, laat Hij hem, omdat Hij het onwaardig vindt om met de Goddelijke goedheid en waarheid te benaderen. De Joden vroegen heel vaak, maar ze kregen nooit antwoord omdat ze het met kwaadheid vroegen. Het zwijgen van de Verlosse verbitterde in zo’n mate hun zielen, dat ze tegen Hem zeiden: ‘’Hoe lang houdt u ons nog in het onzekere? Als u de Messias bent, zeg het ons dan ronduit’’ (Johannes 10:24).
Maar zelfs zonder daar rekening mee te houden heeft Hij hen niet beloond met Zijn antwoord. In plaats daarvan zei de Verlosser: ‘’Dat heb ik u toch al verteld,’ zei hij, ‘maar u luistert niet! Wat wilt u nog meer horen?’’ (Johannes 9:27). ‘’Jezus antwoordde: ‘Dat heb ik u al gezegd, maar u gelooft het niet. Wat ik namens mijn Vader doe getuigt over mij’’ (Johannes 10:25). Zo verklaart de Heer Zijn wil om vragen te stellen over de daden, niet over de autoriteit van de daden. De Joden vragen: “Hoe lang zal je onze zielen werpen, als je Christus bent, vertel het ons dan vrijmoedig.” En Jezus Christus verdrijft niet hun onzekerheid, omdat ze het niet vroegen om het te weten, maar om te oordelen. “De hogepriesters en de schriftgeleerden hoorden wat er gebeurd was en zochten naar een mogelijkheid om hem uit de weg te ruimen; ze waren bang voor hem, omdat het hele volk in de ban was van zijn onderricht” (Markus 11:18). De hogepriester stond op en vroeg hem: “Ik bezweer u bij de levende God, zeg ons of u de Messias bent, de Zoon van God”(Mattheüs 26:63). Jezus antwoordde: ‘U zegt het’ (Mattheüs 26:64). Zo heeft Christus Zijn stilte onderbroken door te laten zien dat Hij de eed respecteerd, maar tegelijkertijd niet tegen hun kwaad heeft opgegeven en zijn afkeer tot bedrog laat zien. Hij heeft Zijn wijsheid niet gedeeld met degenen die met kwaadheid vroegen, zodat we de waarheid van de Heer met een duidelijk, puur en nederig hart naderbij moeten komen en Zijn gezag accepteren. En daarnaast de volgende woorden van de apostel Johannes herinneren: ‘’Niemand neemt Mijn leven, Ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen – dat is de opdracht die Ik van Mijn Vader heb gekregen’’(Johannes 10:18).
Dit is wat de lezing verteld over het incident dat 2000 jaar terug plaatsvond. Wat is Zijn les, wat zegt Hij vandaag? Hoe onderscheiden wij ons van de ongelovigen diegenen die de Heer beproeven? Benaderen we Hem eigenlijk? Wanneer we onwetend of onzeker zijn over de kracht van Christus, of wanneer we onze lasten en schulden niet overgeven aan Hem om bepaalde redenen, is het dan niet hetzelfde als wanneer we het vragen aan de Heer. “Met welk gezag is het dat U me zal genezen, met welke kracht gaat U mij vrede gegeven, heeft U eigenlijk wel genoeg gezag en macht?”.
Geliefden laten we lijken op de hoofdman die de genezing van zijn knecht vraagt (Mattheüs 8:5-10), de Heer benaderen en Hem onvoorwaardelijk vertrouwen, omdat van Hem het Koninkrijk is, en de kracht en de heerlijkheid tot in de eeuwigheid.
Evangelie: Marcus 11:27-33
Confrontatie met hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten
27Ze kwamen weer in Jeruzalem aan. Toen Jezus zich in de tempel ophield, kwamen de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten van het volk naar hem toe 28en vroegen hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen? Wie heeft u het recht gegeven om zo te handelen?’ 29Jezus antwoordde: ‘Ik zal u een vraag stellen; als u me daarop antwoord geeft, zal ik u zeggen op grond van welke bevoegdheid ik zo handel. 30Doopte Johannes in opdracht van de hemel of in opdracht van mensen? Antwoord mij.’ 31Ze overlegden met elkaar en zeiden: ‘Als we zeggen: “Van de hemel,” zal hij zeggen: “Waarom hebt u hem dan niet geloofd?” 32Maar als we zeggen: “Van mensen,” wat dan?’ Ze waren namelijk bang voor de menigte, want iedereen hield Johannes voor een echte profeet. 33Dus zeiden ze tegen Jezus: ‘We weten het niet.’ En Jezus zei tegen hen: ‘Dan zeg ik ook niet op grond van welke bevoegdheid ik die dingen doe.’
5e zondag na het Heilige Kruis
15 oktober 2017
‘’Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer gegeven dan alle anderen’’ (Lucas 21:3).
Dit evangelische verhaal heeft daadwerkelijk plaatsgevonden in de aanwezigheid van Christus en werd gewaardeerd door de Heer. De offerkist werd ingesteld door de profeet Mozes. In de tijd van Christus had de offerkist van de tempel dertien verschillende openingen aan de buitenkant. Elke opening was voor een bepaalde behoefte van de tempel of een bepaalde ceremonie. De pelgrim doneerde, in zijn mate, in iedere opening zijn gift. Samen met iedereen nadert een arme, zielige en moegestreden vrouw met enkel twee koperstukken en werpt deze in de offerkist.
De twee koperstukken die door de weduwe werden gegeven, werden meer gewaardeerd door Christus dan de giften van de rijken, waarvoor Christus zei: ‘3 Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer gegeven dan alle anderen. 4 Want de anderen hebben iets van hun overvloed geofferd, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze nodig had voor haar levensonderhoud. ’
Onoprechtheid is onaanvaardbaar voor Christus. Hij zag de tegenstrijdige levenswijze van de Joodse leiders. Van buiten deden ze heilig, rechtvaardig en hielden zich aan de wet maar van binnen onoprecht, wetteloos en wetsovertreders. Jezus zegt: ‘1Let op dat jullie de gerechtigheid niet beoefenen voor de ogen van de mensen, alleen om door hen gezien te worden. Dan beloont jullie Vader in de hemel je niet… 3Maar als je aalmoezen geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. 4Zo blijft je aalmoes in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.’
God leeft in mensen die goede daden verrichten. Salomon zegt: ‘Zoon, als je weg wilt blijven van de ellende van dit leven, geef de Heer een deel van je eerlijke verdiensten.’
In geestelijke zin moet deze raad op de volgende manier worden begrepen: De eerlijke verdiensten zijn de goede daden, zoals het vasten, bidden, barmhartigheid, moed enzovoorts. De wortels van de vruchten staan voor het geloof, hoop en liefde.
Barmhartigheid is een soort deugd, die ons richting God brengt en ons de erfgenaam van het koninkrijk der hemelen maakt. Barmhartigheid laat ons ook lijken op God. Christus zegt: “Alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel” (Mattheüs 5:45).
Om barmhartig ofwel genadig te zijn, moet een persoon eerst de genade van God begrijpen en inzien hoe genadig God naar de mens is. Pas dan zal hij zijn genade en liefde kunnen tonen, tegenover zijn vriend. Christus kwam naar de wereld als de belichaming van genade, als voorbeeld van genade en als wetgever van de genade.
Een gift of offer is ook een vorm van het opvoeden van het sociale leven. In de omgang, op alle niveaus, creëren offers een gezonde sfeer, een sfeerwaar beschaving, cultuur en kunst wordt ontwikkelt. Daarom is het offer, wat in de wereld van vandaag wordt genoemd als vrijwillig iets doen, een fenomeen dat mensen met elkaar verbindt. Ook hier, als juist voorbeeld, hebben we het leven van Christus, die zijn leven ter wille van de mensheid heeft geofferd en dezelfde boodschap aan ons allemaal geeft.
Deze boodschap van toewijding moet vanaf een zeer jonge leeftijd worden overgebracht. Dit bewustzijn moet ontwikkeld worden in het gezin, op school en in alle instellingen waar het kind wordt gevormd.
Met andere woorden, het geven is een spirituele noodzaak. Christus zag deze geestelijke behoefte in de gift van de arme weduwe. Ze gaf wat zij had.
Iedereen moet in zijn leven zijn bijdrage leveren aan God en aan mensen. Het onlosmakelijke kenmerk van het christelijke leven is het schenken en het geschenk van toewijding. Dit is ook de evangelische les, belichaamd in Christus.
Evangelie: Marcus 12:35-44
Onderricht in de tempel
35Jezus vroeg de mensen bij zijn onderricht in de tempel: ‘Hoe kunnen de schriftgeleerden beweren dat de messias een zoon van David is? 36Zelf heeft David, geïnspireerd door de heilige Geest, gezegd: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” 37David noemt hem Heer, hoe kan hij dan zijn zoon zijn?’ De talrijke aanwezigen luisterden graag naar hem.
38Tijdens zijn onderricht zei hij: ‘Pas op voor de schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en eerbiedig begroet willen worden op het marktplein, 39en een ereplaats willen in de synagogen en bij feestmaaltijden: 40ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Over hen zal strenger worden geoordeeld dan over anderen!’
41Hij ging tegenover de offerkist zitten en keek hoe de mensen er geld in wierpen. Veel rijken gooiden veel geld in de kist. 42Er kwam ook een arme weduwe, die er twee muntjes in gooide, ter waarde van niet meer dan een quadrans. 43Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen die er geld in hebben gegooid; 44want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.’
6e zondag na het Heilige Kruis
22 oktober 2017
‘Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen’ (1 Korintiërs 1:31).
De apostel Paulus schrijft deze regels door voorbeelden te brengen uit zijn ervaringen en zijn leven door te schrijven dat de wijsheid van God als dwaasheid gezien word op deze wereld. De wijsheid van God is een verleiding in deze wereld en daarom is het dwaze van God wijzer dan mensen. En de conclusie van de Heilige Apostel is, dat als iemand zich op iets wil beroemen, hij zich op de Heer moet beroemen. Wie zich op iets wil beroemen, laat het dan beroemen met het kruis van Christus.
Voor de mens is het bestaan van God soms zeer vreemd. De aanwezigheid van God voelen wij soms niet en langzamerhand worden we egocentrisch, worden we mensgericht. Hier bevestigen de woorden van apostel Paulus dat de wijsheid van God als dwaasheid wordt gezien door de mensen op deze wereld. Wij willen niet naar onszelf kijken om in te zien dat Gods wijsheid als dwaasheid wordt beschouwd op aarde. Hierdoor zien we niet het bestaan van God en deze prachtige wereld die Hij ons geeft.
‘Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen.’ Wat wil de apostel hiermee zeggen? De apostel Paulus bevestigde dat er niets eeuwig is in de wereld waarin een persoon zijn hoop kan vestigen, en dat die hoop uiteindelijk rechtvaardig zal zijn. Hierdoor benadrukt de apostel in een van zijn brieven, dat we ons niet moeten schamen voor de hoop in God. Vragen wij ons eigenlijk wel af wat onze roem is wat we hebben, ons geld, onze glorie, onze titel, onze tijdelijk bezette positie, aan het einde van ons leven? Als we onze hoop hebben gevestigd op dergelijke dingen, dan zitten we fout. Maar we weten natuurlijk dat ieder van ons zijn innerlijke kruis ontdekt, ontdekt om de Heer te zien en het genot om de Heer te spreken en te ontmoeten. Zo is een ware christen. Het voorbereidende mysterie van het Oude Testament, die eindigde met de belichaming van onze Heer, toont het mysterie van Zijn openbaring. De wil van God om met de mensen te zijn, en wij geloven dat onze God met ieder van ons leeft en ademt. Onze Heer is in deze tempel en in alle tempels en woont en werkt met ons in ons dagelijks leven. Wij moeten als individuen en als gemeenschap toestaan dat God in ons leeft, zodat we trots kunnen zeggen: mijn roem is niets meer dan mijn eigen, werkzame God.
Evangelie: Korintiërs 1: 18-31
De ware wijsheid
18De boodschap over het kruis is dwaasheid voor wie verloren gaan, maar voor ons die worden gered is het de kracht van God. 19Er staat namelijk geschreven: ‘Ik zal de wijsheid van de wijzen vernietigen, het verstand van de verstandigen zal ik tenietdoen.’ 20Waar is de wijze, waar de schriftgeleerde, waar de redenaar van deze wereld? Heeft God de wijsheid van de wereld niet in dwaasheid veranderd? 21Want zoals God in zijn wijsheid bepaalde, heeft de wereld hem niet door haar wijsheid gekend, en hij heeft besloten hen die geloven te redden door de dwaasheid van onze verkondiging. 22De Joden vragen om wonderen en de Grieken zoeken wijsheid, 23maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden aanstootgevend en voor heidenen dwaas. 24Maar voor wie geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, is Christus Gods kracht en wijsheid, 25want het dwaze van God is wijzer dan mensen, en het zwakke van God is sterker dan mensen.
26Denk eens aan uw roeping, broeders en zusters. Onder u waren er niet veel die naar menselijke maatstaf wijs waren, niet veel die machtig waren, niet veel die van voorname afkomst waren. 27Maar wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen; 28wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen. 29Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen. 30Door hem bent u één met Christus Jezus, die dankzij God onze wijsheid is geworden. Door Christus worden wij rechtvaardig en heilig en door hem worden wij verlost, 31opdat het zal zijn zoals geschreven staat: ‘Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen.’
Ontdekking van het Heilige Kruis
29 oktober 2017
Omdat Zijn volledige Godheid hem behaagt, en door Hem alle dingen worden verzoend met Hem, door vrede stichten, met zijn bloed aan het kruis, voor al hetgeen op aarde en in de hemel.
Na de kruisiging en opstanding was de lege begraafplaats en het kruis van Christus zichtbare voorwerpen van Christus en een deel van de concentratie, respect en zorgen van de christenen werd hierop gevestigd.
Volgens de traditie ging de vrouw van de Romeinse keizer Claudius (41-54), Plautia, een christen, ging op pelgrimstocht naar Jeruzalem, waar hij de eerste bisschop van Jeruzalem ontmoette, Apostel Jacobus. De keizerin stond te popelen om het graf en het kruis van Christus en Golgotha te zien waar Jezus volgens de evangeliën is gekruisigd. De apostel Jacobus houdt haar op de hoogte dat de Joden het kruis van Christus samen met de twee kruisen van de dieven in de aarde bedekten en verboden om daar in de buurt te komen.
Met de interventie van de keizerin wordt het heilige kruis uit de grond gehaald en om te bepalen welke van Christus is, wordt een dood meisje erheen gebracht. Vervolgens wordt het meisje levend door het aanraken van het Kruis van Christus. De apostel Jacobus laat het aan iedereen zien en als troost. Hij verhoogt het kruis in de tempel van Jeruzalem en, als traditie, zingt hij de sharakan: ‘Ik aanbid Uw kruis, Christus’. In de kerktraditie is dit het eerste geval wanneer het kruis wordt opgeheven, verheerlijkt door de gelovigen. Velen van hen zijn ook getuige van heldere licht dat op hout verschijnt. Op verzoek van de keizerin geeft Jacobus een deel van het kruis mee die de keizerin mee naar Rome neemt. Dit onbetaalbare relikwie van het kruis wordt later doorgegeven aan haar familielid Hripsime, die het met haar meeneemt naar Armenië.
Na de dood van Claudius en Plautia vermoordden de Joden Jacobus en begraven het Kruis van Christus met de andere kruisen op een plaats in de buurt van Golgotha, verzamelde vuilnis daarop en veranderde het tot een stortplaats. In 313 geeft keizer Constantijn de Grote (305-337) opdracht dat het christendom vrij belijd kan worden.
De moeder van de keizer, Helena (327) komt naar Jeruzalem en wil met veel moeite het kruis van Christus vinden. De plaats van het kruis was alleen bekend bij een Jood genaamd Judas, die volgens de tradities van zijn voorouders wist het kruis begraven was. Na zich 6 dagen te verzetten door op de bodem van een uitgedroogde put te blijven, laat hij uiteindelijk de plaats van het kruis zien. Na het opgraven haalden ze onder de vuilnis zelfs het bord dat boven het hoofd van Jezus hing. En opnieuw wordt het kruis van Christus bepaald door een wonder. Door een aanraking van het kruis is een dode jongen opgestaan uit de dood en is een stervende vrouw genezen van ziektes. Door deze wonderen bekeren velen zich tot het christendom, waaronder Judas, een martelaar in naam van Christus. Door Helena de koningin (in 335) wordt in Golgotha de Tempel van Verrijzenis gebouwd, waar het kruis van Christus wordt geplaatst, die voor de tweede keer zo wordt verheerlijkt.
De koningin Helena vond in de diepte van de grond het historische kruis van Christus en bracht het weer op aarde. Dit heeft zijn historische en actuele betekenis. Tijdens de eerste drie eeuwen werd het christendom vervolgd en had het een verborgen leven. In de eerste eeuw verzamelden christenen zich in catacomben, die ondergronds waren, dit waren ondergrondse gangen en dienden als begraafplaatsen. Keizer Constantijn gaf in 313 een opdracht waardoor het christendom uit zijn ondergrondse leven kwam. In de daaropvolgende eeuwen, toen het christendom vrijheid ontving, werden haar interne conflicten intensiever en ontstond er verdeeldheid uit tussen kerken. Vandaar dat gelijk nadat het christendom als staatsgodsdienst verkondigd werd, werd het kruis van Christus gevonden. Daarmee wilde Hij zeggen: ‘Je moet niet stoppen met het hebben van een kruis, het kruis moet altijd bij je zijn en ook tijdens je vrije levensstijl, net als tijdens de vervolging.
Dit geldt ook voor ons leven. Ons kruis is altijd bij ons, ongeacht het niveau van het leven waarin we ons bevinden. De vervolgde christen droeg zijn kruis,
en zo moet ook de vrije christen van vandaag zijn kruis met zich dragen. De noodzaak om onze onderdanigheid te verzetten is universeel en die rijk en arm niet kent. Elk persoon, elke klasse, heeft zijn eigen zwakte, die voorafgaat door christelijke moed en strijd.
De viering van het kruis stimuleert en vraagt iedereen: ‘Vind je bewustzijn, verhoog jezelf van de moeilijkheden van het leven en vind de moed om je mentale en morele vrijheid te bezitten.’
Evangelie: Mattheüs 24:27-36
27Want zoals een bliksemschicht vanuit het oosten weerlicht tot in het westen, zo zal ook de Mensenzoon komen. 28Waar een lijk is, daar zullen de gieren zich verzamelen.
29Meteen na de verschrikkingen van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen. 30Dan zal aan de hemel het teken zichtbaar worden dat de komst van de Mensenzoon aankondigt, en alle stammen op aarde zullen zich van ontzetting op de borst slaan als ze de Mensenzoon zien komen op de wolken van de hemel, bekleed met macht en grote luister. 31Dan zal hij zijn engelen uitzenden, en onder luid bazuingeschal zullen zij zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeenbrengen, van het ene uiteinde van de hemelkoepel tot het andere. 32Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. 33Zo moeten jullie ook weten, wanneer je dat alles ziet, dat het einde nabij is. 34Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren. 35Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen. 36Niemand weet wanneer die dag en dat moment zullen aanbreken, ook de hemelse engelen en de Zoon niet, alleen de Vader weet het.