2 februari 2020

“Ik ben het, wees niet bang” (Johannes 6:20)

De lezing van vandaag vertelt over een van de wonderen van de Heer Jezus Christus toen de Heer Jezus Christus op het water liep tijdens een storm. Nadat de Heer zich had teruggetrokken naar de berg, stapten de apostelen in een boot en zetten koers naar de kust van Kafarnaüm. Jezus Christus haastte zich niet om zich bij zijn apostelen te voegen en gaf voorkeur om de berg op te gaan en in afzondering te bidden. Dit is ook een zeer leerzame les voor ons, want Jezus toont een voorbeeld hoe belangrijk het is om tijdens gebedstijd tijd te besteden aan gebed, afgescheiden van iedereen. Om je af te scheiden van je zorgen van de zichtbare wereld, het lawaai, de verleidingen en de haast van de buitenwereld, zodat je in stilte en afzondering God kunt ontmoeten. God Die je leven en al het goede geeft en je liefheeft vanaf je eerste adem, tijdens stormen en stiltes. Terwijl Christus bijna de hele nacht verzonken was in gebed op de berg, liepen de apostelen beneden het gevaar in het water te zinken door de storm.

Stel je een ondoorzichtig donkere nacht voor. Er is een storm met het afschuwelijke lawaai van het huilen van de wind en de hevige golven met het koude water schommelen voortdurend de boot en je bevroren handen niet langer de roeispanen meer kunnen vasthouden. Als we deze vreselijke situatie niet fysiek maar geestelijk bekijken en het vergelijken met ons leven, zien we onszelf naast de angstige apostelen die geen uitweg zagen. Ieder persoon die probeert Gods weg van verlossing te volgen komt in de zee van verschillende beproevingen en verleidingen, zodat die de mogelijkheid krijgt om zijn vastberadenheid, geloof en loyaliteit te bewijzen.

De evangelist vertelt dat de boot niet ver van de kust was, aangezien de wind van voren kwam maar de apostelen twijfelden er niet aan om af te wijken van de richting die door hun Leraar was aangewezen. Uiteraard zag Christus de storm en de gevaarlijke situatie waarin Zijn geliefden waren beland, maar Hij haastte Zich niet om Zich bij hen te voegen en hen te bevrijden van de ramp. In tijde van moeilijkheden denken wij vaak dat de Heer ons vergeten is en ons geen hulp biedt. Maar zowel in het geval van de apostelen als in ons geval ziet de Heer God de grenzen van onze menselijke krachten en staat nooit toe om grotere beproevingen of leed te dragen. De Verlosser geeft ons de mogelijkheid om met constante gebed Hem te naderen. Hij geeft de mogelijkheid om ons te versterken in ons geloof en wil. Hij geeft de mogelijkheid om ons leven, onze tijd, onze gezondheid, de mensen in onze omgeving en onze materiële en immateriële waarden te waarderen. God openbaart Zijn aanwezigheid wanneer wij al onze krachten zonder te klagen hebben ingespannen en hetgeen wat we kunnen hebben gedaan. Op het moment dat we denken dat we uitgeput zijn en de golven van de zondes ons zullen dekken en we net als apostel Petrus verdrinken en onze laatste krachten inspannen om de hulp van de Heer te vragen, horen we Zijn rustgevende stem die zegt: “Wees moedig! Ik ben het, wees niet bang!” (Mattheüs 14:27). Precies op dat moment stilt de storm en de wind en klaren de wolken op.

Christus, de felle Zon, geeft door Zijn warmte en eeuwige licht, onze door de storm verkoelde en ontmoedigde harten, opnieuw leven. De hemelse Trooster (heilige Geest) troost en bemoedigd de verdrietige, die in de naam van Christus, dapper doorstaan. De Allerbarmhartigste Vader haast Zich om Zijn trouwe kinderen bij Zich te nemen, die gevaren en beproevingen van zelfopoffering hebben doorstaan, en ongeacht de grootte van de golven en de kracht van de storm voldoende moed, geloof en toewijding in zich hebben gevonden om te zeggen: “Ik ben tegen alles bestand door Hem die mij kracht geeft.” (Filippenzen 4:13).

Evangelie: Johannes 6:15-23

15Jezus​ begreep dat ze hem wilden dwingen om mee te gaan en hem dan tot ​koning​ zouden uitroepen. Daarom trok hij zich terug op de berg, alleen.

16Bij het vallen van de avond daalden zijn ​leerlingen​ af naar het meer; 17ze stapten in een ​boot​ en zetten koers naar de overkant, naar ​Kafarnaüm. Het was al donker geworden, en ​Jezus​ was nog niet naar hen toe gekomen. 18Er stak een hevige wind op en het meer werd onstuimig. 19Toen ze vijfentwintig of dertig ​stadie​ geroeid hadden, zagen ze plotseling ​Jezus​ over het meer lopen; hij was dicht bij de ​boot​ en ze werden bang. 20Maar hij zei: ‘Ik ben het, wees niet bang.’ 21Ze wilden hem aan boord nemen, maar meteen kwam de ​boot​ aan land op de plaats waar ze naartoe wilden.

 

9 februari 2020

“Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld” (Johannes 6:33)

De leer van het leven, het ware leven, is eeuwen geleden door onze Heer aan ons overgedragen en dat leven wordt uitgedrukt door liefde. De liefde waarmee de Heer ons liefhad en ons opdroeg elkaar lief te hebben en waardoor we volgelingen zouden moeten worden van het Woord van God.

De belichaming van Gods liefde is de Verrezen Redder. Hij is zo een onmisbaar onderdeel van het menselijk bestaan, dat Hij het Brood van het menselijk leven is. En waarmee ieder van ons een duurzame en voortdurende relatie heeft of dient nodig te hebben.

Jezus zegt: “Ik ben het Brood des levens” (Johannes 6:35) en geeft twee belangrijke punten aan:

Als we honger ervaren richting Christus, moeten we naar Hem toe.

Als we dorst ervaren richting Christus, moeten we in Hem geloven.

Dat wil zeggen: Als de heilige Communie onze honger en dorst stilt, wij volledig en in alle eerlijkheid in Jezus moeten geloven en met een versterkt geloof richting Christus moeten lopen op de weg van de waarheid en op de deur van de Verlosser moeten kloppen.

Het Lichaam en het Bloed van de Heer is het ware voedsel en drinken, want het is een remedie tegen de zonden en ongerechtigheden, een garantie voor zuiverheid en eeuwigheid. “Wie Mijn Lichaam eet en Mijn Bloed drinkt, heeft eeuwig leven” (Johannes 6:54). Dit heeft een verbinding met onze voorvader, Adam, die zondigde en stierf na het eten van de verboden vrucht. Dus door het eten vestigde hij de zonde in ons, maar God geeft ons op de dag van vandaag nog de kans om lichamelijk, door de Verlosser, ons te rechtvaardigen en onsterfelijk te worden.

Echter moeten we oppassen voor deze machtige mysterie, want de apostel Paulus maakt ons attent door te zeggen: “Laat daarom iedereen zichzelf eerst toetsen voordat hij van het Brood eet en uit de beker drinkt, want wie eet en drinkt maar niet beseft dat het om het Lichaam van de Heer gaat, roept zijn veroordeling af over zichzelf” (1 Korintiërs 11:28-29).

Onze vaders wijzen ons op drie belangrijke punten van de heilige Communie: geloof, kennis en heiligheid. Geloof in Christus en al Zijn sacramenten, die het begin en de basis zijn van het christelijke leven, dat de eerste garantie is voor de eeuwigheid.

Uiteraard is geloof nutteloos zonder kennis, want als je niet weet in wat en in wie je gelooft, is het onmogelijk om geloof te hebben.

Des te meer als je met volle bewustzijn gelooft in God en dat alles zonder leven is. Ofwel als het leven dat door Christus is overgedragen aan ons door de weg van het kruis, niet wordt tot leven wordt geroepen in ons leven, blijft het enkel als een levenloos en krachteloos woord. Ons geloof dienen wij tot leven te roepen en toe te passen in ons leven.

Tijdens elke heilige Liturgie, is het geconsacreerde Lichaam en Bloed van Christus in de vorm van wijn en brood, de zoete vrucht van nieuwe liefde. Dit zal de zielen van ons volk heiligen, bekrachtigen en met liefde vullen. Want: “Het brood van God is het Brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.” (Johannes 6:33). “Wanneer iemand dit Brood eet zal hij eeuwig leven.” (Johannes 6:51). “Wie Mijn Lichaam eet en Mijn Bloed drinkt, blijft in Mij en Ik blijf in hem.” (Johannes 6:56).

Evangelie: Johannes 6:22-38

22De volgende dag stond de menigte weer aan de oever van het meer. Ze hadden gezien dat er maar één ​boot​ was en dat ​Jezus​ niet aan boord was gegaan, maar dat zijn ​leerlingen​ alleen vertrokken waren. 23Nu legden er andere ​boten​ uit Tiberias aan, dicht bij de plek waar ze het brood gegeten hadden nadat de ​Heer​ het dankgebed had uitgesproken. 24Toen de mensen zagen dat ​Jezus​ en zijn ​leerlingen​ er niet waren, stapten ze in die ​boten​ en voeren ze naar ​Kafarnaüm​ om hem te zoeken.

25Ze vonden hem aan de overkant van het meer en vroegen: ‘Rabbi, wanneer bent u hier gekomen?’ 26Jezus​ zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: u zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent. 27U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de ​Mensenzoon​ zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven.’ 28Ze vroegen: ‘Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?’ 29‘Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft,’ antwoordde ​Jezus.

30Toen vroegen ze: ‘Welk wonderteken kunt u dan verrichten? Als we iets zien zullen we in u geloven. Wat kunt u doen? 31Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven staat: “Brood uit de hemel heeft hij hun te eten gegeven.”’ 32Maar ​Jezus​ zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niet ​Mozes​ heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; hij geeft u het ware brood uit de hemel. 33Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’ 34‘Geef ons altijd dat brood, ​Heer!’ zeiden ze toen. 35‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei ​Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. 36Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u me gezien. 37Iedereen die de Vader mij geeft zal bij mij komen, en wie bij mij komt zal ik niet wegsturen, 38want ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft.

 

16 februari 2019

Laat wie dorst heeft bij Mij komen en drinken! “Rivieren van levend water zullen uit het hart van wie in Mij gelooft,” zo zegt de Schrift. Johannes 7:37-38

De mensen bewaarden generatie op generatie het verhaal van de verlossing van hun voorouders maar Christus riep in de tempel en nodigde de mensen uit om hun eigen verlossing te vormen. Alhoewel de woorden van de Heer buitengewoon en schokkend waren, waren ze niet helemaal vreemd voor ze, want ze hadden meerdere malen de profetieën over de Messias gelezen. De evangelist beschrijft het als volgt: “Toen de mensen in de menigte dit hoorden zeiden ze: ‘Dit moet wel de profeet zijn.’ Anderen beweerden: ‘Het is de Messias.’” (Johannes 7:40-41).

“Laat wie dorst heeft bij Mij komen en drinken.” (Johannes 7:37). Deze woorden van de Heer zijn net zo helder en zuiver als water, en zijn een grote bron van vreugde voor de harten die dorstig zijn. Maar de Heer belooft nog meer. Hij belooft dat er rivieren van levend water zullen stromen uit de harten van hen die in Hem geloven (Johannes 7:38).

De Heer wijst op een belangrijke voorwaarde voor iemand die dorst heeft. Uiteraard heeft ieder mens dorst naar de Heer, aangezien God hen een geest heeft gegeven, maar weinigen voelen en accepteren deze dorst. Zelfs koning David, die door de heilige Geest de gave van profeteren had gekregen en de aanwezigheid van God en Zijn liefde en genade genoot, zong: “Zoals een hert smacht naar stromend water, zo smacht mijn ziel naar U, o God. Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God” (Psalm 42:2-3 (41:2-3 LXX)).

Tegenwoordig zeggen veel artsen en voedingsdeskundigen dat we het gevoel van dorst verwarren met honger. In plaats van te drinken nemen we voedingswaren terwijl we dorst hebben. Of we proberen onze dorst te lessen met frisdranken of sappen maar dit zijn slechte en tijdelijke dorstlessers, want niks gaat boven water. Water is onvervangbaar. De Heer God openbaart deze waarheid twee duizend jaar terug: God is onvervangbaar en onmisbaar in het leven en voor de vitaliteit van de mens.

Om je hiervan te overtuigen moet je om je heen kijken. Ontneem het ware geloof uit een mens en vervang dit door alle rijkdommen en plezieren van de hele wereld. Probeer het geloof te vervangen door verschillende filosofieën, autoriteiten of verschillende talenten. Denk je dat dit je waarlijk gelukkig zal maken? Denk je dat deze vervangingen tot waarlijke vreugde, kalmte of innerlijke harmonie kunnen leiden? Als je nog steeds twijfelt vervang geloof door het woord “water” en dan zul je zien dat de bovengenoemde dingen geen cent waard zijn in vergelijking hiermee, wanneer iemand in de woestijn is en sterft van de dorst. Om niet te sterven van de dorst moeten we eerst accepteren, bewust worden van het feit dat we dorst hebben en vervolgens drinken van de bron van het leven. Ofwel geloven dat Christus ons leven geeft en de schenker is van alle goede dingen.

Evangelie: Johannes 7:37-52

37Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond ​Jezus​ in de ​tempel, en hij riep: ‘Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! 38“Rivieren van levend water zullen stromen uit het ​hart​ van wie in mij gelooft,” zo zegt de Schrift.’ 39Hiermee doelde hij op de ​Geest​ die zij die in hem geloofden zouden ontvangen; de ​Geest​ was er namelijk nog niet, want ​Jezus​ was nog niet tot Gods majesteit verheven.

40Toen de mensen in de menigte dit hoorden zeiden ze: ‘Dit moet wel de ​profeet​ zijn.’ 41Anderen beweerden: ‘Het is de ​messias,’ maar er werd ook gezegd: ‘De ​messias​ komt toch niet uit Galilea? 42De Schrift zegt toch dat de ​messias​ uit het nageslacht van ​David​ komt en uit Betlehem, waar ​David​ woonde?’ 43Zo ontstond er verdeeldheid in de menigte, 44en sommigen wilden hem grijpen, maar niemand deed hem iets.

45De dienaren van de hogepriesters en de ​farizeeën​ gingen terug. Toen hun werd gevraagd: ‘Waarom hebben jullie hem niet meegebracht?’ 46antwoordden ze: ‘Nog nooit heeft een mens zo gesproken!’ 47Maar de ​farizeeën​ zeiden: ‘Hebben jullie je ook al laten misleiden? 48Er is toch geen enkele leider of ​farizeeër​ tot geloof in hem gekomen? 49Alleen de massa die de wet niet kent – vervloekt zijn ze!’ 50Maar ​Nikodemus, die destijds bij ​Jezus​ was geweest, iemand uit hun eigen kring, zei: 51‘Onze wet veroordeelt iemand toch pas als hij gehoord is en als bekend is wat hij heeft gedaan?’ 52Ze zeiden tegen hem: ‘Kom jij soms ook uit Galilea? Zoek het maar na, dan zul je zien dat er uit Galilea geen ​profeet​ kan komen.’

 

23 februari 2020

“s-Nachts haast mijn ziel zich naar U, o God, want Uw geboden zijn licht op aarde.” (Jesaja 26: 9)

Vandaag viert onze Moederkerk de eerste zondag van het Grote vasten, de Boen Barekendan, carnaval, waarin het leven in het Paradijs wordt herinnerd. Het Grote vasten begint met grote vreugde en eindigt glorieus met de verrijzenis van onze Heer Jezus Christus. Het leven is de mens ontnomen door zijn ongehoorzaamheid en met de verrijzenis van Christus belooft dit terug te keren.

Tijdens deze jaarlijkse 50 dagen durende periode proberen we de aardse zorgen opzij te zetten en ons te concentreren op de behoeftes van onze geest. Tijdens deze wonderbaarlijke tijd vragen de God de Vader om door Jezus Christus onze oude gewaad en schoenen aan te trekken, die we verloren hebben door onze zondige bestaan (zie Lucas 15:22). Dit is een leven gevende periode, waarin we God de Vader vragen om door de gaven van de heilige Geest ons opnieuw te zuiveren van onze zondes, zoals heilige Nerses de Begaafde dat doet in zijn gebeden.

De mens is zondig en heeft constant de behoefte om gereinigd te worden. Net zoals ons lichaam constante zorg nodig heeft, heeft ook onze geest constante zorg nodig. Dit is waarom het Grote vasten een verlichtende periode van verzoening is. Niet een zware last die rust op onze schouders die we gedwongen moeten dragen door donkere dagen. Verzoenen is niet een treurig proces maar een proces van verlichting en vernieuwing. Het Grote vasten is een mogelijkheid om tot inkeer te komen en tot in de grote diepten van onze geest onze zonden te beschouwen. De doopvont is een bassin waarin we door middel van de doop gereinigd worden van de Adamzonde. Het Grote vasten is een periode waarin we onszelf kunnen reinigen van periodieke zondes, ons geweten kunnen onderzoeken, onze zondes kunnen biechten aan God en mensen en vervuld kunnen worden met de gaven van de heilige Geest. Iedere zonde wordt overwonnen door de hulp en gave van God. Dus als we ons overgeven aan God en Hem voor onze geest laten zorgen.

Laten we God vragen om ons hart reinigen en dat onze deugden betekenisvol zijn en geen imitaties, zodat we geen veroordeling van onze hemelse Rechter horen. “reinig eerst de binnenkant van de drinkbeker en de schotel, zodat ook de buitenkant daarvan rein wordt.” (Mattheüs 23:26). Christus’ woorden raden ons aan om aandacht te geven aan de betekenis van onze deugden en niet aan de manier van, zodat onze inspanningen en krachten niet nutteloos worden ingezet. Dat onze periode van verzoening productief en vruchtbaar wordt en vreugde brengt in onze geest en geen vermoeiing. Dat onze geest wordt verrijkt met de gaven van God.

Wat we tijdens het Grote vasten belangrijk achten zal belangrijk zijn en waarde geven in ons leven. Als we het belangrijk achten om ons aan de geboden te houden tijdens het Grote vasten zal dat gebruikelijk worden in ons hele leven. Als we tijd besteden aan het gebed, en niet alleen gebeden voor verzoening maar ook dankgebeden, zullen in ons hele leven de begeleiding van de hemelse zegening voelen. Als we tijden het Grote vasten barmhartig zijn en liefdadigheden doen, zullen liefdadigheden gebruikelijk worden in ons leven, ook buiten het Grote vasten, want dat is de Wil van onze Heer.

Dit geldt voor de geboden die ons aanzetten iets te ondernemen maar ook voor de geboden die ons ertoe wijzen iets af te wijzen. Als we tijdens het vasten vermijden om te oordelen en te roddelen zal deze waakzaamheid ook na het vasten blijven. Als we proberen om de mensen om ons heen niet te onderdrukken maar met hen te verzoenen zal dit een karaktereigenschap van ons worden.

Moge de Heer in deze periode van vasten en verzoening ons kracht geven en onze gebeden aanvaardbaar zijn voor de Heer. Dat we zondag na zondag, stap na stap, met de zegening van God en de begeleiding van onze geestelijke vaders, de betekenissen van de door onze Kerkvaders ingestelde vieringen en dagen leren begrijpen, want een ieder van ons moet deze periode met vrees en liefde volbrengen.

Evangelie: Mattheüs 6:1-21

61Let op dat jullie de ​gerechtigheid​ niet beoefenen voor de ogen van de mensen, alleen om door hen gezien te worden. Dan beloont jullie Vader in de hemel je niet. 2Dus wanneer je ​aalmoezen​ geeft, bazuin dat dan niet rond, zoals de huichelaars doen in de ​synagoge​ en op straat om door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 3Maar als je ​aalmoezen​ geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. 4Zo blijft je ​aalmoes​ in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.

5En wanneer jullie ​bidden, doe dan niet als de huichelaars die graag in de ​synagoge​ en op elke straathoek staan te ​bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 6Maar als jullie ​bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en ​bid​ tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.

7Bij het ​bidden​ moeten jullie niet eindeloos voortprevelen zoals de heidenen, die denken dat ze door hun overvloed aan woorden verhoord zullen worden. 8Doe hen niet na! Jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het hem vragen. 9Bid​ daarom als volgt:

Onze Vader in de hemel,

laat uw naam ​geheiligd​ worden,

10laat uw koninkrijk komen

en uw wil gedaan worden

op aarde zoals in de hemel.

11Geef ons vandaag het brood

dat wij nodig hebben.

12Vergeef​ ons onze schulden,

zoals ook wij hebben ​vergeven

wie ons iets schuldig was.

13En breng ons niet in beproeving,

maar red ons uit de greep van ​het kwaad.

14Want als jullie anderen hun misstappen ​vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie ​vergeven. 15Maar als je anderen niet ​vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin ​vergeven.

16Wanneer jullie ​vasten, zet dan niet zo’n somber gezicht als de huichelaars, want zij doen dat om iedereen te laten zien dat ze aan het ​vasten​ zijn. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 17Maar als jullie ​vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, 18zodat niemand ziet dat je aan het ​vasten​ bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.

19Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en ​dieven​ breken in om ze te stelen. 20Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen ​dieven​ in om ze te stelen. 21Waar je schat is, daar zal ook je ​hart​ zijn.