06 oktober 2019

“Ze kwamen in Jeruzalem aan. Toen Jezus Zich in de tempel ophield, kwamen de hogepriesters, de Schriftgeleerden en de oudsten van het volk naar Hem toe en vroegen hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet U die dingen? Wie heeft U die bevoegdheid gegeven om zo te handelen?’” (Markus. 11:27-28)

Het evangelie van de dag neemt ons mee naar het Jeruzalem in de eerste eeuw. Naar de belangrijkste tempel van de stad, waar de Heer Jezus Christus liep tussen mensen en hen predikte en de zieken genas. Op dat moment benaderden de hogepriesters, de Schriftgeleerden en de oudsten, dat wil zeggen de vooraanstaande mensen van het volk, en vroegen Hem op grond van welke bevoegdheid Hij dingen doet en wie Hem die bevoegdheid heeft gegeven. Christus gaf geen duidelijk antwoord op hun vraag, omdat Hij wist wat zou volgen op Zijn antwoord. Als Hij zou zeggen dat Zijn macht van God kwam, zouden ze Hem de schuld hebben gegeven in godslastering, door te verklaren dat Hij geen priesterlijke zalving heeft, geen lid is van hun geestelijke raad, ze Zijn bevoegdheid niet erkennen en Hij daarom een bedrieger is en straf verdient. En als Hij zou zeggen dat Hij die bevoegdheid niet had, dan zouden ze Hem ervan hebben beschuldigd dat Hij iets doet waar Hij geen recht op heeft.

Dus beantwoordde Hij de vraag op de manier die door het Joodse volk werd aanvaard en “Jezus antwoordde: ‘Ik zal u een vraag stellen; als u Mij daarop antwoord geeft, zal Ik u zeggen op grond van welke bevoegdheid Ik zo handel. Doopte Johannes in opdracht van de hemel of in opdracht van mensen? Antwoord mij.’” (Markus 11:29-30). Het lijkt erop dat deze vraag helemaal niks met de kwestie te maken had, maar in feite, door hen deze vraag te stellen, wilde Christus zeggen dat hij het werkelijke doel van de vraag aan Hem perfect begrijpt.

Johannes de Doper was een van de beroemdste figuren van zijn tijd onder het Joodse volk. Na eeuwen van stilte werd opnieuw een rechtvaardige en een aan God trouwe iemand geboren onder het Joodse volk. Die vanaf de baarmoeder van zijn moeder vervuld was met de Heilige Geest en de heilige missie begon om de komst van de Heer te verkondigen en het volk tot zijn Heer God te keren. Johannes had herhaaldelijk getuigd over de Zoon van God, de Gezalfde van

God en de Redder op wie het Joodse volk zo lang had gewacht en deze getuigenissen werden zeker gehoord door de geestelijke leiders en de leiders van het volk (zie Joh. 1:19-28, Matt. 3:7-12), diegenen die nu specifiek naar de tempel waren gekomen om Christus in de val te lokken.

De godheid van Christus is zo duidelijk. Zijn woorden en daden gingen vergezeld met tekens die herhaaldelijk werden gesproken door de profeten en wijzen. En het Oude Testament was hun tafelboek, het boek dat ze uit hun hoofd kenden, en vooral de passages over de Messias, de profetieën over Hem en de goddelijke tekenen, aangezien ze generaties lang wachtten op de vervulling van de belofte van de Almachtige, wachtend op hun Redder en redding.

Deze evangelische lezing is net zo belangrijk voor die dagen als voor de dag van vandaag. “Jezus Christus is dezelfde gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid.” (Heb. 13:8). Hij houdt nooit op te onderwijzen, te genezen, een bewaker van het ware geloof te zijn. De vraag is welke positie wij in dit verhaal innemen. Wanneer de Heer op verschillende manieren, op verschillende delen van de weg van het leven verschijnt en ons het licht van de waarheid biedt, wat antwoorden we Hem dan? Wat drukken onze houdingen, gedachten, woorden, daden en levensstijlen uit? Zeggen we daarmee dan al niet tegen Hem wie Hem die bevoegdheid heeft gegeven?

Een van de vaders van de orthodoxe kerk zegt: “Ik ben een reiziger op aarde. Ik begon mijn reis in de wieg en zal het eindigen in het sterfbed”. We zijn allemaal reizigers in dit leven en het is afhankelijk van onze keuzes hoe we die reis zullen doorlopen en waar we uiteindelijk zullen eindigen. Als we onnadenkend zijn, koppig en eigenwijs zijn, trots zijn, onze fysieke en geestelijke ogen sluiten en Christus’ autoriteit niet accepteren, zal de reis door het leven gevuld zijn met vele wisselvalligheden en zware en dodelijke verwondingen aanbrengen op ons geest.  Maar door nederigheid en gewillig onze kruisen op te nemen en de Heer te volgen, zullen we geleidelijk Zijn zorgzame aanwezigheid naast ons voelen. Dan zullen we voelen hoe het kruis, wiens last niet langer draaglijk leek, verlicht wordt, want Christus Zelf draagt het met ons mee, zodat we niet worden ontmoedigd maar versterkt in het geloof, om kracht te herstellen en om onze ononderbroken koers voort te zetten naar de eeuwige zaligheid die is vastgesteld door Christus ‘goddelijke autoriteit. Amen.

Evangelie: Markus 12:27-33

27En zij kwamen weer in Jeruzalem. En toen Hij in de tempel rondliep, kwamen de overpriesters en de schriftgeleerden en de oudsten naar Hem toe 28en zeiden tegen Hem: Met welke bevoegdheid doet U deze dingen? En wie heeft U deze bevoegdheid gegeven om deze dingen te doen? 29Maar Jezus antwoordde en zei tegen hen: Ik zal u ook één vraag stellen; antwoord Mij ook, en dan zal Ik u zeggen met welke bevoegdheid Ik deze dingen doe: 30De doop van Johannes, was die uit de hemel of uit de mensen? Antwoord Mij. 31En zij overlegden met elkaar en zeiden: Als wij zeggen: Uit de hemel, dan zal Hij zeggen: Waarom hebt u hem dan niet geloofd? 32Maar als wij zeggen: Uit de mensen, dan hebben wij bevreesd te zijn voor het volk; want allen hielden het ervoor dat Johannes werkelijk een profeet was. 33En zij antwoordden en zeiden tegen Jezus: Wij weten het niet. En Jezus antwoordde hun: Dan zeg Ik u ook niet met welke bevoegdheid Ik deze dingen doe.

 

13 oktober 2019

“Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle andere die er geld in hebben gegooid; want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.’” (Marcus 12:43-44)

Alvorens de Heer Jezus Christus Jeruzalem betrad, gebruikte Hij elke gelegenheid om het woord van de redding en de boodschap van de redding aan de mensen over te brengen en om hen de weg naar het juiste pad te onderwijzen.  En zie, Jezus stond in de tempel voor de schatkist en keek hoe elke pelgrim kwam en zijn bijdrage aan de tempel gaf, of het nu geld of een geschenk was. De Heer zag ook dat er een weduwe kwam die maar twee munten gooide. En de Heer roept zijn discipelen en zegt: “Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle andere die er geld in hebben gegooid; want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.”

Wat betekent dit en wat kunnen we van hiervan leren? Het eerste dat ons te binnen moet schieten is opoffering, die gebaseerd is op waar geloof.

Dit geschenk van de weduwe was, wat materiële waarde betreft, een kleinigheid, maar de Heer prees de waarde van haar geld niet, echter haar toenadering naar de tempel met haar ziel en hart, haar hele houding tegenover de tempel, haar hele ziel en haar hart. De vrouw had misschien het woord van Christus eerder gehoord, ‘Wie mij volgt, zal alles achter moeten laten en mij volgen,’ (Matt. 16:24) of, ‘heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.’ (Marcus 12:30).

Middels dit voorbeeld over de weduwe, brengt de Heer ons een boodschap over met betrekking tot onze redding: dat er op verschillende tijden en momenten in ons leven gelegenheden zullen voorkomen die opoffering vereisen, en het zou dat materiële offer kunnen zijn of het hebben van een zorgzame, geduldige, vergevingsgezinde liefde voor de naaste. Daarnaast zou een van de timide bezigheden aller tijden opgeofferd kunnen  worden: roddelen, wat niets anders is dan het “plezier” van het vernederen van een naam en het gezag van een derde persoon. Verder kan er tijd opgeofferd worden om de boodschappen en geboden van de Heer over te brengen en uit te voeren; om zo een voorbeeld te zijn voor diegenen die misschien iedere seconde naar een christen kijken en als voorbeeld zien.

Zoals in dit voorval van de weduwe, is in veel evangelische voorvallen de boodschap van Christus een die nog steeds wordt benadrukt in het Oude Testament: “Wees heilig, want Ik ben heilig.: (1 Petrus 1:16). Het is deze manier van jezelf volledig offeren en de weg van heiligheid die de Heer ons zowel in verschillende voorbeelden alsook in dit verhaal van het offer van de weduwe laat zien. Men kan soms verkeerd doen, men kan zich afkeren van het geloof, maar God roept ons altijd, God houdt altijd van ons.

Met die liefde roept Hij ons elke keer om voor Hem te staan en met de grootte van het geloof van die weduwe onze geschenken aan Hem te bieden, zij het gebed, zij het barmhartigheid, zij het vasten, iets wat Christus Zelf heeft onderwezen.

Evangelie: Marcus 12:35-44

Christus, Zoon van David

35En Jezus antwoordde en zei, terwijl Hij onderwijs gaf in de tempel: Hoe kunnen de schriftgeleerden zeggen dat de Christus een Zoon van David is? 36Want David zelf heeft door de Heilige Geest gezegd: De Heere heeft gezegd tegen mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten. 37David noemt Hem dus zelf zijn Heere en hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn? En de grote menigte hoorde Hem graag.

Waarschuwing tegen de schriftgeleerden

38En Hij zei tegen hen in Zijn onderricht: Pas op voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn op het rondlopen in lange gewaden, op begroetingen op de markten, 39op de voorste plaatsen in de synagogen en op de ereplaatsen tijdens de maaltijden. 40Zij verslinden de huizen van de weduwen en voor de schijn bidden zij lang. Dezen zullen een zwaarder oordeel ontvangen.

De gift van de weduwe

41En toen Jezus was gaan zitten tegenover de schatkist, zag Hij hoe de menigte geld in de schatkist wierp; en veel rijken wierpen er veel in. 42En er kwam één arme weduwe, die er twee kleine munten in wierp, dat is een quadrans. 42De quadrans was in die tijd de kleinste munteenheid van het Romeinse Rijk. 43En toen Hij Zijn discipelen bij Zich geroepen had, zei Hij tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat deze arme weduwe er meer ingeworpen heeft dan allen die iets in de schatkist geworpen hebben. 44Want zij allen hebben van hun overvloed erin geworpen; maar deze heeft van haar armoede alles wat zij had, erin geworpen, heel haar levensonderhoud.

 

20 oktober 2019

“De Geest van de Heer rust op mij, want Hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft Hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen” (Lucas 4:18-19)

Deze woorden van Jesaja’s profetie worden gelezen door onze Heer Jezus Christus in de synagoge in Nazareth: “Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan” (Lukas 4:21). Drie jaar lang leefde, predikte, genas en verrichtte Jezus Christus wonderen in Judea, maar de Joden wilden toch niet geloven dat Hij de beloofde Messias was.

Johannes de Doper stuurde eens twee van zijn discipelen naar Jezus Christus toe om het volgende te  vragen: “Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?” (Lukas 7:20). Hij  antwoordde: “Zeg tegen Johannes wat jullie gezien en gehoord hebben: blinden kunnen weer zien, verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt, aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt”(Lucas 7:22-23).

Veel van Christus’ discipelen werden ook verleid en verlieten Hem. Toen vroeg hij aan de twaalf discipelen: “Willen jullie soms ook gaan?” Simon Petrus gaf antwoord: “Naar wie zouden we moeten gaan, Heer? U spreekt woorden die eeuwig leven geven, en wij geloven en weten dat u de heilige van God bent.” Jezus zei: “Ikzelf heb jullie alle twaalf uitgekozen, en toch is een van jullie een duivel” (Johannes 6:68-70).

Toen de vorsten van koning Abgar van Armenië hem over de wonderen van de Heer vertelden, geloofde hij, zoals historicus Movses Khorenatsi getuigde, “dat hij echt de zoon van God was”. En omdat koning Abgar ziek was, schreef hij een brief aan Christus: “Ik heb van U gehoord en van de genezing die door Uw hand wordt gedaan zonder gebruik van medicijnen of kruiden. Zoals ze zeggen, blinden kunnen weer zien, verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en de boze geesten worden verwijderd. Genezing aan langdurige ziekten in het algemeen en het laten herleven van de doden. Toen ik dit alles over U hoorde, dacht ik aan een van deze twee mogelijkheden: of U bent God zelf die uit de hemel neergedaald is om dit allemaal te doen of U bent de Zoon van God. Daarom heb ik U geschreven en smeek ik U om naar mij toe te komen om mijn ziekte te genezen. Tevens heb ik gehoord dat de Joden over U klagen en U willen martelen. Ik heb een kleine en mooie stad die groot genoeg is voor ons beiden” (Movses Khorenatsi, Armeense geschiedenis). Hoe mooi is de belijdenis van koning Abgar over zijn geloof en liefde aan Jezus Christus! Zonder Zijn wonderen te zien, geloofde hij in de eniggeboren Zoon van God en nodigde Hem uit om bij hem te wonen, om Hem te beschermen tegen de vervolgingen van de joden. Zijn gedrag is voorbeeldig voor ons, omdat hij niet alleen een genezing van God verwacht, maar ook uitdrukking geeft aan zijn liefde en geloof in God.

Omdat Jezus Christus op de wereld was gekomen om de redding van de mensheid volledig te vervullen en daarvoor zou worden gekruisigd, weigerde hij naar Abgar te gaan. Maar Hij stuurde hem Zijn afbeelding op een doek toe en een brief waarin Hij schreef: “Gezegend is hij die in Mij gelooft, hoewel hij Mij niet heeft gezien. Want er is over Mij geschreven dat diegene die Mij zien niet in Mij zullen geloven, en zij die niet zien, zullen geloven en leven vinden. En wat betreft jouw uitnodiging, Ik moet hier blijven en alles doen waarvoor Ik naar de wereld ben gestuurd. Wanneer Ik alles heb gedaan, zal Ik naar Hem gaan die Mij gezonden heeft. En na Mijn opstanding, zal Ik een van Mijn discipelen naar jou sturen om je ziekte te genezen en leven te geven aan jou en degenen met jou” (Movses Khorenatsi, Armeense geschiedenis).

Tweeduizend jaar lang wordt het christendom gepredikt, kerkklokken nodigen de mensheid uit tot Gods maaltijd, maar velen geloven nog steeds dat het geloof zinloos is en zijn onwetend van Gods roeping. Jezus Christus, onze Heer, zegt tegen Nikodemus: “God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door Hem te redden. Over wie in Hem gelooft wordt geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in Hem gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods enige Zoon” (Johannes 3:17-18).

Jezus Christus gaat Zijn weg met elk mens. Het geloof in God, de relatie met God blijft nooit op het theoretische niveau. De Heer zelf laat dat niet toe, omdat God geen abstract begrip is, maar Geest en het Leven Die tot de mens komt. De God-mens relatie is een levende relatie en God verwacht levend geloof van de mens. Hebben we het onvoorwaardelijke geloof, zoals van koning Abgar in God of denken we door onze hoogmoed dat we zo dicht bij God dat we zo ver van Hem verwijderd zijn? Wat voor soort geloof hebben we na 1700 jaar christelijk leven? Hebben we God lief of zijn we de Schepper van de schepselen vergeten? Jezus Christus maakt ons leven alleen maar zoeter. Het lijkt misschien dat het leven van een gelovige saai is, eentonig, niet interessant, maar dat is niet zo. Ieder van ons kan getuigen hoe zinvol ons leven is met Jezus Christus, hoe gelukkig we zijn om terug te keren naar de armen van onze Ouder.

Laten we door middel van onze liefde een heilige kelk maken van ons hart, waar Christus  verblijft en onder de mensen wordt verdeeld. Ook wij, door te geloven en Jezus Christus in ons hart te aanvaarden, moeten onze liefde delen met de mensen om ons heen. Wij christenen zijn kleine deeltjes van de Bijbel die het woord van God in ons dragen. Dus we moeten met ons leven en ons gedrag een reden zijn dat ons gedrag het geloof roept in de mensheid.

Evangelie: Lucas 4:14-23

Het begin van Jezus’ prediking

14En Jezus keerde door de kracht van de Geest terug naar Galilea, en het gerucht over Hem verspreidde zich door heel de omgeving. 15En Hij gaf onderwijs in hun synagogen en werd door allen geprezen.

Jezus in Nazareth verworpen

16En Hij kwam in Nazareth, waar Hij opgevoed was, en ging naar Zijn gewoonte op de dag van de sabbat naar de synagoge, en Hij stond op om te lezen. 17En aan Hem werd het boek van de profeet Jesaja gegeven, en toen Hij het boek opengedaan had, vond Hij de plaats waar geschreven stond: 18De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen wie gebroken van hart zijn, 19om aan gevangenen vrijlating te prediken en aan blinden het gezichtsvermogen, om verslagenen weg te zenden in vrijheid, om het jaar van het welbehagen van de Heere te prediken. 20En toen Hij het boek dichtgedaan en aan de dienaar teruggegeven had, ging Hij zitten, en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gevestigd. 21Hij begon tegen hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren in vervulling gegaan. 22En zij betuigden Hem allen hun instemming en verwonderden zich over de woorden van genade die uit Zijn mond kwamen, en zij zeiden: Is Híj niet de Zoon van Jozef? 23Maar Hij zei tegen hen: U zult Mij ongetwijfeld dit spreekwoord voorhouden: Dokter, genees uzelf; alles waarvan wij gehoord hebben dat het in Kapernaüm gebeurd is, doe dat ook hier in Uw vaderstad.

 

27 oktober 2019  Uitvinding van het kruis

Na de kruisiging werd het lichaam van de Heer niet aan het kruis gelaten, maar werd het door de inspanningen van vrome Joseph Arimatheas naar beneden gehaald en in een nieuw graf geplaatst, waaruit de Heer Jezus Christus verrees en vervolgens ten hemel vaarde en aan de rechterhand van Zijn Vader ging zitten. Daarna werd het heilige Kruis, geheiligd door het bloed van Christus het instrument van redding voor de mensheid, twee keer verloren, maar desondanks is het nooit vergeten. In de voorzienigheid van de Heer werd het kruisbeeld voor het eerst gevonden door de vrome Patronike in de eerste eeuw, en vervolgens in de vierde eeuw door de koningin Heghine. En hoe vaak de Joden ook probeerden zijn wonderen toe te schrijven aan afgoden, niets is gelukt; Het ‘licht van de Christenen’ scheen in Goddelijke glorie en bewees opnieuw de waarheid van de lippen van de apostel Paulus: ‘Laat u niet misleiden. God laat niet met zich spotten ‘(Gal. 6: 7).

Het maakt niet uit hoe verraderlijk en sluw de vijand is, ongeacht hoeveel en hoe gevarieerd zijn vallen zijn, hij kan de glorie en kracht van God niet verbergen of verwaarlozen, want hij die geestelijk zicht heeft, ziet de glorie en kracht in elke stap, in elke situatie, en houdt niet op de Almachtige te verheerlijken.

“Hij die zijn kruis niet neemt en mij niet volgt, is mij niet waardig ”(Matt. 10:38), waarschuwt de Heer Jezus Christus. Een nieuweling of iemand die niet bekend is met het evangelie denkt over welk kruis spreekt Hij waarzonder hij God niet kan volgen: En hier helpt apostel Paulus die in zijn brief aan de Galaten schrijft: “Wie Christus Jezus toebehoort, heeft zijn eigen natuur met alle hartstocht en begeerte aan het kruis geslagen.” (Gal. 5:24). Het gaat dus niet letterlijk over de noodzaak om te sterven door de dood aan het kruis, maar over een levenslange strijd die moeilijk is, maar toch te overwinnen, dankzij de hulp van de Almachtige God. We horen vaak van mensen die lijden aan verschillende verliezen, ziekten, beproevingen en ander lijden zeggen: “Het is mijn kruis, ik moet het dragen met geduld.” “God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: Hij geeft u mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan.” (1 Kor. 10:13), zegt de apostel.

Dus hoe moeilijk de beproeving ons ook mag lijken, hoe verslagen we ook zijn in de strijd tegen de zonde, we moeten nooit ontmoedigd raken. Vaak helpt het kruis een persoon om gereinigd te worden van de verschillende verleidingen en zwakheden waarin onze zondige zielen besmet mee zijn, en versierd ons met de deugden die ons dichter bij het gewenste Koninkrijk van God brengen.

Evangelie: Mattheüs 24:27-36

27want zoals de bliksem vanuit het oosten komt en zichtbaar is tot in het westen, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. 28Want waar het dode lichaam is, daar zullen de gieren zich verzamelen. 29En meteen na de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal zijn schijnsel niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden. 30En dan zal aan de hemel het teken van de Zoon des mensen verschijnen; en dan zullen al de stammen van de aarde rouw bedrijven en zij zullen de Zoon des mensen zien, als Hij op de wolken van de hemel komt met grote kracht en heerlijkheid. 31En Hij zal Zijn engelen uitzenden onder luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste ervan.

De uitspruitende vijgenboom

32Leer van de vijgenboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak al zacht wordt en de bladeren uitspruiten, dan weet u dat de zomer nabij is. 33Zo ook u, wanneer u al deze dingen zult zien, weet dan dat het nabij is, voor de deur. 34Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal zeker niet voorbijgaan, totdat al deze dingen gebeurd zijn. 35De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen zeker niet voorbijgaan.

Aansporing tot waakzaamheid

36Maar die dag en dat uur is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, maar alleen aan Mijn Vader.