Kerst

6 januari 2018

​”Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft”- Lucas 2:14

Geschriften van de dag: Luc. 1, Luc. 2:1-20, Mat. 1:1-25, Mat. 3:1-17, Titus 2:11-15, 1 Kor. 10:1-4, Jes. 12:3-6, Joz. 3:14-17, Ex. 15:22-27, 2 Kon. 2:19-22, Ezech. 47:1-12

Kindje Jezus, liggende in de kribbe, straalt licht uit en verlicht de donkere nacht. Voor Hem zijn de herders op hun knieën gedaald en de drie wijzen uit het Oosten, en samen met de engel en het hemels leger prezen ze de Heer met lofzang over het goede nieuws. “Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft” (Lucas 2:14).

Kindje Jezus presenteert zich als een symbool van een grote en belangrijke revolutie. Een weerloos en zwak menselijk leven is afgebeeld in het aangezicht van Jezus. Een leven dat lijdt door de kracht en rijkdom van deze brutale wereld. Maar het is geruststellend dat de wrede wereld niet in staat is om haar het weerloze, pasgeboren en tedere leven te onderdrukken, maar zich door middel van Hem moet transformeren.

Wie de pasgeborene was, wat Hij voor de wereld zou zijn, legden dezelfde hemelse gevleugelde engelen ons uit met prachtige zang van hun harpen, “… vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft” (Lucas 2:14).

Zo daalde het eerste zaadje van vrede met hemelse handen neer op aarde, en werd als een zachte en zwakke pit begraven in de aarde, zodat die zou groeien en bloeien, een boom van vrede worden, waaronder alle vermoeiden en beladene van de wereld vrede en rust zouden vinden in Zijn schaduw, volgens de woorden van de Heer: “Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven” (Mattheüs 11:28).

Daarom gaf het liefhebbende christendom leven en geboorte aan alles.
Allereerst werd Christus geboren, zodat de mens zich kan terugvinden als een schepsel geschept door God in Zijn evenbeeld met een Godgegeven missie. Zo kan God weer in de mens verblijven en het Goddelijke weer een gids voor de mens worden.

De menselijkheid van de Zoon van God, ofwel de openbaring van God, is de ontmoeting van God en de mens. Zijn leven op de wereld is een mengsel van Goddelijk- en menselijkheid. Door Zijn liefde boog God naar de mens, werd mens, leefde in de mensheid zodat de mens in zijn oorspronkelijke natuur kon worden hersteld en het juiste pad van zijn roeping kon vinden. Dat Goddelijke leven werd de kracht die orde en harmonie schepte in de verstoorde situatie van de Schepping. Een persoon die ontrouw was geweest aan zijn bovennatuurlijke beeld van de Schepper, keerde terug naar God met Christus ‘goedheid. De mens die afstand had genomen van zijn Schepper en ontrouw was gebleven aan zijn evenbeeld van God, keerde door de menselijkheid van Christus terug naar God.

De menselijkheid van Christus is de realisatie van de waarheid in het leven. Veel wijzen vertelden mooiere dingen over de waarheid. Maar Christus, de Zoon van God, heeft niet alleen over de waarheid gesproken, “Ik ben de weg, de waarheid en het leven” (Johannes 14:6), maar heeft de mensheid uit etappes van zijn leven het levende beeld van de waarheid gegeven.

Hij kwam op aarde om ons naar de hemel te brengen, om voor de mensheid de deuren van het hemelse koninkrijk te openen, die de mens zelf heeft verloren. Nogmaals was God trouw aan Zijn belofte en de Verlosser die Zijn komst naar de wereld had beloofd en het licht van redding bracht voor de mensheid die in de gevangenschap van de zonde leed. Vandaag werd de boodschap van de engel Gabriël aan de Heilige Maagd vervuld, die zei: “Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je. … Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd… en aan zijn koningschap zal geen einde komen” (Lucas 1: 28-34).

Het goddelijke licht scheen in het aangezicht van Jezus Christus, in de duisternis van ons leven om de profetische woorden van de evangelist te vervullen. “Het volk dat in duisternis leefde, zag een schitterend licht, en zij die woonden in de schaduw van de dood werden door het licht beschenen” (Mattheüs 4:16).

Laten we nu vervuld worden met dit goddelijke licht, beste gelovige vrienden, en vervuld worden met de hoop op redding. Laten we dragers zijn van de grote verantwoordelijkheid van dat licht. Neem de missie op om het kerstlicht in onze ziel intact te houden en zich in de duisternis van de omringende wereld te verspreiden. Laten we vandaag met Hem opnieuw geboren worden, vervult met christelijke zelfopofferende liefde leven, en laat uit dat leven voortdurend het verlossende licht van de Heer stralen op iedereen.

“Christus is geboren en heeft zich geopenbaard. Voor ons en voor U groot nieuws.

Evangelie: Mattheüs 1:18-25

18De afkomst van ​Jezus​ ​Christus​ was als volgt. Toen zijn moeder ​Maria​ al was uitgehuwelijkt aan ​Jozef​ maar nog niet bij hem woonde, bleek ze zwanger te zijn door de ​heilige​ Geest. 19Haar man ​Jozef, die een rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen en dacht erover haar in het geheim te verstoten. 20Toen hij dit overwoog, verscheen hem in een ​droom​ een ​engel​ van de ​Heer. De ​engel​ zei: ‘Jozef, ​zoon van ​David, wees niet bang je vrouw ​Maria​ bij je te nemen, want het ​kind​ dat ze draagt is verwekt door de ​heilige​ Geest. 21Ze zal een zoon baren. Geef hem de naam ​Jezus, want hij zal zijn volk bevrijden van hun ​zonden.’ 22Dit alles is gebeurd opdat in vervulling zou gaan wat bij monde van de ​profeet​ doorde ​Heer​ is gezegd: 23‘De ​maagd​ zal zwanger zijn en een zoon baren, en men zal hem de naam ​Immanuel​ geven,’ wat in onze taal betekent ‘God met ons’. 24Jozef​ werd wakker en deed wat de ​engel​ van de ​Heer​ hem had opgedragen: hij nam haar bij zich als zijn vrouw, 25maar hij had geen gemeenschap met haar voordat ze haar zoon gebaard had. En hij gaf hem de naam ​Jezus.

(Tweede kerstdag)

7 januari 2018

Waarachtig, ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht. – Johannes 12:24

Geschriften van de dag: Marc. 1:1-13, Joh. 12:24-26, Hand. 6:8-8:2

Toen de grootste onderdrukker van het christendom, Paulus van Tarsus, naar Damascus ging, was de hele wereld in slavernij. Er was één staat, Rome. Het had één heerser, keizer Tiberius. Overal was er orde, omdat ze allemaal onder de strikte wet van Rome stonden. Maar samen met dat alles heerste er onrechtvaardigheid, degenen die niet de aanhangers van de keizer waren, werden onderdrukt en vervolgd. Een zwaar en moeilijk leven eindigde met de dood. Mensen die anders durfden te denken werden vervolgd. Degenen die geen Romeinen waren, werden onderworpen aan degradatie, individuen die verschillend waren in vorm, taal en cultuur werden verwaarloosd. In ieder opzicht werd het leven verwaarloosd en het leven eindigde met de dood van de mens.

Plotseling ontstak er een licht op de hele wereld. Een kind werd geboren uit de heilige maagd Maria, als de eniggeboren Zoon van God, die de wereld een nieuwe manier van leven en een nieuwe toekomst toont. Hij zei: “Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven.” (Matteüs 11:28). “De mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was” (Matteüs 18:11). “Heb uw naaste lief als uzelf “(Matteüs 22:39). ” Wees niet bang, maar blijf geloven ” (Marcus 5:36). Hij stuurde dit evangelie naar alle delen van de wereld. Voor het eerste keer in de geschiedenis eindigde het leven niet met de dood.

Door Christus zou de mens en leven na de dood waardig zijn.

De hele wereld werd overspoel met het Licht. Terwijl de mensen in het duister boos waren en probeerden om dat licht te verwijderen, erkenden mensen op veel plaatsen dat de waarheid een persoon bevrijdt. “Want eens was u duisternis maar nu bent u licht, door uw bestaan in de Heer. Ga de weg van de kinderen van het licht. “(Efeziërs 5:8).

Onderweg naar Damascus zag Paulus van Tarsus, de apostel van Christus, het heldere Licht, waar hij voor vreesde. Hij was bang dat mensen zich ooit van God zouden afsluiten en niet de weg van het licht en de vrijheid zouden gaan. Hij was bang dat op een dag de hele wereld weer duister zou worden en dat mensen alleen maar zouden denken aan wat ze zouden eten, wat ze zouden drinken, wat ze moesten dragen, kopen en verkopen en welke de nieuwe keizers en valse profeten ze moeten volgen. De tijd zal komen dat mensen opnieuw zullen geloven dat het harde, tragische leven eindigt in de dood. In een brief aan de Tessalonicenzen zegt de apostel: “Broeders en zusters, wij willen u niet in het ongewisse laten over de doden, zodat u niet hoeft te treuren, zoals zij die geen hoop hebben. Want als wij geloven dat Jezus is gestorven en is opgestaan, moeten wij ook geloven dat God door Jezus de doden naar zich toe zal leiden, samen met Jezus zelf”(1 Tessalonicenzen 4:13-14).

Gisteren, op de geboortedag van onze Heer Jezus Christus, werdhet goede nieuws verspreid vanuit de altaren van de kerken: “Christus werd geboren en geopenbaard”, dat het Licht de duisternis verlichtte. Vandaag, op de dodenherdenkingsdag, is het onze plicht om met vreugde dit goede nieuws aan onze overleden dierbaren bekend te maken, allen die voor ons leefden, ons onderwezen en het heilige geloof van onze Apostolische Moederkerk beleden, die wachten op de tweede komst van onze Heer, Zijn terugkeer.

We hebben ook de verantwoordelijkheid om te bidden voor onze overleden dierbaren. Het is ons geloof in de wederkomst van Christus, en ons geloof en onze hoop in de verrijzenis van de doden. Als we voor de doden bidden, herinneren we ons eraan dat dit leven tijdelijk en van voorbijgaande aard is, dus we zijn vol met hoop omdat we geloven dat de dood ook tijdelijk is. En omdat God ons genadig is, bidden we, geloven we en hopen we in het eeuwige leven.

Zoals de norm van de kerk en hoe de traditie het ons leert, gaan we vandaag naar de graven om onze familieleden en geliefden die ons verlaten hebben te bezoeken.Laten we hun herinnering met gebeden respecteren, door hun leven en de lessen die we van hen hebben geleerd, hun goede daden en liefde voor on te gedenken en ze bij naam te begroeten en het goede nieuws over te brengen met de gezegende woorden:

“Christus is geboren en heeft zich geopenbaard, gezegend is de openbaring van Christus”

Evangelie: Marcus 1:1-13

1Het begin van het ​evangelie​ van ​Jezus​ ​Christus, ​Zoon van God. 2Het staat geschreven bij de ​profeet​ ​Jesaja: ‘Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen. 3Luid klinkt een stem in de woestijn: “Maak de weg van de ​Heer​ gereed, maak recht zijn paden!”’

4Dit gebeurde toen ​Johannes de Doper​ naar de woestijn ging en de mensen opriep zich te laten ​dopen​ en tot inkeer te komen, om zo ​vergeving​ van ​zonden​ te verkrijgen. 5Alle inwoners van Judea en Jeruzalem stroomden toe en lieten zich door hem ​dopen​ in de rivier de ​Jordaan, terwijl ze hun ​zonden​ beleden. 6Johannes droeg een ruwe ​mantel​ van kameelhaar met een leren ​gordel; hij leefde van sprinkhanen en wilde honing. 7Hij verkondigde: ‘Na mij komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om me voor hem te bukken en de riemen van zijn ​sandalen​ los te maken. 8Ik heb jullie ​gedoopt​ met water, maar hij zal jullie ​dopen​ met de ​heilige​ Geest.’

9In die tijd kwam ​Jezus​ vanuit ​Nazaret, dat in Galilea ligt, naar de ​Jordaan​ om zich door Johannes te laten ​dopen. 10Op het moment dat hij uit het water omhoogkwam, zag hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen, 11en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.’

12Meteen daarna dreef de Geest hem de woestijn in. 13Veertig dagen bleef hij in de woestijn, waar hij door ​Satan​ op de proef werd gesteld. Hij leefde er te midden van de wilde dieren, en ​engelen​ zorgden voor hem.

Eerste zondag na kerst

14 januari 2018

“ Toen er acht dagen verstreken waren en Hij besneden zou worden kreeg Hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat hij in de schoot van Zijn moeder was ontvangen.”- Lucas 2:21

Geschriften van de dag: Luc. 2:1-11, Luc. 4:14-30, 1 Tim. 1:1-11, Jes. 54:1-13

Namen zijn belangrijk in ons leven. Ieder van ons heeft vanaf zijn geboorte een naam gekregen. Sommigen kennen de betekenis van hun naam, anderen niet. De naam is belangrijk voor de persoon en we kiezen de namen met grote zorg om onze kinderen zo te noemen. Het komt vaak voor dat we onze kinderen de namen van onze ouderen geven om de gedachtegang van een heilige familie en de familietraditie in hen voort te zetten. Er zijn veel bekende namen in de geschiedenis, die de heersers van de wereld leken te zijn. Maar deze mensen waren als vervaagde sterren, een moment werden ze zichtbaar aan de horizon, vervaagden en verdwenen uiteindelijk. Tijd is de grootste strijder tegen de naam van de mens en menselijke glorie. Niemands naam is eeuwig.

Onze hemelse Vader heeft de wereld een naam gegeven waar de wereld al lang op heeft gewacht. Die naam is Jezus Christus. Vandaag vieren we de naamgeving van onze Heer Jezus Christus. Lucas de evangelist zegt: “Toen er acht dagen verstreken waren en hij besneden zou worden, kreeg Hij de naam Jezus (Lucas 2:21). De naam van Jezus was hemels, door God voorzien. Wat betekent Jezus? Jezus betekent “Redder” of “de Heer redt”, maar van wat redt Christus ons? Wij geloven dat de mensheid, uit de zonde van Adam, ter dood veroordeeld is. De straf voor de zonde was de dood, en God had Adam eerder gezegd dat als je zou zondigen, je zou sterven. Door de komst van Christus, door zijn geboorte, lijden, kruisiging, dood en wonderbaarlijke opstanding, zijn we gered van de veroordeling van de dood. De mensheid kon zijn zonden niet inlossen. Onze Heer Jezus Christus heeft ons bevrijd van de gevangenschap van de zonde en de doodsvonnis. Hij herstelde ook onze persoonlijke relatie met God, we begonnen God Vader te noemen en God ons kinderen. De redding van Jezus Christus gaf ons een familie, samen zijn wij een gemeenschap, een familie, Gods volk. De redding van Christus gaf ons leven zin. We leven niet alleen voor onszelf maar ook voor onze Hemelse Vader en met onze Hemelse Vader. Er staat een vers in Jesaja’s profetie wanneer God tot zijn volk spreekt en zegt: 1″Welnu, dit zegt de Heer, die jou schiep, Jakob, die jou vormde, Israël: Wees niet bang, want ik zal je vrijkopen, ik heb je bij je naam geroepen, je bent van Mij! 2 Moet je door het water gaan – Ik ben bij je; of door rivieren – je wordt niet meegesleurd. Moet je door het vuur gaan – het zal je niet verteren, de vlammen zullen je niet verschroeien. 3 Want ik, de Heer, ben je God, de Heilige van Israël, je Redder. Voor jou geef Ik Egypte als losgeld, Nubië en Seba ruil ik in tegen jou.’’ (Jesaja 43:1-3). Wat een bemoedigende woorden als God vandaag tot ons spreekt en zegt: wees niet bang, Ik ben elke dag met u, elk uur. Ga door de rivieren van wanhoop maar je zult niet verdrinken, ga door haat, vijandschap, roddels, woest vuur, maar je zult niet verbranden, want Ik ben met jou. Dit gedeelte vertelt ons ook iets heel belangrijks, dat God ons bij naam noemt, God kent de naam van ieder van ons. Hij zegt, Ik zal je bij naam noemen, omdat jij de Mijne bent, jij behoort Mij toe. Wij als Christenen behoren tot onze Vader God, God is onze Heer en God is degene die ons redt.

Wat wordt van ons verlangd voor deze grote genade en liefde voor God? Het behoeden van de naam van onze Hemelse Vader, van onze familie, van onze kerk, zoals we in “Onze Vader” zeggen: “Laat Uw naam Heilig zijn”. We kunnen die naam Heilig houden door onze daden, ons geloof en ons leven. De apostel Paulus zegt in zijn brief aan de Kolossenzen: “Doe alles wat u zegt of doet in de naam van de Heer Jezus, terwijl u God, de Vader, dankt door hem. (Kolossenzen 3:17).Dit jaar, dat net begint, dienen we te verrijken met daden voor God, daden voor Gods glorie, en geloven dat de Heer altijd met ons is, ons uit alle moeilijkheden zal trekken en ons leven zal voortzetten onder de wil van Zijn Vaderlijke Liefde.

Evangelie: Lucas 4:14-30

Optreden van Jezus in Nazaret

14Jezus​ keerde, gesterkt door de Geest, terug naar Galilea. Het nieuws over hem verspreidde zich in de hele streek. 15Hij gaf onderricht in de ​synagogen​ en werd door allen geprezen. 16Hij kwam ook in ​Nazaret, waar hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging hij op ​sabbat​ naar de ​synagoge. Toen hij opstond om voor te lezen, 17werd hem de ​boekrol​ van de ​profeet​ ​Jesaja​ overhandigd, en hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat: 18‘De ​Geest van de ​Heer​ rust op mij, want hij heeft mij ​gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden,om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, 19om een ​genadejaar​ van de ​Heer​ uit te roepen.’ 20Hij rolde de ​boekrol​ op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de ​synagoge​ waren op hem gericht.21Hij zei tegen hen: ‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’ 22Allen betuigden hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden die uit zijn mond vloeiden, en ze zeiden: ‘Dat is toch de zoon van ​Jozef?’ 23En hij zei tegen hen: ‘Ongetwijfeld zullen jullie me dit gezegde voorhouden: Geneesheer, genees uzelf. Doe alles waarvan wij gehoord hebben dat het in ​Kafarnaüm​ gebeurd is, ook hier in uw vaderstad.’ 24Hij vervolgde: ‘Luister, ik zeg jullie dat geen enkele ​profeet​ welkom is in zijn vaderstad. 25Maar ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van ​Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een grote hongersnood uitbrak, waren er veel ​weduwen​ in Israël. 26Toch werd ​Elia​ niet naar een van hen gezonden, maar naar een ​weduwe​ in Sarepta bij Sidon. 27En in de tijd van de ​profeet​ ​Elisa​ waren er veel mensen in Israël die leden aan ​huidvraat. Toch werd niemand van hen gereinigd, maar wel de Syriër Naäman.’ 28Toen de aanwezigen in de ​synagoge​ dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. 29Ze sprongen op en dreven hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem in de afgrond te storten. 30Maar hij liep midden tussen hen door en vertrok.

(Tweede zondag na kerst)

21 januari 2018

​“Ik ben het, wees niet bang”- Johannes 6:20

Geschriften van de dag: Joh. 6:15-21, 1 Tim. 2:15-26, Jes. 61:10-62:9

Het evangelie van vandaag vertelt ons over een incident dat ongeveer tweeduizend jaar geleden plaatsvond in het meer van Galilea, toen de Heer Jezus, die over de zee wandelde, Zijn discipelen kwam helpen.

Laten we voor een moment denkbeeldig teruggaan in de tijd naar de diepten der eeuwen en laten we de nacht, met al zijn details ons verbeelden. Stel je voor een donkere nacht, een storm, enorme golven die de boot waarin de apostelen zich bevinden heen en weer schommelen. Ze zijn doodsbang en voelen zich verlaten door de Heer.

Gebeurt niet hetzelfde met ons, wanneer we te maken hebben met beproevingen of moeilijkheden? Soms denken wij dat God ons verlaten heeft, alleen heeft gelaten met onze pijnen en er niet langer hoop en redding is uit de duisternis om ons heen. Maar is het niet dat precies op dat moment de Zoon van God op de berg stond en bad? Hij bad voor de wereld, voor hen die daar beneden waren en worstelden tegen de golven.

Ook nu, in het heden, wanneer we moeilijkheden ondervinden, moeten we niet vergeten dat onze Redder, Jezus Christus, die altijd dicht bij ons is, op de hoogte staat en alles ziet. Zijn discipelen waren dit vergeten en daarom vreesden zij. Maar de Heer bad niet alleen boven op de berg, maar kwam naar beneden en hielp Zijn geliefde discipelen. De discipelen konden nauwelijks iets zien in het donker, maar ze zagen iemand naar ze toe lopen en hoorden Zijn stem die tegen hen zei: “Ik ben het, wees niet bang” (Johannes 6:20). Dit is exact wat er met ons gebeurd als het leven ondraaglijk wordt. Dan zegt de stem van onze Redder tegen ons: “Ik ben hier, wees niet bang. Het leven, de zee en al het andere zijn van Mij, geloof Mij en vertrouw op Mij”. De Heer komt naar ons toe. Hij komt ons tegemoet, maar we merken het niet. Hij komt dichterbij, maar we zien het niet, omdat onze harten verblind zijn door angst.

Wanneer wij op het pad van de redding staan, is dat hetzelfde als wanneer we zouden lopen over de zee. Het belangrijkste is dat we volledig op God vertrouwen terwijl we lopen en geen aandacht schenken aan de klotsende golven die we om ons heen zien, zodat we niet onderdompelen zoals Petrus. We moeten ons herinneren dat God naast ons staat, dat Zijn reddende hand altijd op ons gericht is en zolang we deze vasthouden, zullen we de moeilijkheden waarmee we worden geconfronteerd overwinnen. Net zoals Petrus het voorbeeld van de Heer wilde volgen, zo ook moeten wij hetzelfde doen: gaan zonder ergens bang voor te zijn. We kunnen elke dag moeilijkheden onder ogen zien die ons doen verdrinken van angst, achterdocht en ontrouw. En elke dag kunnen we ervoor kiezen om te leven vertrouwend op Gods kracht.

Dit verhaal is lang geleden gebeurd, tweeduizend jaar geleden. Maar door de eeuwen heen en tot op heden blijven miljoenen mensen “over het water lopen”. Overal ter wereld blijven mensen Hem zien, Hij die op de golven van het leven loopt en naar ons zondaar, verdwaalden en zieken, toe komt. “Wees niet bang. Ik ben altijd bij je. Ik sta altijd klaar om je te helpen. Zolang je maar niet twijfelt. Zolang je maar naar Mij toe komt”.

Evangelie: Johannes 6:15-21

15Jezus​ begreep dat ze hem wilden dwingen om mee te gaan en hem dan tot ​koning​ zouden uitroepen. Daarom trok hij zich terug op de berg, alleen.

16Bij het vallen van de avond daalden zijn ​leerlingen​ af naar het meer; 17ze stapten in een ​boot​ en zetten koers naar de overkant, naar ​Kafarnaüm. Het was al donker geworden, en ​Jezus​ was nog niet naar hen toe gekomen. 18Er stak een hevige wind op en het meer werd onstuimig. 19Toen ze vijfentwintig of dertig ​stadie​ geroeid hadden, zagen ze plotseling ​Jezus​ over het meer lopen; hij was dicht bij de ​boot​ en ze werden bang. 20Maar hij zei: ‘Ik ben het, wees niet bang.’ 21Ze wilden hem aan boord nemen, maar meteen kwam de ​boot​ aan land op de plaats waar ze naartoe wilden.

(Derde zondag na kerst)

28 januari 2018

“Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld”- Johannes 6:33

Geschriften van de dag: Joh. 6:22-38, 1 Tim. 3:1-12, Jes. 63:7-18

De mens zondigt en valt voortdurend en verliest zijn weg die naar de hemel wijst. Echter is God nooit onverschillig tegenover het menselijk leven. Hij is bij iedereen en aan ieders zijde.

Vandaag, in het evangelie dat werd gelezen, bekritiseerd de Heer Jezus, diegenen die Hem zoeken, dat ze op zoek zijn naar Hemom het brood dat Hij heeft vermenigvuldigd om te eten en vol te raken. Hij voegt daaraan toe: “U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedstel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft Hem die volmacht gegeven” (Johannes 6:27). Net zoals in de tijd van Mozes wanneer de Joden manna uit de hemel kregen, verwachtten ze net zo een teken te krijgen van Christus. Maar Jezus Christus, onze Heer, zegt hen dat onze hemelse Vader hun manna heeft gegeven en niet Mozes. “Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld” (Johannes 6:33). Er zou ook een tijd dat Hij het sacrament van de Heilige Communie zou bevestigen. Maar daarvoor kondigt Hij het nieuws aan de Joden en aan de hele wereld aan: “Ik ben het brood dat leven geeft. Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.” (Johannes 6:35)

De Zoon van God benadrukt het geloof in God en de communicatie met God. God werd geofferd voor de redding van de mensheid. Hij wordt geofferd tot op de dag van vandaag. Omdat mensen zondaars zijn, ze altijd worden blootgesteld aan de verzoekingen van het kwaad en zonder de genade van God geen leven kunnen hebben, offert God zich constant. God draagt zorg voor de mensheid door zichzelf te geven. Het getuigenis van Gods grootste liefde is de Heilige Liturgie. Voor de mens is het moeilijk om het mysterie van de verlossing te begrijpen. De heilige Communie wordt heden aangeboden in alle Orthodoxe kerken over de hele wereld. Het is geen symbolische ceremonie, het is niet ontstaan in het menselijke denken, het is geen misleiding van de tijd. De Heilige Communie is bevestigd door de Heer Jezus Christus zelf. De Heilige Communie is onze Heer Jezus Christus zelf, God, de eniggeboren Zoon van God. “Dit is leven, verwachting van de wederopstanding, uitboeting en vergeving van de zonden”, wordt gezegd tijdens de Heilige en Onsterfelijke Liturgie. De Heilige Communie is de ontmoeting, communicatie en samenkomst tussen mens en God. De Heilige Communie is de manifestatie van de menselijke redding. De Heilige Communie is noodzakelijk voor een zondaar, net zoals brood en water, die echter niet kunnen voldoen aan de spirituele behoeften van een persoon, noch kan hij de mens het eeuwige leven geven. Het leven van de mens is leeg zonder God, zonder de goddelijke communie. De mens is bereid om hard te werken voor zijn eigen behoeften, maar het allerbelangrijkste om te onthouden in de eerste plaats is: zorgen voor een ziel die schoon en heilig is van zonden, om het Koninkrijk der Hemelen te zoeken, God een plaats te geven in ons eigen leven en dagelijks en wekelijks tijd voor de Heer te nemen. 31“Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zullen we eten?” of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?” – 32dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. 33Zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden.” (Mattheüs 6:31-33).

We moeten altijd bedenken dat de Heer zelf ons tegemoet komt, Hijzelf Zijn verloren en verlaten zonen omhelst, Hij zich voortdurend opoffert om ons leven en heiligheid te geven. De Heer houdt van ons voordat wij kunnen liefhebben, voordat wij naar de hemel kijken, kijkt Hij naar ons en zorgt voor ons voordat wij erom vragen. God is liefde en dit zijn niet alleen maar woorden, dit wordt uitgedrukt in de vorm van de incarnatie van de Zoon van God, Zijn kruisiging, Zijn begrafenis en Zijn opstanding. God werd gekruisigd door Zijn liefde voor de verloren zonen van de mensheid, om hen te redden. De Zoon van God is opgevaren ten hemel, maar als een troost werd de Heilige Geest gestuurd, door wiens genade de mens voortleeft, de mens in staat is om het goede te creëren, zich aan de geboden van de Heer te houden en net zo zijn als zijn Schepper. Daarom is het voor ons van belang om aanwezig te zijn tijdens de diensten van onze Armeense Apostolische Kerk, om één te worden met onze Heer en Redder Jezus Christus, om te genieten van de zaligheid van God op aarde, om ons de last van onze zonden te lichten, om vergeving te ontvangen voor onze vele zonden, om sterker te worden tegen het kwaad en ons beter te verweren hiertegen, om Goddelijke genade te kunnen ontvangen en om in staat te zijn om het leven met zegen en welwillendheid te leiden.

Evangelie: Johannes 6:22-38

22De volgende dag stond de menigte weer aan de oever van het meer. Ze hadden gezien dat er maar één ​boot​ was en dat ​Jezus​ niet aan boord was gegaan, maar dat zijn ​leerlingen​ alleen vertrokken waren.23Nu legden er andere ​boten​ uit Tiberias aan, dicht bij de plek waar ze het brood gegeten hadden nadat de ​Heer​ het dankgebed had uitgesproken. 24Toen de mensen zagen dat ​Jezus​ en zijn ​leerlingen​ er niet waren, stapten ze in die ​boten​ en voeren ze naar ​Kafarnaüm​ om hem te zoeken.

25Ze vonden hem aan de overkant van het meer en vroegen: ‘Rabbi, wanneer bent u hier gekomen?’26Jezus​ zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: u zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent. 27U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de ​Mensenzoon​ zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven.’ 28Ze vroegen: ‘Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?’ 29‘Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft,’ antwoordde ​Jezus.

30Toen vroegen ze: ‘Welk wonderteken kunt u dan verrichten? Als we iets zien zullen we in u geloven. Wat kunt u doen? 31Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven staat: “Brood uit de hemel heeft hij hun te eten gegeven.”’ 32Maar ​Jezus​ zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niet ​Mozes​ heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; hij geeft u het ware brood uit de hemel. 33Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’ 34‘Geef ons altijd dat brood, ​Heer!’ zeiden ze toen. 35‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei ​Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.36Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u me gezien. 37Iedereen die de Vader mij geeft zal bij mij komen, en wie bij mij komt zal ik niet wegsturen, 38want ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft.