De apostel (Simon) Petrus was één van de 12 apostelen van Christus. Hij is een van de drie apostelen die Jezus het dichtst bij Zich hield.
De naam Petrus (Kefas) betekent letterlijk ‘rots’. Jezus gaf hem deze naam toen hij Hem voor het eerst ontmoette (Johannes 1:43). Jezus vertelt later dat Petrus de rots zal zijn waar Hij Zijn kerk op zal bouwen.
Petrus staat symbool voor veel verschillende dingen. Eén daarvan is een herdersstaf. Het staat voor de rol van Petrus als herder van de kudde van Jezus zelf. Na de opstanding van Jezus gaf Hij de opdracht aan Petrus om Zijn herderdienst te leiden toen Hij hem instrueerde: ‘Weid Mijn schapen’ (Johannes 21:15-17).
Petrus wordt vaak afgebeeld met sleutels. Nadat hij zijn geloofsbelijdenis in Jezus als de Messias en de Zoon van de levende God had gemaakt, zei Jezus ‘…En Ik zal u de sleutels van het Koninkrijk der hemelen geven…’ (Mattheüs 16:19).
Na de opstanding van Jezus werd Petrus één van de meest invloedrijke christelijke leiders. In het boek van Handelingen zien we dat Petrus de persoon was waar de eerste christenen voortdurend op vertrouwden. Hij groeide uit tot een begaafd prediker en moedige leider.
De apostel Andreas was één van de twaalf apostelen van Christus. De eerste apostel die Jezus naar zich toe riep was Andreas. Hij was ook de eerste apostel die Jezus Messias noemde. Ook verwijst elk van de Evangeliën naar Andreas als de broer van Petrus.
In het Evangelie van Johannes staat het volgende geschreven over de ontmoeting van Jezus en Andreas. “De volgende dag stond Johannes er weer met twee van zijn leerlingen. Toen hij Jezus voorbij zag komen, zei hij: ‘Daar is het lam van God.’ De twee leerlingen hoorden wat Hij zei en gingen met Jezus mee. Jezus draaide zich om, en toen Hij zag dat ze Hem volgden, zei Hij: ‘Wat zoeken jullie?’ ‘Rabbi,’ zeiden zij tegen Hem (dat is in onze taal ‘meester’), ‘waar logeert U?’ Hij zei: ‘Kom maar mee, dan zul je het zien.’ Ze gingen met Hem mee en zagen waar Hij onderdak had gevonden; het was ongeveer twee uur voor zonsondergang en ze bleven die dag bij Hem. Een van de twee die gehoord hadden wat Johannes zei en Jezus gevolgd waren, was Andreas, de broer van Simon Petrus. Vlak daarna kwam hij zijn broer Simon tegen, en hij zei tegen hem: ‘Wij hebben de Messias gevonden’ (dat is Christus, ‘gezalfde’), en hij nam hem mee naar Jezus. Jezus keek hem aan en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten’ (dat is Petrus, ‘rots’).” (Johannes 35-42).
De apostel Andreas heeft vele reizen gemaakt voor het verspreiden van het Heilige Evangelie. Volgens verslagen waren een aantal van die reizen naar Achaea, gebieden rond de Zwarte Zee en Scythië.
Volgens traditie stierf Andreas rond 60 na Christus door kruisiging in de Griekse stad Patras. Volgens de Handelingen van Andreas prees Andreas het kruis als een symbool van de prachtige verlossing van Christus. Een stuk hiervan is het volgende: “Neem mij, draag mij ver weg van de mensen, en geef mij terug aan mijn Leraar, zodat, door jou, degene die mij door jou verlost heeft, mij mag ontvangen.
De apostel Filippus was één van de twaalf apostelen van Christus. Hij was een inwoner van de stad Betsaïda in Galilea en had diepgaande kennis van de Heilige Schrift. De Apostel Filippus komt meerdere keren voor in het Heilige Evangelie. Bijvoorbeeld in het eerste hoofdstuk van Johannes: ´De volgende dag wilde Jezus weggaan naar Galilea en Hij vond Filippus en zei tegen hem: “Volg Mij.”. Ook vroeg Filippus aan Christus bij het Laatste Avondmaal het volgende: “Heere, laat ons de Vader zien en het is ons genoeg.” (Johannes 14:8).
Na de Hemelvaart van de Heer predikte Filippus het Woord in Galilea, waar hij ook veel wonderen verrichtte door de kracht van God. Zo bracht hij bijvoorbeeld een dood kind tot leven in de armen van zijn moeder. Ook ging hij van Galilea naar Griekenland en predikte hij onder de Joden die zich daar hadden gevestigd. Een enkele joden berichtten over de prediking van de apostel naar Jeruzalem. Als reactie daarop kwamen enkele Schriftgeleerden, met één van de Joodse hogegpriesters, vanuit Jeruzalem naar Griekenland om apostel Filippus te ondervragen.
Apostel Filippus ontmaskerde de leugen van de hogepriester. De hogepriester zei namelijk dat de discipelen van Christus het lichaam van Christus hadden gestolen en verborgen. Filippus vertelde daarentegen dat de Farizeeën, de soldaten die op wacht stonden, hadden omgekocht om dit gerucht opzettelijk te verspreiden. Toen de Joodse opperpriester en zijn metgezellen de Heer begonnen te beledigen en Filippus aanvielen, werden zij verblind. Filipus heeft vervolgens voor hen gebeden en werd ieders gezichtsvermogen door dit gebed weer hersteld. Toen de mensen dit wonder zagen, geloofden velen van hen in Christus.
Zo heeft de apostel meerdere reizen gemaakt voor de verspreiding van het Woord van God en hebben velen het geloof in de Heer Jezus Christus aangenomen.
In de eerste eeuw werd Bartholomeüs geboren in Kana in Galilea. Hij werd verkozen tot één van de twaalf apostelen van Christus. De naam Bartholomeüs betekent ‘God heeft gegeven’ in het Hebreeuws. Voor het overige is er niet veel bekend over het leven van deze Bartholomeüs voordat hij apostel werd.
Bartholomeüs was als apostel persoonlijk getuigen van de wonderen van Jezus. Hij woonde ongeveer drie jaar bij Jezus samen met de rest van de apostelen. Na de dood, opstanding en de hemelvaart van Christus ging hij onder andere naar India, Perzië, Ethiopië, Part, Mesopotamië en Armenië om het christelijk geloof te verspreiden.
Doordat Bartholomeüs en Taddeüs de eerste personen waren die in Armenië het christelijke geloof bekend maakten en verspreidden, worden zij in de Armeens Apostolische kerk ‘de eerste verlichters van Armenië’ genoemd. Hoewel hij altijd de waarheid over Jezus sprak, geloofden sommige mensen hem niet en werd hij gemarteld en vermoord in Armenië.
Jacobus van Alfeus was één van de twaalf apostelen van onze Heer Jezus Christus. Hij was de broer van de evangelist Mattheüs. Hij wordt viermaal in de Bijbel genoemd, namelijk in Mattheüs 10:2-4, Markus 3:14-19, Lucas 6:13-16 en Handelingen 1:13-16.
Na de hemelvaart van Jezus Christus en de ontvangst van de Heilige Geest, reisde hij samen met apostel Andreas naar Judea, Edessa, Gaza en Eleftheropolis om de Evangelie te verkondigen, wonderen te verrichten en zieken te genezen. Door deze gebeurtenissen kwamen vele ongelovigen tot het geloof in de Heer Jezus Christus. Hierdoor werden vele kerken gebouwd en werden priesters en bisschoppen ingewijd door de apostelen.
Doordat Jacobus het woord van God verkondigde en hiermee het woord van God zaaide in de harten van de mensen die hij tegenkwam, wordt hij ook wel de ‘heilige zaaier’ genoemd.
Jacobus eindigde zijn reis op aarde in een Egyptische stad waar hij werd gekruisigd door ongelovigen voor zijn geloof.
De apostel Johannes onderscheidde zich als een geliefde vriend van Jezus. Hij is de schrijver van vijf boeken in de Bijbel (Het Evangelie volgens Johannes, de 3 brieven van Johannes en Openbaringen) en een pilaar in de Christelijke kerk. Ook was hij één van de eerste gekozen discipelen van de Heer en was hij de jongste van allen.
Johannes en zijn broer Jakobus, een andere discipel van Jezus, waren vissers in de Zee van Galilea toen Jezus hen riep om Hem te volgen. Ze werden later onderdeel van Christus Zijn meest betrokken personen, samen met de apostel Petrus. Zo hadden ze voorrecht bij Jezus te zijn tijdens het opwekken van de dochter van Jaïrus uit de dood, tijdens de transfiguratie en ook bij de lijdensweg van Jezus in Gethsemane.
De loyaliteit van Johannes voor Jezus was enorm. Hij was de enige van de 12 apostelen die tijdens de kruisiging van Christus aanwezig was. Na de komst van de Heilige Geest over de apostelen (Pinksteren) werkte hij samen met Petrus om onbevreesd het Evangelie in Jeruzalem te prediken en leed daarvoor martelingen en gevangenisstraf.
Johannes benadrukt voortdurend dat Jezus de Christus was, de Zoon van God, gezonden door de Vader om de zonden van de wereld weg te nemen. Hij gebruikt veel titels voor Jezus, zoals het Lam van God, de opstanding en de wijnstok. In het hele evangelie van Johannes gebruikt Jezus de uitdrukking “Ik Ben”, waarmee hij zich onmiskenbaar identificeert met God.
Apostel Johannes diende de kerk in Jeruzalem vele jaren en verhuisde daarna naar de kerk in Efeze. Tijdens één van de vervolgingen van Johannes werd Johannes naar Rome gebracht en in kokende olie gegooid maar hij kwam zonder wonden tevoorschijn. Later werd Johannes verbannen naar het eiland Patmos. Hij was de laatste discipel die nog leefde. Hij stierf op hoge leeftijd in Efeze, rond 98 na Christus.
Tegen het einde van het leven van Johannes wordt gezegd dat hij voortdurend de uitdrukking: “Mijn lieve kinderen, heb elkaar lief!” herhaalde. Hij deed dat omdat hij geloofde dat dit het belangrijkste gebod van de Heer was.
De apostel Thomas was één van de 12 apostelen van Christus. De karakter van Thomas wordt beschreven in Johannes 11:5-16. Wanneer Jezus van plan was naar Judea terug te keren, waarschuwden de discipelen Hem voor de vijandigheid van de Joden en dat ze Hem wilden stenigen. Thomas antwoordde spoedig hierop met de volgende woorden: “Laten ook wij gaan om met Hem te sterven.”. Zijn toewijding aan Jezus wordt in dit stukje van het Evangelie duidelijk uitgedrukt.
Tijdens het laatste avondmaal (Johannes 14:3-7) kon Thomas niet begrijpen wat Jezus bedoelde toen Hij zei: ‘Wanneer ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom ik terug. Dan zal ik jullie met me meenemen, en dan zullen jullie zijn waar ik ben. Jullie kennen de weg naar waar ik heen ga.’ Toen zei Tomas: ‘Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij. Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie hebben hem zelf gezien.’’
De bekendste gebeurtenis in het leven van de apostel Thomas is wellicht de uitdrukking waaruit de ‘twijfelende Thomas’ is voortgekomen. Uit Johannes 20:19-29 volgt dat Thomas niet aanwezig was toen Jezus Christus, na de opstanding, aan de discipelen verscheen. Toen De discipelen het nieuws aan Thomas vertelden zei hij: “Als ik in Zijn handen niet het litteken van de spijkers zie, en mijn vinger niet steek in het litteken van de spijkers, en mijn hand niet steek in Zijn zij, zal ik beslist niet geloven.”. Toen Christus opnieuw verscheen, zei Hij tegen Thomas: “Kom hier met uw vinger en bekijk Mijn handen, en kom hier met uw hand en steek die in Mijn zij; en wees niet ongelovig, maar gelovig.”. Zijn plotselinge reactie hierop en realisatie van de waarheid (“Mijn Heere en mijn God!”) laat zien dat hij de goddelijkheid van Jezus expliciet erkende.
De apostel Jakobus van Zebedeüs was één van de twaalf apostelen van Christus. Hij was de zoon van een man genaamd Zebedeüs en de oudere broer van de apostel Johannes. Jakobus was één van de eerste vier apostelen die Jezus riep. In Marcus 1:19-20 staat het volgende geschreven: ‘Iets verderop zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes, die in hun boot bezig waren met het herstellen van de netten, en direct riep Hij hen. Ze lieten hun vader Zebedeüs met de dagloners achter in de boot en volgden Hem.’
Jakobus was één van de drie apostelen wie Jezus het dichtstbijzijnde hield. We weten dit, omdat er drie momenten in het Evangelie zijn waarin Jezus alleen deze drie toestaat met Hem mee te gaan. Alleen zij waren getuigen van belangrijke gebeurtenissen, zoals de Transfiguratie van Christus, de opwekking van de dochter van Jaïrus en Jezus in Gethsémané.
In Markus 3:17 lezen we dat Jezus de bijnaam Boanerges gaf aan Jakobus en Johannes, wat ‘zonen van de donder’ betekent. Er is geen verklaring in de Bijbel waarom Jezus hen zo noemde. Jezus heeft echter een doel met alles wat Hij doet, dus Hij moet een goede reden hebben gehad hiervoor. Er zijn een aantal voorbeelden te benoemen waaruit afgeleid kan worden dat zij zo werden genoemd. Een voorbeeld is toen de mensen in Samaria niet reageerden op de boodschap van Jezus. Toen Jakobus en Johannes dit hoorden wilden zij dat er vuur uit de hemel op deze mensen zou neerdalen (zie Lucas 9:54).
Na zijn tocht met Jezus veranderde zijn leven en verspreidde hij het Evangelie van Jezus. Jakobus was de eerste apostel die stierf als martelaar. Zijn dood is vastgelegd in Handelingen 12:1-2: ‘Omstreeks die tijd nam koning Herodes enkele leden van de gemeente gevangen en mishandelde hen. Jakobus, de broer van Johannes, liet hij met het zwaard ter dood brengen.’
God heeft Jakobus en Johannes tot andere mensen gemaakt dan voorheen en Hij kan hetzelfde voor ons doen.
De apostel Simon was één van de twaalf apostelen van Christus. Er waren mensen die erg dicht bij Jezus stonden en een daarvan was hij. Hij was getuige van Zijn wonderen en hoorde Zijn lessen. Ook was hij getuigen van talloze gebeurtenissen waar de goddelijkheid van Jezus te zien was.
Het Nieuwe Testament geeft ons praktisch geen informatie over het persoonlijke leven van Simon, behalve dat hij een Zeloot was (Simon wordt ook wel ‘Simon de Zeloot’ genoemd). De Zeloten waren fanatieke Joodse nationalisten die de strijd aangingen om wat zij beschouwden als de zuiverheid van hun geloof. Ook haatten de Zeloten de Romeinen.
Vanuit deze achtergrond zien we dat Simon een fanatieke nationalist was, een man toegewijd aan de wet, met een hevige haat tegen iedereen die het aandurfde een verbond te sluiten met Rome. Toch kwam Simon duidelijk naar voren als een man van geloof. Hij liet al zijn haat varen voor het geloof dat hij had in zijn Heer en Meester, Jezus Christus.
Volgens traditie stierf Simon als martelaar voor de Heer Jezus Christus. Zijn apostolisch symbool is een vis die op een Bijbel ligt. De symboliek en betekenis hiervan is dat hij een voormalige visser was die door prediking een visser van mensen werd.
De apostel Mattheüs behoorde bij de 12 apostelen van Christus en was de schrijver van één van de Evangeliën van Jezus.
In de Evangeliën zien we dat een paar van de apostelen een naamsverandering ondergingen nadat ze zich bij Jezus hadden gevoegd (net als dat Simon Petrus werd). Op dezelfde manier werd Levi veranderd in Mattheüs.
Voordat Mattheüs Jezus volgde, was hij niet geliefd onder de Joden. Hij was namelijk een tollenaar (een belastinginner voor de Romeinen). Joden vertrouwden de Joden die werkten voor het Romeinse rijk niet. De meesten werden ook als hebzuchtig en egoïstisch beschouwd. Het leven van Mattheüs, voordat hij Jezus volgde, maakt hem dan ook een interessant persoon als apostel van Christus.
Christus benaderde Mattheüs toen hij belasting inde. Hij zei: “Volg Mij.” (Mattheüs 9:9). Onmiddellijk stond hij op en volgde Hem en liet zijn verleden achter hem.
Na de roeping van Mattheüs nodigde hij Jezus uit voor een feestmaal. Toen de schriftgeleerden en Farizeeën dit zagen, bekritiseerden ze Jezus omdat Hij samen met tollenaars en zondaars had gegeten. Dit bracht Jezus ertoe te antwoorden ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel; Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.’ (Markus 2:17).
Het verhaal van Mattheüs is voor iedereen die zich niet waardig voelt voor het Christendom. Jezus zal ons niet veroordelen om ons verleden, maar Hij vergeeft ons. Hij roept ons op tot een nieuw leven van heilige vriendschap met Hem. Een vriendschap die we ook aan anderen willen doorgeven.
Judas Iskariot was een van de 12 apostelen van Jezus Christus, maar is later vervangen door Matthias. Judas verraadde Jezus voor 30 zilverstukken, wat leidde tot de dood van Christus aan het kruis.
In Johannes 12:4-6 staat het volgende geschreven over Judas: “Judas Iskariot, een van de leerlingen, degene die Hem zou uitleveren, vroeg: ‘Waarom is die olie niet voor driehonderd denarie verkocht om het geld aan de armen te geven?’ Dat zei hij niet omdat hij zich om de armen bekommerde – hij was een dief: hij beheerde de kas en stal eruit.”
Dit is één van de redenen waarom mensen geloven dat Judas op zijn minst werd gemotiveerd door hebzucht toen hij Jezus verraadde.
In Matteüs 26:14-16 staat geschreven over het verraad van Judas: “Daarop ging een van de twaalf, die met de naam Judas Iskariot, naar de hogepriesters en zei: ‘Wat krijg ik van u als ik Hem aan u uitlever?’ Ze betaalden hem dertig zilverstukken. Vanaf dat moment zocht hij een gunstige gelegenheid om hem uit te leveren.”
Toen Judas zag dat Jezus ter dood was veroordeeld, kreeg hij berouw en gaf hij de 30 zilverstukken terug aan de hogepriesters en oudsten. Toen ze hem afwezen, gooide hij het geld de tempel in, ging weg en hing zichzelf op.
Degene die Judas heeft vervangen is Mattias. De apostelen komen samen om te praten over de vervanging van Judas. In Handelingen 1:23-26 staat het volgende geschreven:
“Ze stelden twee kandidaten voor: Josef Barsabbas, die de bijnaam Justus had, en Mattias. Daarna baden ze als volgt: ‘U, Heer, doorgrondt ieders gedachten. Wijs van deze beide mannen degene aan die U gekozen hebt om als apostel zijn dienende taak te verrichten en de plaats in te nemen van Judas, die zijn ondergang tegemoet is gegaan.’ Ze lieten hen loten en het lot viel op Mattias. Hij werd aan de elf apostelen toegevoegd.”