1 december
‘Als u zich niet bekeert, zult u ook allen ten onder gaan.’ (Lucas 13:3)
De mens is het schepsel van God. Er zijn verschillende emoties in ons hart die ons leiden in ons leven. Liefde of haat, gerechtigheid, mededogen en verlangen enzovoorts. We hebben ook nog ons geestelijk gevoel. Maar alleen het hebben van deze gevoelens is niet voldoende. De vraag is of we al onze emoties toepassen volgens de Wil van God? Kunnen we bijvoorbeeld onze haat niet richten op onze medemens maar op de zonde en het onrecht. Of kunnen we het gevoel van liefde niet richten op onze eigen ego maar op God? Ditzelfde geldt ook voor ons geestelijk gevoel. Het bestaat in ons, ongeacht onze wil maar dat gevoel moet worden begrepen. Het is dit geestelijk gevoel dan ons naar de kerk brengt maar iemand kan in de kerk zijn maar ruzie maken en mensen kwetsen als een ander zich onvoorzichtig uitdrukt. Die persoon wordt boos, maakt ruzie en hij wil iets dus zal die het nemen. Dus kunnen we ons geestelijk gevoel toepassen volgens Gods Wil? Ons geestelijk gevoel nodigt ons allemaal uit naar de kerk, met deze gevoelens, kussen we de iconen, branden we een kaars, doneren we aan de kerk. Veel mensen zeggen dat ze naar de kerk komen, omdat ze hier tot rust komen en ze denken ten onrechte dat dit een getuigenis is van hun geloof. In feite kunnen we ons ook zo voelen in niet-christelijke tempels. Het is verkeerd om blind, afgaande op onze gevoelens te leven. Dat iemand een kruis draagt, of de regels of tradities kent, getuigt nog niet van een geestelijk leven.
‘Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.’ (Mattheüs 3:2). Het is deze oproep tot bekering waarmee het geestelijk leven van een christen begint. God wil dat we onze zonden kennen. Hierover bestaat een soortgelijk misverstand als hierboven benoemd. Iedereen verklaart dat ze zondig zijn, maar God wil dat we de specifieke zondes in ons zien, omdat het doel van het geestelijk leven is om ons gebroken bestaan te herstellen. Ons doel bij het bijwonen van de heilige liturgie is niet alleen het aanwezig zijn, maar de gemeenschap met het Lichaam en Bloed van de Heer. Het moet dus voor ons allemaal duidelijk zijn dat we het Heiligheid moeten benaderen door onszelf van tevoren te reinigen en onze zielen voor te bereiden door te bidden en vasten. De sleutel tot een vruchtbaar leven is leven en geleid worden door Gods woord, niet door emoties. Vind ik dit leuk of niet, houd ik ervan of niet, wil ik dit of niet? We doen vaak dergelijke uitspraken, wat een bewijs is van het feit dat we ons door emoties laten leiden die we hebben leren vertrouwen, en analyseren alles in het leven op basis van die emoties. We moeten in wezen veranderen. We moeten als doel in dit leven stellen om onze harten en zielen te veranderen door het kennen van Christus en het kennen van onszelf. Door het verschil tussen Christus en ons te zien en duidelijk als doel te stellen om dat verschil zoveel mogelijk te verminderen, zodat ons leven niet nutteloos is maar doelgericht en zinvol.
Elke keer dat we naar de kerk komen, komen we om Christus te zoeken en te vinden en het enige obstakel op dat pad is de zonde. In de kerk kan alles gebeuren, het kan koud zijn, of er is geen bank om op te zitten, mensen kunnen niet aardig zijn, lawaaierig zijn, maar iemand die dit niet emotioneel benaderd kan het niet storen, omdat hij precies weet waarom hij naar de kerk is gekomen. Als iemand ons stoort en we boos worden, dan zijn we eigenlijk niet boos vanwege de acties van de ander, maar omdat we zondaren zijn – boos of intolerant. Het probleem zit dus niet in externe impulsen en factoren, maar in ons. Hier is een enorm werkterrein. De duidelijke en juiste combinatie van onze ziel en emoties zou het doel van het leven voor elke christen moeten zijn.
Evangelie: Lucas 13:1-9
Schuld en lijden
131Er waren juist op dat tijdstip enigen bij Hem, die Hem berichtten over de Galileeërs van wie Pilatus het bloed met hun offers vermengd had. 2En Jezus antwoordde en zei tegen hen: Denkt u dat deze Galileeërs grotere zondaars zijn geweest dan alle andere Galileeërs, omdat zij zulke dingen geleden hebben? 3Ik zeg u: Nee, maar als u zich niet bekeert, zult u allen evenzo omkomen. 4Of die achttien, op wie de toren in Siloam viel en die daardoor gedood werden, denkt u dat zij meer schuld hebben gehad dan alle andere mensen die in Jeruzalem wonen? 5Ik zeg u: Nee, maar als u zich niet bekeert, zult u allen evenzo omkomen.
De onvruchtbare vijgenboom
6En Hij sprak deze gelijkenis: Iemand had een vijgenboom, die in zijn wijngaard geplant was. En hij kwam om daaraan vrucht te zoeken, maar vond die niet. 7Toen zei hij tegen de wijngaardenier: Zie, ik kom nu al drie jaar vrucht zoeken aan deze vijgenboom en vind die niet. Hak hem om. Waarom beslaat hij de aarde nutteloos? 8En hij antwoordde en zei tegen hem: Heer, laat hem ook nog dit jaar staan, totdat ik om hem heen gegraven en hem bemest heb. 9Wellicht dat hij dan vrucht draagt. Maar zo niet, dan moet u hem alsnog omhakken.
8 december
`Een man maakte een diner en nodige velen uit` (Lucas 14:16)
Tijdens een diner, toen onze Heer over hemelse en aardse waarheden sprak, riep een van de Farizeeën van de tafel: ‘Zalig is hij die brood zal eten in het Koninkrijk van God.’ (Lucas 14:15). Als antwoord op het woord van de Farizeeër vertelde de Heer een van de meest leerzame en instructieve verhalen van het evangelie: Een man bereidt een feest voor en stuurt zijn dienaar om de genodigden te informeren over het avondmaal. Echter om verschillende redenen weigeren degenen die zijn uitgenodigd. De ene verontschuldigd zich doordat hij op de akker werk had, de andere gaat zijn 5 nieuw gekochte ossen keuren en de derde is pas getrouwd. Uiteindelijk vullen de bedienden, op verzoek van de rijke man, de eetkamer met armen, gehandicapten, kreupelen en blinde mensen.
De voorbeelden van de Heer waren niet toevallig. Het akker kan ons werk symboliseren, de ossen kunnen de middelen betekenen waarmee we in ons werkleven slagen, zoals geld en de derde reden is het gezin waarvoor men moet werken om het te onderhouden. Is het dan vanuit Christelijk oogpunt een zonde om voor het gezin te zorgen? Nee, natuurlijk niet. De apostel Paulus zegt: ‘Wie niet voor de eigen familie zorgt, zelfs niet voor huisgenoten, heeft het geloof verloochend en is slechter dan een ongelovige.’ (1 Timoteüs 5:8). Zorgen voor je gezin is geen zonde, het is pas een zonde wanneer je de zielen van jezelf en je familieleden onbeheerd laat.
Het is een zonde wanneer je de uitnodiging van de Heer afwijst, omdat we worden beroofd en we anderen beroven van de zegeningen van de Allerhoogste, zonder welke een Christen zich zijn aardse leven niet zal kunnen voorstellen.
Een vrouw ziet de Heer Jezus in haar droom. Hij zegt dat Hij haar over drie dagen zal bezoeken. De vrouw wordt wakker en begint zich voor te bereiden op de komst van de Heer. In de tussentijd vindt er echter iets vreemds plaats. Bij het opmaken van de kussens op de bank husselt het keukengerei door elkaar. Als ze de stoelen recht zet, vallen de kussens op de grond enzovoorts. De dag van de komst naderde, maar de vrouw vond zich niet voorbereid op het ontvangst. En plotseling gaat de deurbel. Vol verwachting maar ook vol enthousiasme om de Heer zo snel mogelijk te kunnen zien, opent de vrouw de deur, maar buigt haar hoofd vol schaamte voor haar wanordelijke huis. Maar plots valt haar oog op het interieur en ziet alles er geordend uit. Dus het accepteren en het genieten van de aanwezigheid van de Heer, brengt al zegen en succes in ons werk en gezinsleven.
We moeten ons ook realiseren dat er naast onze vleselijke familieleden ook een geestelijke gemeenschap bestaat die alle kinderen van de Apostolische Heilige kerk omvat. We zijn allemaal vebonden met elkaar door middel van een geestelijke bloedlijn. Wij zijn het gezin van de Heer Jezus Christus, de grootste en meest talrijke familie ter wereld. We worden allemaal geboren uit dezelfde baarmoeder, de doopvont. Onze eettafel is de Heilige Tafel en ons eten is de Heilige Communie.
Naast het accepteren van de uitnodiging van de Heer en het bezoeken van de kerk, is het ook belangrijk om voorbereid te zijn voor het diner. Ditzelfde verhaal wordt verteld door Mattheus, die een aantal belangrijke toevoegingen heeft (Mattheüs 22:1-14). Hier gaat het om een bruiloftsfeest. Daar ziet de eigenaar van de bruiloft iemand die geen bruiloftskleed draagt en geeft de opdracht om hem eruit te gooien, in de uiterste duisternis. (Mattheüs 22:1-14).
Zoals Lucas omschreef namen uiteindelijk de kreupelen en blinden deel aan het diner in dit verhaal. Het bruiloftskleed is dus niet een mooie en dure kleding maar geestelijke, morele en fysieke voorbereiding op het diner. Wat de geestelijke voorbereiding voor het diner betreft moet een persoon lid zijn van het gezin van de Heer, een kind van de kerk, ofwel hij moet gedoopt zijn. Diegene moet ook deelnemen aan de biecht die aan het einde van de Liturgie plaatsvindt, hij moet spijt hebben van zijn zonden en bereid zijn deze te compenseren. Vanuit moreel oogpunt moeten we arm zijn in fysieke en wereldlijke amusementen, we moeten kreupel zijn in zondigen en in de weg van wetteloosheid en we moeten stom zijn in het vloeken en roddelen. Vanuit het fysieke oogpunt moeten we smachten naar het naderen van het Heilige en Levende Lichaam van de Heer en het onvergankelijke bloed. Voorbereiding is belangrijk, zodat delen in het diner en de Heilige Communie een zegen en een gaven voor ons kan zijn.
Evangelie: Lucas 14:12-24
De onbaatzuchtige gastheer
12En Hij zei ook tegen hem die Hem uitgenodigd had: Wanneer u een middag- of avondmaaltijd houdt, roep dan niet uw vrienden, ook niet uw broers, en niet uw familieleden of rijke buren, opdat ook zij u niet op hun beurt terugvragen en het u vergolden wordt. 13Wanneer u echter een feestmaaltijd gereedmaakt, nodig dan armen, verminkten, kreupelen en blinden. 14En u zult zalig zijn, omdat zij niets hebben om u te vergelden. Want het zal u vergolden worden in de opstanding van de rechtvaardigen.
De grote maaltijd
15Toen een van hen die mee aanlagen, deze dingen hoorde, zei hij tegen Hem: Zalig is hij die brood zal eten in het Koninkrijk van God. 16Maar Hij zei tegen hem: Een zekere man bereidde een grote maaltijd en nodigde er velen. 17En hij stuurde zijn dienaar eropuit tegen de tijd van de maaltijd om de genodigden te zeggen: Kom, want alle dingen zijn nu gereed. 18En zij begonnen zich allen eensgezind te verontschuldigen. De eerste zei tegen hem: Ik heb een akker gekocht en ik moet er nodig op uit om die te bekijken. Ik vraag u: Houd mij voor verontschuldigd. 19En een ander zei: Ik heb vijf span ossen gekocht en ik ga erheen om ze te keuren. Ik vraag u: Houd mij voor verontschuldigd. 20En weer een ander zei: Ik heb een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen. 21En die dienaar kwam terug en berichtte deze dingen aan zijn heer. Toen werd de heer des huizes boos en zei tegen zijn dienaar: Ga er snel op uit naar de straten en stegen van de stad en breng de armen en verminkten en kreupelen en blinden hier binnen. 22En de dienaar zei: Heer, het is gebeurd, zoals u bevolen hebt en nog is er plaats. 23En de heer zei tegen de dienaar: Ga eropuit naar de landwegen en heggen en dwing hen binnen te komen, opdat mijn huis vol wordt. 24Want ik zeg u dat niemand van die mannen die genodigd waren, mijn maaltijd proeven zal.
15 december
‘Wij zijn onnutte dienaren, want wij hebben slechts gedaan wat wij moesten doen.’ (Lukas 17:10)
Wij kunnen met onze daden niet ervoor zorgen dat God ons iets schuldig wordt dus kunnen we ook niet voor onze daden iets van God eisen. Wat wij doen, doen wij om onze schuld in te lossen. We doen humaan, omdat we ertoe geroepen zijn om humaan te zijn. Diegene die zijn verantwoordelijkheden doet, doet alleen maar hetgeen wat er van diegene verwacht mag worden.
Wij als mensen kunnen ons aan de Goddelijke regels wat betreft het fysieke volledig houden maar wat betreft het geestelijke kunnen we dit niet volledig doen. Wij weten allemaal bijvoorbeeld de vereisten wat het liefhebben betreft, maar geen van ons kan zich volledig aan deze vereisten houden.
Soms zijn we slachtoffer van onze eigen daden. We denken dan dat we deze daden hebben gedaan en daarmee Gods Wil hebben vervult. Deze afweging maken we op basis van onze kennis over het christendom, vaak zonder de geestelijke betekenis van de christelijke waarheid of gebod te begrijpen. Ons geweten is Gods aanwezigheid in ons. Door naar ons geweten te luisteren kunnen we, zonder christelijke kennis, christelijke geboden vervullen. De mensen die dit doen, verwachten niets terug voor hun daden, geen lovende woorden voor hun omgang.
Het christelijk leven is niet begrenst door het behouden van geboden maar vereist inspanning om de diepe betekenissen achter deze geboden te begrijpen. Wanneer we de geboden vervullen met de diepe betekenis die het heeft volgens het heilige Boek, moeten we zeggen: ‘Wij zijn onnutte dienaren, want wij hebben slechts gedaan wat wij moesten doen.’ (Lukas 17:10).
In het behouden van de geboden is het voor de christen belangrijk om alles met geloof en een grote overtuiging te doen, want het kan gebeuren dat die de goddelijke geboden vervult uit automatisme, zonder enige verband met het geestelijke. Het verschil tussen het automatisch en met geloof uitoefenen van daden komen duidelijk aan bod in de volgende verhalen.
Een arme bedelaar klopt op de deur van een rijke christen. De rijke christen doet de deur open maar staat niet toe dat de bedelaar binnenkomt, zodat het huis niet vies wordt. Hij laat de bedelaar voor de deur wachten maar geeft hem voedsel en geld en stuurt hem weer weg.
Tijdens de Duitse bezetting werd op het gymnasium in Parijs les gegeven door een strenge persoonlijkheid. Hij ging met niemand om. Niemand wist iets over hem. Ze wisten niet dat hij heel erg arm was. Hij had niet veel mogelijkheden om dingen te doen, doordat hij oud was, hij arm was en door zijn gezondheid. Op een dag onderweg naar het gymnasium ziet hij een arme bedelaar op de grond zitten met zijn hoed voor zich.
Velen op die weg liepen langs de bedelaar zonder naar hem te kijken en hem iets te geven. Sommigen gooiden geld in zijn hoed maar keken ook niet naar hem. Voor al deze mensen was dit gewoon een arm iemand, niets anders. Vervolgens loopt de leraar op deze weg en ziet de bedelaar. Hij stopt bij hem, doet zijn hoed af naar de bedelaar, zegt iets tegen hem maar geeft hem niets. De bedelaar staat op, knuffelt de leraar en kust hem waarna ze elkaar verlaten.
Een aantal leerlingen van het gymnasium zijn getuige hiervan en omsingelen de leraar en stellen hem vragen. Wie is die arme bedelaar? Was het een familielid of kennis van u? Waarom deed u uw hoed af, gaf u niks maar stond de bedelaar toch op en kuste u?
De leraar antwoordde hen: ‘Ik kwam naar het gymnasium lopen vanaf de andere kant van Parijs, omdat ik geen geld heb voor de metro. Vanaf de verte zag ik de bedelaar en hoe iedereen onverschillig lang hem liep. Ik bedacht me als ik ook onverschillig langs hem loop, verliest hij zijn laatste hoop in de mens. Ik had niets om hem te geven. Ik stopte en deed mijn hoed af voor hem, als teken dat we gelijken zijn. Vervolgens verontschuldigde ik mij en legde ik uit dat ik hem niets kon geven en de bedelaar stond op en kuste mij.’
In het eerste voorbeeld met de rijke christen zien we dat hij zich aan het gebod hield. Voor het tweede voorbeeld zijn we geen gebod tegengekomen die ons gebied hoe we moeten omgaan met een arme als we ze niets kunnen geven. De strenge leraar heeft in materiële zin de arme niet geholpen maar hij achtte de arme waardig genoeg om hem mens te laten voelen.
Christus zei: “Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen mij zegt, zal het Koninkrijk van de Hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van Mijn hemelse Vader.” (Mattheüs 7:21).
Onze Heer werd Mens, Hij diende als voorbeeld voor ons, hoe iemand in de volmaakte zin mens kan zijn. Een christen probeert de gaven die God gegeven heeft te gebruiken om een mens te worden, zoals Christus.
Evangelie: Lucas 17:1-10
Struikelblokken
171En Hij zei tegen de discipelen: Het is onmogelijk dat er geen struikelblokken komen, maar wee hem door wie deze komen. 2Het zou voor hem nuttiger zijn als hem een molensteen om zijn hals was gedaan en hij in de zee was geworpen dan dat hij één van deze kleinen zou doen struikelen.
Vergevensgezindheid
3Wees op uw hoede. Als nu uw broeder tegen u zondigt, bestraf hem. En als hij tot inkeer komt, vergeef hem. 4En als hij zevenmaal per dag tegen u zondigt en zevenmaal per dag naar u terugkomt en zegt: Ik heb berouw, dan zult u hem vergeven.
Geloof als een mosterdzaad
5En de apostelen zeiden tegen de Heere: Vermeerder ons het geloof. 6En de Heere zei: Als u een geloof had als een mosterdzaadje, zou u tegen deze moerbeiboom zeggen: Word ontworteld en in de zee geplant, en hij zou u gehoorzamen.
Heer en knecht
7En wie van u die een dienaar heeft die ploegt of de kudde weidt, zal meteen, als hij van de akker komt, tegen hem zeggen: Kom maar en ga aanliggen? 8Zal hij echter niet tegen hem zeggen: tref voorbereidingen, zodat ik vanavond de maaltijd kan gebruiken, omgord u en bedien mij, totdat ik gegeten en gedronken heb, en eet en drinkt u daarna? 9Hij bedankt die dienaar toch zeker niet, omdat hij gedaan heeft wat hem opgedragen was? Ik meen van niet. 10Zo moet ook u, wanneer u gedaan hebt al wat u opgedragen is, zeggen: Wij zijn onnutte dienaren, want wij hebben slechts gedaan wat wij moesten doen.
22 december
‘Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet.’ (Lucas 18:14)
“Met het oog op sommigen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten vertelde Hij de volgende gelijkenis. ‘Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een farizeeër en de ander een tollenaar. De farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf: “God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af.” De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich op de borst en zei: ‘God, wees mij zondaar genadig.’ Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden.’ (Lucas 18:9-14).
Deze twee mensen baden voor het leven dat zij leiden, voor de daden die zij deden. De een dankt God voor zijn goede daden. De ander vraagt vergiffenis voor zijn slechte daden. De Almachtige God weigerde het dankgebed van de een en accepteerde het vergiffenisgebed van de ander. In eerste instantie lijkt dit vreemd, want de kerk leert ons constant om in alles dank te uiten naar de Genadige Heer en Hem te loven. In wezen prijsde de farizeeër zichzelf in zijn gebed en was de lof niet voor God maar voor zichzelf.
Farizeeërs waren een klasse van religieuze fanatiekelingen die deel uitmaakt van de sanhedrin, de gerechtshof van die tijd. Zij geloofden in de verrijzenis van de doden, in het bestaan van de engelen, in de beloning na de dood en de straf als compensatie. Ze respecteerden heel streng en letterlijk de tradities van de Wet. Zij zagen zichzelf als mensen die een heilig leven leidden en hielden afstand van zondaren. Een meerderheid van de farizeeërs was openlijk tegen Christus, omdat Hij geen onderscheid maakte tussen mensen, vrij dacht, Zijn hemelse geestelijke gedachtegang en bovenal, omdat Hij niet alles letterlijk nam maar een diepere betekenis belangrijke achtte.
In de gelijkenis die de Heer verteld over de farizeeër en de tollenaar zien we de identiteit van de farizeeër. Verwaand, arrogant, egoïstisch, egocentrisch, trots en hoogmoedig leven. De farizeeër kende en accepteerde geen andere ‘ik’ dan zijn eigen ‘ik.’
God schiep de mens gelijk en vrij en het gevolg van gelijkheid en vrijheid is broederliefde. De gedachte om je naaste te onderschatten en lager te klasseren staat tegenover de gedachte van broederliefde. De verwaandheid en zelfvoldoening van de farizeeër plaatste zich hoger dan de nederigheid en bescheidenheid die het gebed vereist. De kerkvaders zeggen: “Kijk in de spiegel en zie hoe je bidt. Dan kun je goed zeggen in welke staat je geest verkeerd.” Tijdens het gebed worden de goede en slechte kanten van iemand onthuld. In de gelijkenis zien we twee situaties en twee gebeden. Enerzijds zien we het gebed van de farizeeër, waar eigenlijk maar één zin een gebed is, namelijk: “God, ik dank U.” de rest zijn lovende woorden voor zichzelf. Anderzijds zien we de nederigheid van de tollenaar, die niets toegeeft aan zijn eigen krachten. Het is deze nederigheid die vroom is en de basis is om gerechtigd te worden voor God.
Evangelie: Lucas 18:9-14
De Farizeeër en de tollenaar
9En Hij sprak ook met het oog op sommigen die van zichzelf overtuigd waren dat zij rechtvaardig waren en alle anderen minachtten, deze gelijkenis: 10Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden. De één was een Farizeeër en de ander een tollenaar. 11De Farizeeër stond daar en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers of ook als deze tollenaar. 12Ik vast tweemaal per week. Ik geef tienden van alles wat ik bezit. 13En de tollenaar bleef op een afstand staan en wilde ook zelfs zijn ogen niet naar de hemel opheffen, maar sloeg op zijn borst en zei: O God, wees mij, de zondaar, genadig. 14Ik zeg u: Deze man ging gerechtvaardigd terug naar zijn huis, in tegenstelling tot die andere. Want ieder die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.
29 december
‘Ik zeg jullie: wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft worden ontnomen.’ (Lucas 19:26)
Hoofdstuk 19 van het evangelie van Lucas vertelt over een gelijkenis van een edelman van voorname afkomst die op reis ging naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen en dan terug te keren. Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen honderd drachme en zei tegen hen: “Ga daarmee handeldrijven terwijl ik weg ben.” Bij terugkeer van de man moeten zijn dienaren verklaren wat ze met zijn geld hebben gedaan. Diegenen die het geld hadden gebruikt en winst hadden gemaakt kregen nog grotere verdiensten. We zien in deze gelijkenis ook het voorbeeld van een luie dienaar, die alleen het geld teruggeeft die hij van zijn meester heeft gekregen. Het lijkt erop dat deze man niets verkeerd heeft gedaan, maar meester straft hem zwaar. “Het kleinste deel van wat hij heeft moet worden weggenomen van de bezitter”. Het slechte is dat deze dienaar alleen aan zichzelf dacht en aan zijn eigen veiligheid. Hij was bang om risico’s te nemen en uiteindelijk heeft hij ook niks bereikt. Hij was niet geïnteresseerd in de daden van de meester, hij dacht niet aan het belang van de heer, maar hij dacht alleen aan het redden van zichzelf. Het is een duidelijke levenswet: iemand die bang is zijn leven te riskeren en alleen aan zijn eigen welzijn denkt, diegene kan niet voor God leven. En het eindoordeel van dit soort mensen is hun eigen keuze. “Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden” zegt Christus (Lucas 9:24). Het dienen van God en mensen is niet een verlies of een verspilling van kracht, maar een winst. Net zoals een kaars brandt maar eigenlijk niet op raakt, maar de mogelijkheid biedt dat met zijn licht andere ontelbare brandende en verlichtende kaarsen voortkomen.
Het jaar is ten einde. God heeft ons de mogelijkheid gegeven om nog een jaar gegeven te leven. In de reflectie van de feestdagen en kerstmis proberen we het afgelopen jaar samen te vatten en hebben we hoop en verwachtingen dat het komende jaar begunstigend en gezegend zal zijn. Terwijl we deze smeekbedes aan God doen, moeten we nadenken over de drie realiteiten die belangrijk zijn voor ons leven: God, tijd en onszelf. Het is God die ons gaven heeft gegeven, die ons in staat stellen om te dienen en te creëren. God is de bron van alle gaven. Het grootste geschenk is tijd. De duur van ons leven is als een heilig vat die we terug moeten geven aan God gevuld met verlichte en deugdzame daden. Elk nieuw jaar is voor ons een stap richting het eeuwige te leven, dus we moeten elke minuut van ons leven waarderen en zinvoller maken. Laten we met dit geloof en bewustzijn afscheid nemen van het voorbijgaande jaar en laten we de deuren van het nieuwe jaar voor ons openen en onze eerste stap zetten in het nieuwe jaar met geloof en vertrouwen dat God in Zijn overvloedige genade, ons, ons leven, onze kerk en ons thuisland zal versieren met gaven. Amen.
Evangelie: Lucas 19:12-28
19En hij zei ook tegen hem: En u, wees machthebber over vijf steden. 20En een ander kwam en zei: Heer, zie uw pond, dat ik had weggelegd in een zweetdoek. 21Want ik was bevreesd voor u, omdat u een streng mens bent. U neemt wat u niet uitgezet hebt en u maait wat u niet gezaaid hebt. 22Maar hij zei tegen hem: Uit uw eigen mond zal ik u oordelen, slechte dienaar. U wist dat ik een streng mens ben en dat ik neem wat ik niet uitgezet heb, en maai wat ik niet gezaaid heb. 23Waarom hebt u mijn geld dan niet bij de bank in bewaring gegeven? Dan zou ik het ook bij mijn komst met rente hebben kunnen opeisen. 24En hij zei tegen hen die bij hem stonden: Neem dat pond van hem af en geef het aan hem die de tien ponden heeft. 25Zij zeiden dan tegen hem: Heer, hij heeft al tien ponden. 26Want ik zeg u dat aan eenieder die heeft, gegeven zal worden. Maar van hem die niet heeft, zal ook afgenomen worden wat hij heeft. 27Maar deze vijanden van mij, die niet wilden dat ik koning over hen zou zijn, breng ze hier en sla ze hier voor mijn ogen dood.
Intocht in Jeruzalem
28Nadat Jezus dit gezegd had, reisde Hij voor hen uit en ging naar Jeruzalem.