1 juni 2025

“Laat uw hart niet verontrust zijn. Geloof in God, geloof ook in mij”. Johannes 14:1

De Heilige Bijbel negeert nooit de onrust van het menselijk hart, veroorzaakt door verdrukking en lijden. Vanaf het Hof van Eden tot aan de laatste strijd in het Bijbelboek de Openbaring vormen beproevingen en verdrukkingen een onlosmakelijk onderdeel van de de geschiedenis van verlossing. Het verontruste menselijke hart is het voorwerp van Gods genade.

Zelfs tijdens het laatste avondmaal spreekt onze Heer Jezus Christus over de beproevingen en de onrust in de harten van Zijn discipelen, het verraad van Judas en de ontkenning van Petrus. De laatste uren van Zijn leven, die de Heer Jezus met zijn discipelen doorbracht, zijn in veel opzichten mysterieus, maar niet perfect. Menselijke zwakheden en beproevingen maken deel uit van het universele beeld.

Zo is ook de loop van ons leven niet volmaakt. Niemand doorloopt de levensreis zonder moeilijkheden en beproevingen. Vaak zijn deze ontberingen zo ernstig en de pijn zo diep, dat het zelfs moeilijk is om hoop te hebben. Als wij ons ooit in een dergelijke situatie bevinden, moeten wij ons herinneren aan de woorden die Jezus tot ons sprak: “Laat uw hart niet verontrust zijn. Geloof in God, geloof ook in Mij” (Johannes 14:1).

De Heer moedigt ons nooit aan om onze problemen te negeren of te vergeten. Zijn boodschap is heel duidelijk. “Vertrouw op God, vertrouw op Mij”.

Laten wij vertrouwen op God, in wiens liefdevolle handen onze toekomst ligt. Laten we vertrouwen op Jezus Christus, die Zijn leven heeft geofferd voor ons eeuwige leven en vandaag de dag nog steeds hoop geeft aan ons verontruste harten.

Evangelie: Markus 10:46-11:11 

46 Ze kwamen in Jericho. Toen Hij met zijn leerlingen en gevolgd door een grote menigte weer uit Jericho vertrok, zat daar een blinde bedelaar langs de weg; het was Bartimeüs, de zoon van Timeüs. 47 Toen hij hoorde dat Jezus van Nazaret voorbijkwam, begon hij luidkeels te roepen: ‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!’ 48 De omstanders berispten hem en zeiden dat hij zijn mond moest houden, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ 49 Jezus bleef staan en zei: ‘Roep hem.’ Ze riepen de blinde en zeiden tegen hem: ‘Houd moed, sta op, Hij roept u.’ 50 Hij gooide zijn mantel af, sprong op en ging naar Jezus. 51 Jezus vroeg hem: ‘Wat wilt u dat Ik voor u doe?’ De blinde antwoordde: ‘Rabboeni, zorg dat ik kan zien.’ 52 Jezus zei tegen hem: ‘Ga heen, uw geloof heeft u gered.’ En meteen kon hij zien en hij volgde Hem op Zijn weg.

Intocht in Jeruzalem

1 Toen ze Jeruzalem naderden en in de buurt van Betfage en Betanië bij de Olijfberg waren, stuurde Hij twee van zijn leerlingen vooruit. 2 Hij zei tegen hen: ‘Ga naar het dorp dat daar ligt. Zodra jullie er binnenkomen, zul je daar een ezelsveulen vastgebonden zien staan, dat nog nooit door iemand bereden is; maak het los en breng het hier. En als iemand jullie vraagt waarom jullie dat doen, zeg dan: “De Heer heeft het nodig, Hij zal het meteen weer terugsturen.”’ 4 Ze gingen op weg en vonden een veulen dat buiten op straat bij een deur was vastgebonden en ze maakten het los. 5 Er stonden een paar mensen die vroegen: ‘Waarom maken jullie dat veulen los?’ 6 Ze zeiden wat Jezus hun had opgedragen te zeggen en de mensen lieten hen begaan. 7 Ze brachten het veulen naar Jezus en legden hun mantels over het dier en Hij ging erop zitten. 8 Velen spreidden hun mantels uit op de weg, anderen spreidden takken met bladeren uit, die ze in het veld afhakten. 9 Allen die voor Hem uit liepen of achter Hem aan kwamen, riepen luidkeels:

‘Hosanna!

Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer.

10 Gezegend het komende koninkrijk van onze vader David.

Hosanna in de hoogste hemel!’

11 Hij trok Jeruzalem in en ging naar de tempel. Nadat Hij daar alles gezien had, ging Hij – want het was al laat geworden – met de twaalf terug naar Betanië.

 

8 juni 2025

“Maar u zult de kracht van de Heilige Geest ontvangen, Die over u komen zal; en u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde.” -Handelingen 1:8

Vijftig dagen na de glorierijke Opstanding van Christus, op de dag van het Joodse Pinksterfeest, werd de goddelijke belofte vervuld: de Heilige Geest verscheen aan de leerlingen als de Trooster.

De daling van de Heilige Geest over de leerlingen vond plaats in de bovenzaal, waar zij zich, volgens het bevel van de Heer, hadden verzameld. Terwijl zij allen eensgezind aan het bidden waren, klonk er plotseling een geluid uit de hemel, dat leek op het loeien van een sterke wind, en het vulde de hele bovenzaal. De Heilige Geest kwam niet in stilte en onzichtbaar, maar als een krachtige wind en vervulde iedereen. De vuurtongen verschenen, die vervolgens op eenieder van de apostelen neerdaalden. Allen werden vervuld met de Heilige Geest en begonnen in andere talen te spreken, zoals de Geest hun gaf om uit te spreken (Handelingen 2:1-4).

Dit is het feest van de vernieuwing van het geloof en het herstel van het christendom. Als God tijdens de bouw van de toren van Babel de mensen verdeelde door hun verschillende talen te geven, dan heeft Hij nu door de kracht van de Heilige Geest, door de apostelen in verschillende talen te laten spreken, de mensheid herenigd.

De apostel Paulus verkondigt: “Uw lichamen zijn een tempel van de Heilige Geest, die u van God hebt ontvangen, en Die in u woont.” (1 Korintiërs 6:19–20)

De Heilige Geest is de derde persoon van de Heilige Drie-eenheid. Hij is de stem van God in ons, en Degene die aan de deur van onze ziel klopt. Hij is het die de leerling tot prediker maakte, en de ongelovige tot gelovige. Door Hem werd het christendom begrijpelijk voor de hele mensheid.

Het Evangelie getuigt dat de Heilige Geest op verschillende manieren in mensen werkt. De Heilige Geest wordt in het ene geval voorgesteld als adem, wind, in een ander geval als duif, vurige tong, wolk, enzovoort. Dit alles beschrijft niet Zijn wezen, maar Zijn werking. Als volmaakt God is Hij gelijk aan de Vader en de Zoon: “In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.”

De daling van de Heilige Geest over de apostelen in de bovenzaal ontvlamde en voltooide de openbaring van Gods Drie-eenheid, waarmee het absolute en identieke dogma van de Kerk over de Heilige Drie-eenheid wordt vastgesteld: één God, één goddelijke natuur in drie Personen, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, één in wezen en ondeelbaar.

De heilige Gregorius Astvatsaban schrijft dat ‘met de voltooiing van Christus’ lichamelijke werken, de werken van Zijn Geest beginnen. Het christelijke Pinksteren vervult de belofte van de Vader (Handelingen 1:4). Dat is de doop en geboorte van de Kerk met vuur, en de bevestiging van de gaven van de genade. Omdat Christus neerdaalde in de hel om de gevallen mensheid te redden en nieuw leven te geven, is de Heer, door dezelfde kracht van de Geest die Hem levend maakt in de Communie, nu werkelijk en wezenlijk aanwezig in het leven van de Kerk.

Evangelie: Johannes 17:13-18:1

13 Nu kom Ik naar U toe, en Ik zeg dit terwijl Ik nog in de wereld ben, opdat zij vervuld worden van mijn vreugde. 14 Ik heb hun uw woord doorgegeven. De wereld haat hen, omdat ze niet bij de wereld horen, zoals ook Ik niet bij de wereld hoor. 15 Ik vraag niet of U hen uit de wereld weg wilt nemen, maar of U hen wilt beschermen tegen hem die het kwaad zelf is. 16 Ze horen niet bij de wereld, zoals Ik niet bij de wereld hoor. 17 Heilig hen dan door de waarheid. Uw woord is de waarheid. 18 Ik zend hen naar de wereld, zoals U Mij naar de wereld hebt gezonden. 19 Ik heb mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn.

20 Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hun verkondiging in Mij geloven. 21 Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals U in Mij bent en Ik in U, laat hen zo ook in Ons zijn, opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt gezonden. 22 Ik heb hen laten delen in de grootheid die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals Wij: 23 Ik in hen en U in Mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat U Mij hebt gezonden, en dat U hen liefhad zoals U Mij liefhad.

24 Vader, U hebt hen aan Mij geschonken, laat hen dan zijn waar Ik ben. Dan zullen zij de grootheid zien die U Mij gegeven hebt omdat U Mij al liefhad voordat de wereld gegrondvest werd. 25 Rechtvaardige Vader, de wereld kent U niet, maar Ik ken U, en zij weten dat U Mij hebt gezonden. 26 Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en dat zal Ik blijven doen, zodat de liefde waarmee U Mij liefhad in hen zal zijn en Ik in hen.’

Jezus gevangengenomen en verhoord

1 Nadat Jezus dit alles gezegd had, ging Hij met zijn leerlingen naar de overkant van de Kidron. Daar liep Hij een tuin in, met zijn leerlingen.

 

15 juni 2025

“Niemand heeft God ooit gezien, maar als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons volmaakt geworden.”

  1. Johannes 4:12

De beroemde Russische schrijver Ivan Toergenjev schreef een prachtig werk getiteld “Christus”, waarin hij zijn mysterieuze visioen beschrijft.

Toergenjev schrijft: “Ik zag mezelf als jongeman, bijna een kind, in een laag dorpskerkje.” Dunne kaarsen van bijenwas brandden in rode vlekken voor de oude beelden. Een regenboogkleurige kroon omringde hun kleine vuurtjes. Het was donker en schemerig in de kerk, maar er stonden alsnog veel mensen voor mij.

Ze waren allemaal blond en kwamen van het platteland. Ze wiegden af ​​en toe, bogen voorover en kwamen weer overeind, net als rijpe tarwearen, terwijl de wind in langzame golven over hen heen waaide.

Opeens kwam er een man van achteren naar mij toe en ging naast mij staan. Ik keek hem niet aan, maar ik voelde meteen dat het Christus was. Ik werd overvallen door lof, nieuwsgierigheid en angst. Ik vond de kracht in mijzelf en keek naar degene die naast mij stond.

Ik zag een gezicht dat leek op een menselijk gezicht. De ogen waren licht omhoog gericht, aandachtig en stil. De lippen waren gesloten, maar niet samengeperst. Het leek alsof de bovenlip op de onderlip rustte. Hij had een korte baard, verdeeld in twee delen. Zijn handen waren gevouwen en bewegingloos en hij was gekleed zoals iedereen.

“Wat is dit voor Christus?”, dacht ik, “zo’n eenvoudige, gewone man.” “Dat kan niet.”Ik draaide mij om, maar ik kon mijn ogen niet van die eenvoudige man afhouden. Toen leek het mij weer eens alsof het Christus was die naast mij stond.

Ik deed nog een poging en weer zag ik hetzelfde gezicht, zoals alle menselijke gezichten, met dezelfde bekende en toch onbekende trekken.Plotseling werd ik doodsbang en kwam ik tot bezinning. Pas toen besefte ik dat dit precies is wat het gezicht van Christus is, zoals alle menselijke gezichten.Ja, ieder mens is geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God en is een weerspiegeling van Gods gelaat. Zoals de heilige apostel Johannes zegt: “Niemand heeft ooit God gezien. Maar als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden” (1 Johannes 4:12).Laten wij daarom het beeld en de gelijkenis van God zien in onze medemens, onze naaste en hem liefhebben met goddelijke, zuivere liefde. Dan zal God in ons wonen, zullen wij onze goddelijke gelijkenis herontdekken en zal Gods liefde in ons ten volle werkelijkheid worden.

 Evangelie: Lucas 4:25-30

25 Maar Ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. 26 Toch werd Elia niet naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon. 27 En in de tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël met een huidziekte die hen onrein maakte. Toch werd niemand van hen gereinigd, maar wel de Syriër Naäman.’ 28 Toen de aanwezigen in de synagoge dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. 29 Ze sprongen op en dreven Hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem in de afgrond te storten. 30 Maar Hij liep midden tussen hen door en vertrok.

 

22 juni 2025

“Bewijs uw barmhartigheid aan allen die U kennen, Heer.”

De eerste en essentiële voorwaarde voor volmaakte vreugde is het kennen van Gods enige Zoon, Jezus Christus, en met Hem verbonden te zijn door de Heilige Geest.

De apostel Johannes begint zijn eerste algemene brief met Jezus Christus: “Wij spreken over Hem Die er was vanaf het begin, Die wij gehoord hebben, Die wij gezien hebben, Die wij aanschouwd hebben en Wiens handen wij getast hebben, namelijk het Woord des levens. Hij was het Leven en is geopenbaard; wij hebben het gezien en getuigen ervan en verkondigen u het eeuwige Leven, dat bij de Vader was en aan ons geopenbaard is. Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij u, opdat ook u gemeenschap met Hem zult hebben, zoals ook wij gemeenschap hebben met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus. En deze dingen schrijven wij u, opdat uw vreugde volkomen zal zijn”

(1 Johannes 1:1-4).

Want we kunnen nooit volledige vreugde hebben tenzij we Jezus Christus kennen. Hij is het middelpunt van ons leven, Hij is het begin en het einde, de bron van vreugde, en alle zegeningen komen van Hem en door Hem.

Laten we bidden met de woorden van het geestelijke lied “Ere zij de Allerhoogste” uit de ochtenddienst. “Toon ons Uw barmhartigheid, o Heer, en schenk ons ​​Uw heil. Want Uw barmhartigheid, o Heer, duurt eeuwig; verlaat de werken van Uw handen niet. U, o Heer, bent mijn hoop. U heeft mij doen vertrouwen op de Allerhoogste. Leer mij Uw wil volgen, want U bent mijn God. Van U, o Heer, is de bron van het leven, en in het licht van Uw aangezicht zien wij licht. Schijn Uw barmhartigheid over allen die U kennen, o Heer.”

(Fragment uit het gebed “Ere zij God in den hoge”, ochtenddienst)

Evangelie: Mattheüs 14:27-36

27Meteen sprak Jezus hen aan: ‘Houd moed! Ik ben het, wees niet bang!’ 28 Petrus antwoordde: ‘Heer, als U het bent, zeg me dan dat ik over het water naar U toe moet komen.’ 29 Hij zei: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. 30 Maar toen hij voelde hoe sterk de wind was, werd hij bang. Hij begon te zinken en schreeuwde het uit: ‘Heer, red me!’ 31Meteen strekte Jezus zijn hand uit, Hij greep hem vast en zei: ‘Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?’ 32 Toen ze in de boot stapten, ging de wind liggen. 33 De leerlingen wierpen zich voor Hem neer en zeiden: ‘U bent werkelijk Gods Zoon!’

34 Toen ze overgestoken waren, gingen ze aan land bij Gennesaret. 35 De mensen daar herkenden Hem en maakten Zijn komst overal in de omgeving bekend en men bracht allen die ziek waren bij Hem. 36 Die smeekten Hem alleen maar de zoom van zijn mantel te mogen aanraken. En iedereen die dat deed werd genezen.

 

29 juni 2025

“Dit is het leven, de hoop, de verrijzenis, de verzoening en de vergeving van zonden.”

Dankzij de heilige communie worden wij één met Christus – onze bron van leven, hoop en verrijzenis. Door het doopsel worden wij herboren en voorbereid op de deelname aan het lichaam en bloed van Christus. Door het doopsel wordt het “beeld van God” in ons gezuiverd, zodat wij Christus-gelijk worden, terwijl de communie ons dichter bij de “gelijkenis van God” brengt en ons volledig met Christus verenigt waardoor wij, door genade, vergoddelijkt worden.

Zoals de heilige patriarch Nerses Shnorhali het prachtig beschrijft: “Met onze lippen kussen wij de liefde, met onze mond proeven wij Hem die allen voedt, wij ontvangen Hem in ons hart en verenigen ons met Hem in geest en worden goddelijk, door genade één met God.”

Door het zuiverende heilige doopsel naderen wij de heilige communie, die ons als een moeder voedt met de heilige geest en ons deelgenoot maakt aan Christus’ zelfopofferende liefde. Zo wordt onze zwakke menselijke natuur verbonden met de goddelijke en onsterfelijke essentie en ons vergankelijke lichaam met het onvergankelijke en onsterfelijke lichaam van Christus.

Want waarlijk, God “Hiermee zijn ons kostbare, rijke beloften gedaan, opdat u zou ontkomen aan het verderf dat de wereld beheerst als gevolg van de gebergte, en opdat u deel zou krijgen aan de goddelijke natuur.” (2 Petrus 1:4).

Laten wij dus niet traag of terughoudend zijn om deel te nemen aan de heilige mis. Laten wij onszelf voorbereiden en met zuiverheid proeven van de leven-schenkende heilige communie, die voor ons christenen het leven, hoop, verrijzenis, verzoening en vergeving van zonden is.

Evangelie: Mattheüs 12:1-8

Jezus en de sabbat

1 In die tijd liep Jezus op sabbat eens door de korenvelden. Zijn leerlingen hadden honger en begonnen aren te plukken en ervan te eten. 2 Toen de farizeeën dat zagen, zeiden ze tegen Hem: ‘Kijk, Uw leerlingen doen iets dat op sabbat niet mag.’ 3 Hij antwoordde: ‘Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen honger hadden, 4 hoe hij het huis van God binnenging en er met hen van de toonbroden at, terwijl noch hij noch zijn mannen daarvan mochten eten, alleen de priesters? 5 En hebt u niet in de wet gelezen dat de priesters die op sabbat in de tempel dienstdoen en zo de sabbat ontwijden, onschuldig zijn? 6 Ik zeg u: hier gaat het om iets groters dan de tempel! 7 Als u begrepen had wat bedoeld wordt met: “Barmhartigheid wil Ik, geen offers,” dan zou u geen onschuldigen hebben veroordeeld. 8 Want de Mensenzoon is heer over de sabbat.’