6 augustus 2023

“Dit is wat blijft: geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.” (1 Korintiërs 13:13)

God is een kenbaar en rationeel licht, en hij schiep onze geest naar zijn eigen beeld als een kenbaar en rationeel licht. En net zoals het licht van het oog de wereld eromheen niet kan zien zonder zich te vermengen met het licht van de zon, zo kan het licht van onze geest de hemelse wereld niet zien zonder het kennislicht van God. De genade van Gods kennende licht is geloof, en de kerkvaders definiëren het als volgt: geloof is een vermogen dat vanuit het eerste licht, dat wil zeggen van God, in onze ziel wordt gegoten, om geestelijke kenmerken te herkennen. Het licht van het geloof wordt in ons geplaatst door de doop, en daarmee wordt het verzegeld en in onze ziel bewaard als een onverwoestbare schat. Het water van de doopvijver reinigt eerst het vat van onze ziel van alle onzuiverheden, daarna daalt de heilige mirre in ons neer en woont het licht van Gods geloof en genade in ons.

Dit licht blijft gedurende het volgende leven in ons, en als we er geen obstakels tegen creëren met zonden, zijn onze geest en ziel verlicht. Dit stelt ons in staat om God te kennen, Zijn geboden te leren, ons leven te transformeren, ons bevrijden van de dienst van zonden, ons een aangenomen kind van God maken en een erfgenaam van het hemelse koninkrijk.

St. Grigor Narekatsi zegt dat er geen groter wonder is dan de gelukzaligheid van een ziel die bevrijd is van de boeien van zonden en het dienen van het kwaad. Het licht van het geloof stelt ons in staat de bovenmaatse goedheid van God tegenover de mensheid te zien en te erkennen. Hij is in staat de hele schepping onder de voeten van de mens te leggen, vergeving te schenken na het zondigen, Zijn enige Zoon op te offeren voor de redding van de mensheid, de heiligen en engelen te bevelen onze bewakers en helpers te zijn. Voor al deze dingen drukt de christen zijn dankbaarheid tegenover God uit en probeert hij dit te compenseren met de goede dingen van zijn hart, mond en handen.

Door een nieuw mens te worden en altijd goed te doen, ontvangt de mens de tweede gave van Gods geloof: de hoop op het eeuwige leven en de verwachting hemelse gelukzaligheid te ontvangen. Een christen, die niet vertrouwt op zijn goede daden, maar op Gods beloften en oneindige barmhartigheid, proeft de tweede vrucht van het geloof, namelijk hoop. Volgens de woorden van Christus heeft de mens de zoetheid van het hemelse koninkrijk al geproefd door gebeden, en hoe kan hij niet hopen dat de barmhartige Heer hem in het volgende leven niet hetzelfde geluk zal schenken. Hoop opent een helder pad naar het hiernamaals.

De derde gave van het geloof is de liefde, die de geest, de ziel en de zintuigen van de christen verlicht, hem naar de hemel verheft en hem verenigt met zijn Voorbeeld. En niets kan hem scheiden van de liefde van Christus: noch het brandhout, want het brandhout erin kan alle soorten vuur blussen, noch het zwaard, want het wapen van de ziel is machtiger dan alle zwaarden, noch enig ander schepsel, want het draagt ​​de Schepper van alle schepselen in zich.

Evangelie: Markus 2:1-12

Jezus’ gezag betwist

21Toen hij enkele dagen later terugkwam in Kafarnaüm, werd bekend dat hij weer thuis was. 2Er stroomden zo veel mensen toe dat er zelfs voor de deur geen plaats meer was, en hij verkondigde hun Gods boodschap. 3Er werd ook een verlamde bij hem gebracht, die door vier mensen gedragen werd. 4Omdat ze zich niet door de menigte konden wringen, haalden ze een stuk van het dak weg boven de plaats waar Jezus zat, en toen ze een opening hadden gemaakt, lieten ze de verlamde op zijn draagbed naar beneden zakken. 5Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Vriend, uw zonden worden u vergeven.’

6Er zaten ook een paar schriftgeleerden tussen de mensen, en die dachten bij zichzelf: 7Hoe durft hij dat te zeggen? Hij slaat godslasterlijke taal uit: alleen God kan immers zonden vergeven! 8Jezus had meteen door wat ze dachten en dus zei hij: ‘Waarom denkt u zoiets? 9Wat is gemakkelijker, tegen een verlamde zeggen: “Uw zonden worden u vergeven” of: “Sta op, pak uw bed en loop”? 10Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ Toen zei hij tegen de verlamde: 11‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ 12Meteen stond hij op, pakte zijn bed en ging weg; allen die dit zagen, stonden versteld en loofden God. ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien,’ zeiden ze.

 

 

13 augustus 2023

Vandaag viert de Armeense Apostolische Heilige Kerk het feest van de Tenhemelopneming van de Heilige Maagd Maria.

De Maagd Maria is de uitverkorene die deel uitmaakt aan de uitvoering van Gods reddingsplan in de geschiedenis van de menselijke redding, daarom staat de Maagd Maria in de liturgie van de kerk hoger dan de heiligen en engelen. De naam “Maria” wordt geïnterpreteerd als de geliefde, geliefde van God.

“Verheug u, u die genade hebt ontvangen, de Heer is met u, wees niet bang, want u hebt de genade van God ontvangen…” (Lukas 1:28-34). Met deze woorden groette de engel Gabriël Maria, waarmee hij de geboorte van de Zoon van de Allerhoogste aankondigde. De heilige maagd ontving het grootste geschenk van de Heer, de titel moeder te zijn van de zoon van God, met haar deugdzame gedrag en proces.

Van jongs af aan valt zij op door haar deugdzame gedrag en manieren, nederigheid, geloof en onfeilbare toewijding aan de Heer. Zij erfde dit alles van haar ouders, ontving deze opvoeding vooral van haar godvrezende moeder, de heilige Anna, van wie zij geboren werd onder de bescherming van de macht van de Allerhoogste. Dit nederige meisje, toegewijd aan de goddelijke wil, had de moed om het hemelse aanbod te aanvaarden, werd de Moeder van God, een model van het hoogste spirituele aspect en een standaard van deugd.

Het voorbeeldige en deugdzame leven van Onze-Lieve-Vrouw is al eeuwenlang een constante inspiratiebron voor de hele mensheid. Het leven van de heilige maagd als oproep aan alle vrouwen is voor hen het beste voorbeeld om het onbevlekte, nederige, deugdzame leven van de Maagd Maria te volgen. Elke vrouw moet ernaar streven om Maria te worden door haar goddelijke leven, bescheidenheid en gehoorzaamheid.

De moeilijkheden, problemen, complicaties in ons leven van vandaag komen voort uit een gebrek aan godvruchtig leven. De verschillende fenomenen van het moderne leven zorgen ervoor dat een vrouw soms niet te moeite neemt om goed na te denken over haar roeping, haar rol en haar missie.

De vrouw heeft van God de kroon van de schepping geërfd – het geschenk, het vermogen om de mens te creëren. Er is geen grotere zegen en geluk voor een vrouw dan het moederschap, een compleet christelijk gezin, waar warmte, zorgzaamheid en de grenzeloze, onbaatzuchtige en onuitputtelijke liefde van de Heer voor familieleden en vrienden te heersen.

In onze tijd vol moeilijkheden en complicaties moeten wij, als christenen, als gelovigen, proberen te leven volgens de deugden die ons zijn overgeleverd door de Heilige Maagd, zodat we door Zijn voorbede te ontvangen en Zijn steun te hebben, de kracht en genaden van de Almachtige te ontvangen en de beproevingen van dit leven te overwinnen en het pad van redding te bewandelen.

Evangelie: Lucas 1:26-38

Aankondiging van de geboorte van Jezus

26In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, 27naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria. 28Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ 29Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. 30Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. 31Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. 32Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. 33Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’

34Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.’ 35De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. 36Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, 37want voor God is niets onmogelijk.’ 38Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ Daarna liet de engel haar weer alleen.

 

 

20 augustus 2023

“Ja, jullie zijn de tempel van de levende God, die heeft gezegd: ‘Ik zal bij hen wonen en bij hen zijn. Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.” – 2 Korintiërs 6:16

Deze welsprekende woorden beschrijven de bijzondere genade die aan christenen is gegeven. God heeft grote genaden voorbereid voor al Zijn scheppingen en Hij verdeelt ze op een rationele manier, om dit leven te vullen en te verfraaien.

Maar naast die algemene genaden zijn er uitzonderlijke genaden die alleen aan een persoon kunnen worden gegeven als hij door God is geadopteerd. De laatste van de genaden die door de doop aan een persoon worden gegeven, die een aanvulling lijkt te zijn op de voorgaande, is deze. “te zijn … Tempel van de Heilige Geest”. Een christen die onder de genade van het Nieuwe Verbond leeft, ontvangt het heilige recht om een ​​Tempel van de Levende God te zijn. Noch de oude naties, noch de oude religies, noch de oude talen gaven de mens zo’n recht. Het stond ook niet in het Oude Testament. Alleen door het menselijk handelen van de Zoon van God, door het lijden, door de kruisiging, door de begrafenis en door de verlossing kan de mens worden gered; door de heilige doop. De doop opent de weg naar verlossing, niet alleen voor onze ziel, maar ook voor ons lichaam. Met deze gratie is de essentie van ons bestaan veranderd. Het beeld van God werd in ons geplaatst, in ons hart, Christus kwam op onzichtbare wijze binnen en heiligde onze innerlijke tempel. Hij kwam om onze gesteldheid weg van God te veranderen en om onze tempel schoon te maken. Eerst reinigde Hij onze tempel met de doop. En elke dag wil Christus onze tempel rein houden door middel van berouw. Maar definitief zal hij onze tempel schoonmaken ten tijde van de Verlossing,wanneer er een universele opstanding van de doden zal zijn. Maar die reinigingdient met onze instemming en medewerking te zijn. Door de reiniging van de Solomonstempel zal Christus ons ook reinigen van de zonde der zonde.

De Allerhoogste God koos een nieuwe verblijfplaats, een nieuw heiligdom, een nieuwe tempel die totaal anders was dan de vorige – het hart van de mens, dat een grote kracht en troost voor hem (de mens) werd. Er is geen hogere perfectie, eer en troost voor de mens. God is onder ons, woont in ons. Hij is niet alleen onzichtbaar bij ons, dicht bij ons, waakt niet alleen elk minuut over ons, maar ons lichaam is ook Zijn Tempel. Wat een glorieuze grootheid is dit, wat een prachtige erfenis!

De ziel die God in zichzelf aanvaardt, door communicatie met Hem, wordt de Tempel van God. En dit wordt niet alleen over iedereen in het algemeen gezegd, maar ook voor iedere gelovige afzonderlijk; wanneer iemands ziel en geest genezen zijn van de gevolgen van zonde, zijn ze verenigd met God. Op dat moment begrijpt en herkent de christen wat er in het Heilige Boek staat door zijn eigen ervaring. “Jullie zijn de Tempel van God.”

God wil in de harten van mensen wonen, maar vandaag worden die harten vernietigd door onverschilligheid en verdorven door zonde, en de Heer verbannen. Tegenwoordig is het lichaam voor de mens een instrument geworden om van eindeloze genoegens te genieten, dat de eer en het belang heeft verloren dat het door God heeft ontvangen. Op afstand van God leven is een van onze grootste zonden. De Geest van God komt en woont niet langer in onze tempels. En de apostel waarschuwt ons streng. “Als iemand Gods tempel bederft, zal God hem bederven. want de tempel van God, die u bent, is heilig” (1 Korintiërs 3:17).

Laten we daarom onze binnenkant reinigen van alle soorten vuil, laten we ijverig zijn voor de zuiverheid en heiligheid van Gods Tempel. Laten we eraan werken dat onze harten God behagen, als het huis van de Heer. Laten we oppassen dat we onze vleselijke Tempel niet verderven, laten we Gods gerechtigheid tot onze deugd maken, Zijn heiligheid als onze wet beschouwen en de Tempel van de Levende God zijn.

Evangelie: Lucas 1:39-56

Maria en Elisabet

39Kort daarop reisde Maria in grote haast naar het bergland, naar een stad in Juda, 40waar ze het huis van Zacharias binnenging en Elisabet begroette. 41Toen Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; ze werd vervuld van de heilige Geest 42en riep luid: ‘De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot! 43Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? 44Toen ik je groet hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. 45Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan.’

46Maria zei:

‘Mijn ziel prijst en looft de Heer,

47mijn hart juicht om God, mijn redder:

48hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.

Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,

49ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan,

heilig is zijn naam.

50Barmhartig is hij, van geslacht op geslacht,

voor al wie hem vereert.

51Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm

en drijft uiteen wie zich verheven wanen,

52heersers stoot hij van hun troon

en wie gering is geeft hij aanzien.

53Wie honger heeft overlaadt hij met gaven,

maar rijken stuurt hij weg met lege handen.

54-55Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar,

zoals hij aan onze voorouders heeft beloofd:

hij herinnert zich zijn barmhartigheid

jegens Abraham en zijn nageslacht,

tot in eeuwigheid.’

56Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar, en ging toen terug naar huis.

 

 

27 augustus 2023

Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader die zich over ons ontfermt, de God die ons altijd troost en ons in al onze ellende moed geeft, zodat wij door de troost die wijzelf van God ontvangen, anderen in al hun ellende moed kunnen geven. – 2 Korintiërs 1:3-4

In dit vers trekken twee woorden onmiddellijk de aandacht van de lezer: “ellende” en “troost”. Deze woorden verschijnen bijna altijd samen in ons leven. Ellendig voelen veroorzaakt mentale spanning en het gevoel van druk dat velen van ons vandaag kunnen voelen als wij aan morgen denken. Het is de diepe angst die in onze maag lijkt te drukken, vol met allerlei angsten voor de toekomst. Ellende is vaak de oorzaak van onze overbelaste dagen en slapeloze nachten.

Tegenover “ellende” staat “troost”, wat in het Armeense woordenboek als volgt wordt uitgelegd: “Wees niet getroost, wees niet bang, maak je geen zorgen.” In de Bijbel is troost echter meer dan een eenvoudig bemoedigend woord, het betekent “kracht geven”, “versterken”.

In dit vers vertelt de apostel Paulus over zijn persoonlijke ervaring, over de kracht die God hem gaf om ellende, druk en spanningen met een kalme geest en vrede het hoofd te bieden. Hij zegt ons niet bang te zijn en ons geen zorgen te maken, omdat onze Here God is “de Vader die zich over ons ontfermt, de God die ons altijd troost” (2 Korintiërs 1:3).

God is niet onverschillig en kent al onze problemen en moeilijkheden. De Barmhartige Vader is bij ons in onze pijn, verliezen, verdriet en allerlei soorten nood. Hij is niet alleen bij ons en zorgt voor ons, maar Hij belooft ook onze gekwelde zielen en geesten te troosten. Wat voor problemen wij ook hebben, laten wij altijd onthouden dat wij kunnen vertrouwen op Gods liefdevolle barmhartigheid en Zijn almachtige kracht.

Zeker, Hij geeft Zijn kracht en vrede niet alleen aan ons, maar “zodat wij door de troost die wijzelf van God ontvangen, anderen in al hun ellende moed kunnen geven” (2 Korintiërs 1:4).

Evangelie: Markus 4:35-41

Vijf confrontaties: geloof en ongeloof

35Aan het eind van die dag, toen het avond was geworden, zei hij tegen hen: ‘Laten we het meer oversteken.’ 36Ze stuurden de menigte weg en namen hem mee in de boot waarin hij al zat, en voeren samen met de andere boten het meer op. 37Er stak een hevige storm op en de golven beukten tegen de boot, zodat die vol water kwam te staan. 38Maar hij lag achter in de boot op een kussen te slapen. Ze maakten hem wakker en zeiden: ‘Meester, kan het u niet schelen dat we vergaan?’ 39Toen hij wakker geworden was, sprak hij de wind bestraffend toe en zei tegen het meer: ‘Zwijg! Wees stil!’ De wind ging liggen en het meer kwam helemaal tot rust. 40Hij zei tegen hen: ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet?’ 41Ze werden bevangen door grote schrik en zeiden tegen elkaar: ‘Wie is hij toch, dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?’