2 juni 2019
De zondag na hemelvaartsdag wordt de ‘tweede palmzondag’ genoemd. In vergelijking met palmzondag is de boodschap van de tweede palmzondag is groot. Tijdens palmzondag wordt de intocht in het aardse Jeruzalem van onze Verlosser herdacht, waar Hij wordt opgevangen door vele mensen. Tijdens de tweede palmzondag herdenken we de overwinnende intocht, van onze Verrezen en ten hemel gevaren Verlosser, in de hemelse Jeruzalem. Dit keer werd Hij opgevangen door Zijn geliefde engelen. Tijdens de palmzondag wordt Christus geprezen als de Mensenzoon maar tijdens de tweede palmzondag als Zoon van God.
Laten we herinneren dat de Allerhoogste na Zijn verrijzenis 40 dagen op aarde bleef, om het geloof en de hoop in Zijn glorieuze verrijzenis te bevestigen in de geesten van mensen. Net zo verbleef Hij na Zijn hemelvaart 9 dagen tussen de klassen van de engelen, zodat Hij hen de heilige boodschap over de verlossing van de mensheid openbaarde.
De Heer ging op de 10e dag na Zijn hemelvaart, dat was een zaterdag, zitten aan de rechterzijde van de Vader om te rusten in de eeuwige goddelijke glorie. Vahram Raboeni, kerkvader van de Armeense kerk, schrijft dat zoals God rustte op de zaterdag van de schepping, zo rustte Hij ook op de zaterdag, in Zijn graf, van Zijn lijden, en ook zo rustte Hij op de zaterdag na Zijn hemelvaart van Zijn aardse werk en ging zitten aan de rechterzijde van de Vader. Vervolgens lezen we in de evangeliën dat Hij vanuit de hemel de apostelen en gelovigen de Heilige Geest stuurt, zoals Hij had belooft. ‘En zie, Ik zend de belofte van Mijn Vader op u; maar blijft u in de stad Jeruzalem, totdat u met kracht uit de hoogte bekleed zult worden’ (Lucas 24:49). En zo vervulde God Zijn belofte. De Heilige Geest daalde neer op de apostelen en discipelen en vulde hen met Goddelijke gaven, waaruit ze moed haalden om het evangelie van Christus te verkondigen en Zijn Kerk op aarde te bevestigen.
Ook wij verwachten de gaven en geschenken van de Heilige Geest te ontvangen, zodat wij getroost worden in de vele wroegingen van dit leven. Dat onze geest en gedachten worden vervuld met de gaven van de genade van de Heer en de Heilige Geest ons leidt richting de vredige haven van het eeuwige leven. De ‘hemelse Jeruzalem,’ waar we samen met de engelenen de verrezen en ten hemel gevaren Heer Jezus Christus tot in de eeuwigheid kunnen loven. Amen.
Evangelie: Johannes 12:12-23
De intocht in Jeruzalem
12Toen de volgende dag een grote menigte die naar het feest gekomen was, hoorde dat Jezus naar Jeruzalem kwam, 13namen zij de takken van palmbomen en gingen de stad uit Hem tegemoet en riepen: Hosanna! Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere, de Koning van Israël! 14En toen Jezus een jonge ezel gevonden had, ging Hij daarop zitten, zoals geschreven is: 15Wees niet bevreesd, dochter van Sion, zie, uw Koning komt, zittend op het veulen van een ezelin. 16Dit nu begrepen Zijn discipelen eerst niet, maar toen Jezus verheerlijkt was, herinnerden zij zich dat dit over Hem geschreven was en dat zij dit met Hem gedaan hadden. 17De menigte dan die bij Hem geweest was toen Hij Lazarus uit het graf geroepen en hem uit de doden opgewekt had, getuigde daarvan. 18Daarom ging de menigte Hem ook tegemoet, omdat zij gehoord had dat Hij dat teken gedaan had. 19De Farizeeën dan zeiden tegen elkaar: U ziet dat u totaal niets bereikt! Zie, de hele wereld loopt achter Hem aan.
Het stervend tarwegraan
20Nu waren er enkele Grieken onder hen die gekomen waren om op het feest te aanbidden. 21Die dan gingen naar Filippus, die van Bethsaïda in Galilea afkomstig was, en vroegen hem: Heer, wij willen Jezus graag zien. 22Filippus kwam en zei het tegen Andreas, en Andreas en Filippus zeiden het op hun beurt tegen Jezus. 23Maar Jezus antwoordde hun: Het uur is gekomen dat de Zoon des mensen verheerlijkt zal worden.
9 juni 2019
Vijftig dagen na de viering van de Heilige Wederopstanding van onze Heer en Verlosser Jezus Christus, viert de Armeens Apostolische Kerk Pinksteren.
Ongeveer twintig eeuwen geleden tijdens deze dagen van de lente, ontwikkelden de gebeurtenissen zich vrij snel in “de stad van vrede” en veroorzaakten grote emotionele slagen in de harten van de discipelen van Nazarese Leraar. Ze konden zelfs niet dromen dat ze op een dag zouden worden gekozen door de Mens geworden God om te genieten van Zijn directe gezelschap, om van Hem te leren, om de gaven van de Heilige Geest te ontvangen en om de levende instrumenten van Gods kracht te worden. Drie jaar lang waren ze getuige van genezingen en wonderen, luisterden ze naar gelijkenissen en leerden ze de meest betekenisvolle dingen, leerden ze lief te hebben door middel van ware Goddelijke liefde en de vijand te vergeven. Drie jaar lang waren ze samen en ongeacht hoeveel ze zouden horen dat er op een dag een onvermijdelijke scheiding zou zijn, ze waren niet klaar om hun geliefde herder te verliezen.
De pijn van het verliezen van een geliefde is de ernstigste van alle pijnen. Na het verlies van een ouder, verliest een persoon zichzelf, hij wordt een wees, onacht de leeftijd waarop dit zal gebeuren. Verlies van een kind veroorzaakt een dodelijke slag aan het hart van de ouder en beroofd de wil om te leven. Met het verlies van een geliefde lijkt de hele wereld leeg, de kleuren vervagen en het leven wordt kleurloos. Wanneer je God verliest, worden al deze pijnlijke gevoelens verenigd.
Adam was de eerste man die deze pijn ervoer toen hij zijn relatie met de geliefde Schepper verloor. Sindsdien is het verlies een onlosmakelijk deel van het menselijk leven geworden. De mens verloor eerst de levende aanwezigheid van zijn Schepper, zijn leven, en hierop volgde het verlies van zijn eigen leven en het leven van andere schepselen. Ook Christus’ discipelen zouden de onvermijdelijke pijn van hun verlies ervaren als er geen glorieuze opstanding was na de kruisiging en Pinksteren de hemelvaart niet zou opvolgen. “Maar Ik zeg u de waarheid: Het is nuttig voor u dat Ik wegga, want als Ik niet wegga, zal de Trooster niet naar u toe komen; maar als ik heenga, zal Ik Hem naar u toe zenden.” (Joh. 16:7).
De Bijbel vertelt ons dat de geest van God aan het begin van de schepping van de wereld aanwezig was en een volledige deelnemer van de hele schepping was. (Gen. 1:2)
De aanwezigheid van Gods geest wordt genoemd in het boek Rechters 3:10, in Jesaja’s profetie 63:10, 14, in Wijsheid van Salomo 1:7, in Job 33:4, in de psalmen van David 138:7 en in nog vele andere verzen. Zowel de Heilige Geest, als de Vader en de Zoon, zijn te allen tijde even aanwezig, maar elke persoonlijkheid van de Heilige Drie-eenheid onthult Zijn activiteit volgens het Goddelijke plan. De Vader zond de Zoon als een Redder en de Zoon zond de Heilige Geest als een Helper en Trooster. En tien dagen na de hemelvaart van Christus, op het Joodse Wekenfeest, verscheen de Heilige Geest in de cenakel op de Berg Sion op een totaal andere manier dan voorheen. Hij handelde met al zijn kracht en openbaarde Zich, door een hevige windvlaag en tongen als van vuur, aan de aanwezigen.
Met de Menswording en offer van Christus werden de deuren van het Hemelse Koninkrijk geopend en werd de basis gelegd voor de verlossing van de mensheid. Met de komst van de Heilige Geest werden de beloften van de Heer bevestigd en de reddingsplan van God zal vervolgen tot het einde der tijden. Door het neerdalen van de Heilige Geest zijn de apostelen opgehouden eenvoudige, gewone mensen te zijn. Het vuur van Goddelijke liefde vestigde zich voor eeuwig in hun geesten, waardoor de apostelen werden gereinigd, geheiligd en versterkt en vanaf dat moment werden ze de verkondigers en behouders van het Christelijk geloof. Christus bracht het goede nieuws van het Koninkrijk van God aan de wereld en met de kracht van de Heilige Geest verspreidden de apostelen en discipelen dit goede nieuws over de hele wereld. De martelaars, versterkt door de Heilige Geest, getuigden van de enige ware God tegenover hun beulen. Met de geschriften van de apostelen werd het Woord van God vervuld en ze werden geserveerd aan de mensen als een vuurtoren en richtlijn in de misleidende labyrinten van de wereld. In de aanwezigheid van de Heilige Geest werden de fundamenten van de Christelijke kerk gevestigd en de pilaren ervan bleven en blijven standvastig ondanks de opschuddingen in de wereld. Tijdens het sacrament van de Heilige Doop worden we door de Heilige Geest gereinigd van de Adamzonde, waarvoor Christus met Zijn heilige Bloed heeft betaald. Door de Heilige Geest blijft Christus ons bezoeken, leven en handelen, in onze harten. Volgeling van Christus zijn betekent dat de Heilige Geest ook onze harten heeft aangeraakt, met hen heeft gesproken, heeft getroost en met geloof geïnspireerd. Hij leidt ons altijd tot bekering en berouw. Hij leidt ons naar een nieuw leven in Christus, waar we constant gedreven zijn door geestelijke werken, om onze zwakheden en passies te overwinnen.
Evangelie: Johannes 17:13 – 18:1
13Maar nu kom Ik naar U toe en spreek dit in de wereld, opdat zij ten volle Mijn blijdschap in zichzelf hebben. 14Ik heb hun Uw woord gegeven, en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben. 15Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor de boze. 16Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben. 17Heilig hen door Uw waarheid; Uw woord is de waarheid. 18Zoals U Mij in de wereld gezonden hebt, heb ook Ik hen in de wereld gezonden. 19En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd zijn in de waarheid. 20En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven, 21opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt. 22En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, zoals Wij Eén zijn; 23Ik in hen, en U in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en opdat de wereld erkent dat U Mij gezonden hebt en hen liefgehad hebt, zoals U Mij hebt liefgehad. 24Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn die U Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heerlijkheid zien, die U Mij gegeven hebt, omdat U Mij hebt liefgehad vóór de grondlegging van de wereld. 25Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend, maar Ik heb U gekend, en dezen hebben erkend dat U Mij gezonden hebt. 26En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt, en zal die bekendmaken, opdat de liefde waarmee U Mij hebt liefgehad, in hen is, en Ik in hen.
De gevangenneming van Jezus
1Nadat Hij dit gezegd had, vertrok Jezus met Zijn discipelen naar de overkant van de beek Kedron, waar een hof was, die Hij met Zijn discipelen inging.
16 juni 2019
“Elia was een mens net zoals wij” (Jakobus 5:17)
Vandaag wordt in onze kerk de grote profeet Elia herdacht. Daarom zijn alle lezingen gedurende de heilige Liturgie gewijd aan zijn leven en werken. “Elia was een mens net zoals wij” zegt apostel Jakobus in zijn brief. Hiermee toont hij de bewustzijn van de kerk dat profeet Elia een unieke levende boodschap is, een advies voor de gelovigen. Het leven van Elia, zoals beschreven in de Bijbel, is verassend en buitengewoon. Zijn leven lijkt niet op het leven van een gewoon persoon. Hij verschijnt plotseling in het verhaal, zonder enige voorbereiding hierop, hij werkt zonder religieuze en politieke grenzen te kennen. Hij verlaat het leven ook verbazingwekkend, op een hemelse kar vaart hij ten hemel. Zijn leven is een interessant boek waar op iedere bladzijde een boodschap en advies voor ons staat geschreven. Een van die boodschappen is zijn onverdeelde trouw aan het geloof van zijn vaderen, de wet en het overgedragen geestelijke landschap. Voor die gedachtegang wordt de profeet vervolgd en wordt wanhopig. “Het is genoeg geweest, Heer. Neem mijn leven, want ik ben niet beter dan mijn voorouders.” (1 Koningen 19:4).
In de tijd van Elia was het hele land overspoeld met afgoderij, wetteloosheid nam toe, rechters waren corrupt, koningen en heersers regeerden wetteloos over hun burgers, en zelfs de belangrijkste god van het land, Baäl, was alleen bereikbaar voor hen die zijn tempels en beelden met goud en zilver bekleedden. Uit deze hopeloze nachtmerrie verschijnt de schitterende persoon, profeet Elia. “Hoe lang blijft u nog op twee gedachten hinken?” (1 Koningen 18:21) zegt Elia tegen het volk. Keer terug tot jullie Heer, vergeet het geloof van jullie vaderen en hun heldere geschiedenis niet, verwaarloos het geestelijke wat jullie overgedragen is door hun niet, wordt niet doof voor hun stemmen uit de diepten van de eeuwen. Zelfs als hij alleen overblijft geeft hij zich niet over, want de Heer brengt hem rechtstreeks tot de overwinning. Tot genezing van de onwettige afgoderij en het verval van de maatschappij.
Elia reinigt Israel van de geestelijke ziekte, van koning tot priester, van heerser tot burger. Iedereen belooft trouw te blijven aan de Wet van de Heer. De geestelijke wet van God, die niets anders is dan gerechtigheid, geestelijke vrede in mensen hun harten en geesten, rust en geluk in mensen hun gedachten en ogen. Elia was geen revolutionair of politicus. Hij was onverschillig naar politieke en militaire bewegingen. Hij had onderdak bij een arme weduwe gevonden en kleedde zich met vodden dus had zijn uiterlijke voorkomen geen indruk bij koningen en mensen. Elia’s enige zorg was de geestelijke vernieuwing van de mensen. Het vestigen van gerechtigheid, gebaseerd op morele en goddelijke normen, in de harten van mensen. Hij wilde niet de koningen van hun tronen omverwerpen maar hun innerlijk veranderen. Hij wilde niet met Gods toorn het volk straffen maar met de kracht van Gods Woord en geloof hen reinigen.
Het leven van Elia, zijn voorbeeldige, vurige geloof ontbrandt dezelfde overtuiging en geloof in onze harten, geesten, gedachten en ogen. Het leven van Elia is niet enkel een verhaal dat we herhaaldelijk lezen. Op het podium kunnen de acteurs wisselen en het publiek kan veranderen maar het podium en de regisseur (God zelf) veranderen nooit. Dus ook wij kunnen veel leren van dit verhaal uit het Oude Testament. Laten we om ons heen kijken. Is het niet opmerkelijk, met deze maatschappelijke en religieuze ontwikkelingen, hoe wijdverspreid de geest van wetteloosheid en onverschilligheid is? Maken mensen niet vaak Baäl’s of afgoden bekleed met goud en zilver? Heeft onze maatschappij niet de behoefte om opnieuw te waarderen wat onze voorouder hebben overgedragen aan ons op het gebied van geloof en geestelijke normen en waarden?
Maar hoe kunnen we het leven van Elia begrijpen en lessen halen hieruit?
Elia was in een wanhopige sfeer van onverschilligheid achtergebleven met zijn ‘ik’ en zijn God. Op een mysterieuze wijze was zijn ‘ik,’ vermengd met de grote universele ‘Ik,’ de eerlijke en godlovende identiteit van zijn voorouders. Uit die onuitputtelijke bron van geloof putte hij kracht. Uit die loyaliteit kreeg Elia krachtige glinsteringen van geloof, waarmee hij de verharde harten van de kinderen van Israel ontbrandde. Ieder van ons kan een Elia worden, en met een christelijke ijverigheid en liefde voor onze Heer Jezus Christus, met zijn geloof zijn omgeving veranderen. Het is voldoende als wij even beseffen en onszelf afvragen: ‘Wie ben ik? De bankroete zoon van een rijke vader? Of diegene die een grote erfenis welvarend maakt en een waardige erfgenaam is?’
Na Pinksteren geeft de herdenking van Elia ons allen, als Kerk van Christus, de boodschap om trouw te blijven en ons onverdeeld te wijden aan de grote missie, de christelijke verlossing, de onbeschrijfelijke zaligheid die op aarde werd gevestigd als Gods Koninkrijk. Met deze gedachtegang moeten we allen onze maatschappij en individuen reinigen van geestelijke ziekten, besmettingen en allerlei onverschilligheden die de geestelijke waarden verteren. Hierom geeft de Heer ons de naam “Mijn vrienden” (Joh. 15:14), hierom roept onze Heer Jezus Christus ons.
De herdenking vandaag opent deze weg, deze richting wijst het leven van de profeet Elia ons. Deze overtuiging draagt de Heer aan ons over, door Zich te vergelijken met Elia. Dus we hebben de boodschap van Elia, die een mens was net zoals wij, maar ons de weg leert, die tussen het lijden en strijden door glipt, richting het Koninkrijk.
Evangelie: Lucas 4:25 – 30
25Maar Ik zeg u naar waarheid: Er waren veel weduwen in Israël in de dagen van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten was, zodat er grote hongersnood kwam over heel het land, 26en naar geen van hen werd Elia gezonden, maar wel naar Zarfath bij Sidon, naar een vrouw, een weduwe. 27Ook waren er veel melaatsen in Israël in de tijd van de profeet Elisa, en geen van hen werd gereinigd, maar wel Naäman, de Syriër. 28En allen in de synagoge werden met woede vervuld toen zij dit hoorden, 29en zij stonden op, dreven Hem de stad uit en brachten Hem op de top van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem van de steilte af te werpen. 30Maar Hij liep midden tussen hen door en ging weg.
23 juni 2019
“Laten we het heilige altaar van licht maken, omdat vanuit daar het licht voor ons in Armenië is ontstaan.” ‘De Eniggeborene is neergedaald vanaf de Vader’ sharakan – Sahak Dzoraporetsi
De beroemde zinnen van de hymne, geschreven door Sahak Dzoraporetsi katholikos, klinken al eeuwenlang op deze dag in alle Armeens Apostolische kerken om het stichten van de Moederzetel in het heilige Etsjmiadzin te vieren.
De Almachtige God, die tweeduizend jaar geleden Zijn redding op aarde uitvoerde en terugkeerde naar de hemel, kwam bijna drie eeuwen later nogmaals naar de aarde, in de vorm van een visioen, om persoonlijk het fundament te leggen van de Moederkerk van alle Armeniërs. Het is onmogelijk om een grotere eer en tegelijkertijd een grotere verantwoordelijkheid voor te stellen voor het Armeense volk. En dit allemaal dankzij het stand. 321vastige geloof en grenzeloze toewijding en loyaliteit van onze eerste en grote katholikos, heilige Grigor de Verlichter. Uit het onwankelbare geloof van de Verlichter werd Etsjmiadzin geboren. Etsjmiadzin bindt het Armeense land met geestelijk gouden draden voor eeuwig aan de hemel. Etsjmiadzin werd geboren uit Christus en door de andere Armeense apostolische kerken werden velen christelijke kinderen geboren. Dus we kunnen zeggen dat we vandaag onze geestelijke moederdag vieren.
Moederkerk, moederland, moedertaal… Het is geen toeval dat men iemand hetgeen van onschatbare waarde “moeder” noemt. Iemand is onvoorstelbaar rijk en gelukkig als die bewust is van de waarde van zijn bezittingen. We worden geboren met een immens grote erfenis die niemand ons kan ontnemen, tenzij we het vrijwillig weigeren. Helaas negeren we vaak onze ware rijkdommen en verspillen we ons hele leven met het zoeken naar denkbeeldige rijkdommen.
“De zetel van de Armeense katholikos is een goddelijks geschenk voor ons, die door de eeuwenoude geschiedenis geheiligd is en diep is geworteld in het leven van het Armeens volk,” zei katholikos Geworg VI Chorektsian. De Moederzetel van heilige Etsjmiadzin is werkelijk een onschatbare juweel, het heilige der heiligen, dat we hebben sinds onze geboorte en die de Heer zelf geschonken heeft aan ons volk. De Heer heeft ons een liefhebbende en zorgzame moeder gegeven, die alles doet voor het geestelijk leven en de toekomst van haar kinderen. Het heiligdom, gebouwd door de eerste christelijke Armeense koning en de eerste katholikos, heeft gedurende de geschiedenis talrijke windvlagen en stormen meegemaakt maar blijft onder de schaduw van God onverstoord en blijft, na vele eeuwen, haar gelovigen dienen.
Laten we elkaar feliciteren ter gelegenheid van de stichting van de Moederzetel van heilige Etsjmiadzin en bidden tot onze Heer en Verlosser Jezus Christus. Bidden dat we onze harten vullen met liefde voor onze Moederkerk, zodat we begrijpen dat Etsjmiadzin niet alleen de muren van het klooster zijn maar allereerst de geestelijken en gelovigen, door wiens eensgezindheid het Lichaam van de heilige Kerk wordt gevormd. Wij zijn één geheel, waarin wij elkaar aanvullen, met onze tekortkomingen en voordelen. Ieder van ons is een druppel wierook in het wierookvat van de kerk.
Evangelie: Mattheus 14:27-36
27Maar meteen sprak Jezus hen aan en zei: Heb goede moed, Ik ben het; wees niet bevreesd. 28Petrus antwoordde Hem en zei: Heere, als U het bent, geef mij dan bevel over het water naar U toe te komen. 29Hij zei: Kom! En Petrus klom uit het schip en liep op het water om bij Jezus te komen. 30Maar toen hij op de sterke wind lette, werd hij bevreesd, en toen hij begon te zinken, riep hij: Heere, red mij! 31Jezus stak meteen Zijn hand uit, greep hem vast en zei tegen hem: Kleingelovige, waarom hebt u getwijfeld? 32En toen zij in het schip geklommen waren, ging de wind liggen. 33Zij die in het schip waren, kwamen Hem aanbidden en zeiden: Werkelijk, U bent de Zoon van God! 34En toen zij overgevaren waren, kwamen zij in het land Gennesaret. 35En toen de mannen van die plaats Hem herkenden, stuurden ze bericht rond in heel die streek en brachten allen bij Hem die er slecht aan toe waren; 36en zij smeekten Hem alleen maar de zoom van Zijn bovenkleed te mogen aanraken. En allen die Hem aanraakten, werden gezond.
30 juni 2019
“Barmhartigheid wil ik en geen offer” (Matteüs 12:7)
“In die tijd liep Jezus op een sabbat door de korenvelden. Zijn leerlingen hadden honger en begonnen aren te plukken en ervan te eten. Toen de farizeeën dat zagen, zeiden ze tegen hem: ‘Kijk, uw leerlingen doen iets dat op sabbat niet mag.’ Hij antwoordde: ‘Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen honger hadden, hoe hij het huis van God binnenging en er met hen van de toonbrooden at, terwijl noch hij noch zijn mannen daarvan mochten eten, alleen de priesters?” (Matteüs 12:1-4).
Jezus bracht eerst het voorbeeld van David toen hij met zijn metgezellen vluchtte voor Saul. David ging naar Nob en vroeg priester Achimelech brood. Er was geen gewoon brood dus moesten zij het heilige brood eten dat alleen de priesters op de sabbat in de heilige plaats zouden eten (1 Samuel 21:2-7). De Bijbel beschuldigt Achimelech hier niet van. De sabbatswet was niet belangrijker dan het stillen van de honger van de leerlingen. Net zoals in het gegeven voorbeeld.
Behalve dat, deden de priester werkzaamheden in de tempel die tegen de sabbatswet in ging, maar ze worden niet schuldig bevonden. Bijvoorbeeld slachten, villen, vuur maken en offeren. Om de farizeeën dit uit te leggen verwijst Christus naar Gods woorden, zoals gesproken door profeet Hosea: “Barmhartigheid wil ik en geen offer” (zie Hosea 6:6).
Dus als de sabbat geschonden kan worden voor offers, des te meer kan die geschonden worden voor barmhartigheid en liefdevolle werken, want God verkiest liefde, mededogen, naastenliefde en barmhartigheid boven offers. Als de sabbatwet toestaat om de tempel en God te aanbidden, des te meer moet het toegeven aan werken belangrijker dan de tempel en het aanbidden van God. Werken die God belangrijker acht, zoals werken van liefde en barmhartigheid. Jezus getuigde hetzelfde door te eten met tollenaars en zondaars, waar Hij zei: “Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel.” (Marcus 2:17). Tollenaars en zondaars zijn geestelijk ziek en Jezus is de arts van de geest. Hij is naar de wereld gekomen om hun geesten te genezen.
“Barmhartigheid wil ik en geen offer” betekent dat God meer waarde hecht aan barmhartigheid en liefde dan wettelijke behoedzaamheid. Voorbeelden van wettelijke behoedzaamheid zijn om afschuw te hebben tegen zondaars en niet met hen aan tafel te zitten, om koste wat het kost alle soorten werken op sabbat te vermijden. Maar om zondaars te benaderen, met hen spreken over het Hemelse Koninkrijk, hun uit te nodigen om zich te bekeren en berouw te tonen voor hun zonden, in geval van nood iets goeds doen op de sabbat, iemand dienen, zijn uitingen van liefde en mededogen.
Jezus zegt dus tegen de farizeeën dat God geen behoefte heeft aan hun offers, vasten en reinigingsrituelen, vastgesteld in de wetten maar Hij heeft behoefte aan naastenliefde, barmhartigheid naar mensen en goede werken. De farizeeën begrepen niet dat de sabbat was gegeven voor moreel belangrijke doelen. Om te rusten van werken, om zich af te zonderen van de zorgen en lasten van het fysieke leven, om ten minste een dag per week zich af te zonderen van de wereld, om te reflecteren op verrichtte en niet-verrichte daden, om te reflecteren op slechte daden en afwezigheid van, of te weinig, goede daden, om berouw te tonen en te bidden, om naastenliefde te tonen door het goede te doen. De mens staat hoger dan de sabbat en de roeping en het doel van de mens moet niet worden verwaarloosd en opgeofferd voor de wet.
De rustdag moet niet een verloren dag zijn maar andersom. Voor ons christenen is zondag de rustdag, de dag van de verrijzenis van onze Heer Jezus Christus. Er zijn maar weinig mensen die deze dag echt gebruiken om te bidden, geestelijke dingen te lezen, in de aanwezigheid van God zich af te zonderen van al het aardse, om zieken en armen te bezoeken, te troosten en te helpen binnen hun capaciteit. Het goede doen.
Het helpen van een naaste in nood staat hoger dan het behouden van de wet, net zoals barmhartigheid hoger staat dan een offer. Christus’ discipelen konden door het plukken en eten van de aren om hun honger te stillen, de sabbatswet overtreden in de ogen van de farizeeën, omdat het een wet was om niets te doen. De farizeeën hadden geen liefde, mededogen of barmhartigheid voor een naaste, wat God juist wilt. Hun hele focus ligt op offers, rituelen en het behoud van tradities en gewoontes.
Als de farizeeën zich realiseerden dat mededogen en liefde voor een hongerige belangrijker is dan tradities, gewoontes en offers, dan zouden ze de discipelen die aren plukten om hun honger te stillen niet oordelen. Zie de boodschap van Christus: “Maar ga heen en leer wat het betekent: Ik wil barmhartigheid en geen offer.” (Matt. 9:13). Dit is een oproep aan iedereen van alle eeuwen die schijnheilig zijn en zich verliezen in de wet.
Evangelie: Mattheus 12:1-8
Aren plukken op de sabbat
1In die tijd ging Jezus op een sabbat door de korenvelden, en Zijn discipelen hadden honger en begonnen aren te plukken en te eten. 2Toen de Farizeeën dat zagen, zeiden zij tegen Hem: Zie, Uw discipelen doen iets wat niet geoorloofd is te doen op de sabbat. 3Maar Hij zei tegen hen: Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij honger had, en zij die bij hem waren? 4Hoe hij het huis van God binnengegaan is en de toonbroden gegeten heeft, die hij niet mocht eten, evenmin als zij die bij hem waren, maar alleen de priesters? 5Of hebt u niet gelezen in de Wet dat de priesters op de sabbatdagen de sabbat ontheiligen in de tempel, en toch onschuldig zijn? 6Ik zeg u echter dat hier Iemand is Die meer is dan de tempel. 7Maar als u geweten had wat het betekent: Ik wil barmhartigheid en geen offer, dan zou u de onschuldigen niet veroordeeld hebben. 8Want de Zoon des mensen is Heere, óók van de sabbat.