4 november
“Want er is niets verborgen wat niet openbaar zal worden.” (Lukas 8:17)
We hebben allemaal iets verborgen in onze ziel en dit geheim is niets anders dan de zonde. Een verkeerde daad waarvoor we ons schamen en bang zijn dat het openbaar wordt. Hetzelfde geldt voor het goddelijke Licht, dat in een hoek van onze zielen is verborgen. Wij zijn geschapen als kinderen van God, om kinderen van het Licht te zijn. Wanneer deze waarheid zich aan ons openbaart zullen we ons niet schamen, in tegenstelling tot het eerstgenoemde.
Wanneer Christus zegt dat niets dat verborgen is geheim blijft, heeft dit allereerst betrekking op het goddelijk Licht, de goddelijke waarheid. De waarheid die voor de mensen verborgen was. Alleen door de Openbaring en Verrijzenis van de Heer werd dit kenbaar voor de mens en kende de mens God. Met geestelijke ogen werd de mens onderdeel van Gods plannen en Zijn geboden, zoals de herders in de streek van Bethlehem. De heerlijkheid van de Heer omscheen hen toen de engel hen het goede nieuws van de geboorte van de Zoon van God verkondigde, waarna zij voor de hele wereld getuigden over de Openbaring van de Zoon en Zijn geboorte in de kribbe (Lukas 2:8-21). De namen van deze herders zijn ons niet bekend, maar zij zijn gekroond met onsterfelijkheid door hun krachtige ogen. De wijzen uit het oosten zagen de goddelijke waarheid in de vorm van een schijnende ster en herkenden God (Mattheüs 2:1-11). Toen Christus Zijn discipelen vroeg wie Hij is, konden zij niets antwoorden, maar op dat moment openden de geestelijke ogen van Petrus en hij antwoordde: “U bent de Christus, de Zoon van de levende God.”(Mattheüs16:13-20). Toen Jezus na Zijn Opstanding in de bovenzaal verscheen, zei hij tegen Apostel Thomas: “Kom hier met uw vingen en bekijk Mijn handen, en kom hier met uw hand en steek die in Mijn zij.” En de ogen van Thomas werden geopend en hij verkondigde: “Mijn Heer, mijn God!” Op dezelfde manier werd Saulus, die christenen vervolgde, onderweg naar Damascus verblind door het licht van de hemel. Hij wilde begrijpen wat er met hem gebeurde en vroeg: “Wie bent U, Heer?” En de Heer zei: “Ik ben Jezus, Die u vervolgt.” Paulus werd zich bewust van de waarheid en werd de 13e apostel van de Zoon van God.
God was verborgen voor de mensen maar door de Menswording van Jezus Christus werd de mens onderdeel van Gods wezen. Door Jezus kreeg de mens het vermogen om het verborgen koninkrijk in zich te zien. “Het Koninkrijk van God komt niet op waarneembare wijze. En men zal niet zeggen: Zie hier of zie daar, want, zie, het Koninkrijk van God is binnen u.” (Lukas 17:20-21). De mens kan met zijn spirituele ogen voor zichzelf de waarheid onthullen die verborgen was.
Als vandaag de dag de goddelijke realiteit verborgen is voor ons, is het omdat onze geestelijke ogen gesloten zijn. Daarbij leidt hetgeen dat wij met onze fysieke ogen zien, ons richting de zonde, precies hetgeen dat wij verborgen willen houden. We willen het verborgen houden en zo leven we in de onrust dat onze begane zonden niet geopenbaard worden.
De Heer biedt ons een ander leven, een andere realiteit. Een realiteit waarin we God leren kennen en onze geestelijke ogen openen. Door deze realiteit te onthullen zullen we de tastbare aanwezigheid van God in ons leven voelen. Dan zullen we het gevoel hebben dat we Gods kinderen zijn, kinderen van het Licht. Dit gevoel, een constante kalmte, zal de onrust van de zonde vervangen. De ontdekking van God aanwezigheid creëert een gelukkige gemoedstoestand. Gods aanwezigheid maakt ons in iedere situatie, zelfs in de meest moeilijke situaties in ons leven, gelukkig en met Gods aanwezigheid blijft onze gemoedstoestand constant zo.
Evangelie: Lukas 8:17-21
Want er is niets verborgen wat niet openbaar zal worden; en er is niets geheim wat niet bekend zal worden en in de openbaarheid komen. Let er dan op hoe u luistert, want wie heeft, aan hem zal gegeven worden; en wie niet heeft, ook wat hij denkt te hebben, zal van hem afgenomen worden.
De echte familie van Jezus
Zijn moeder en Zijn broers kwamen naar Hem toe, maar zij konden niet bij Hem komen vanwege de menigte. 20En sommigen berichtten Hem: Uw moeder en Uw broers staan buiten en willen U zien. Maar Hij antwoordde en zei tegen hen: Mijn moeder en Mijn broeders zijn dezen, die het Woord van God horen en dat doen.
11 november
“Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij zal behouden worden.” (Lukas 8:50)
De Bijbelse lezing van vandaag gaat over de opstanding van de dochter van Jaïrus en de genezing van de 12 jaar lang bloedende vrouw. Jaïrus was een Joodse heerser die naar Jezus toe kwam, zich aan Zijn voeten wierp en smeekte Hem naar zijn huis te komen en zijn enige dochter, dat op sterven lag, te genezen. Onderweg naar Jaïrus z’n huis, gebeurt er nog een wonder. De vrouw die 12 jaar lang last had van bloedingen, “maar door niemand genezen had kunnen worden”, liep naar Jezus toe, raakte de rand van zijn kledij aan en werd genezen. Jezus zegt tegen de vrouw die Hem aanraakt: “Heb goede moed, dochter, uw geloof heeft u gered; ga heen in vrede!” (Lucas 8:48). Op dat moment komen er mensen uit Jaïrus z’n huis en geven aan dat zijn dochter is overleden. Jezus zegt tegen Jaïrus: “Wees niet bang, maar geloof, dan zal ze worden gered” (Lucas 8:50). Eenmaal aangekomen in Jaïrus z’n huis, ziet Jezus de huilende ouders en zegt: “Huil niet; zij is niet gestorven, maar zij slaapt”(Lucas 8:52). Wanneer Jezus verklaart dat de dochter niet dood is maar slaapt, duidt Hij het verband aan tussen het oude testament en de hoofdboodschap van het nieuwe testament, namelijk dat de dood een dutje is, een tijdelijke rust, een pauze vóór de opstanding van de doden. Vervolgens herrees Jezus het meisje.
In deze twee wonderbaarlijke verhalen wordt door beide personen die medische hulp verzoeken, het woord “gered” gebruikt. Wanneer Jaïrus naar Jezus gaat, zegt hij in zijn verzoek: “… zodat zij gered wordt leven zal”. De vrouw die leed aan bloedingen dacht voordat ze bij Jezus kwam ook: “als ik dicht bij Hem kom, zal ik gered worden”. En wanneer Jezus de geredde vrouw bemoedigde, bevestigt Hij die realiteit: “uw geloof heeft u gered”.
Redding wordt op twee manieren waargenomen, namelijk oppervlakkig en diep theologisch. Redding betekent letterlijk bevrijd worden van enig gevaar. De bloedende vrouw is bevrijd van een chronische ziekte. De dochter van Jaïrus wordt gered en wordt bevrijd van een dodelijke ziekte. In een diepe theologische betekenis, wanneer Jezus de vrouw redt van de bloedingen en de dochter van Jaïrus van de dood, benadrukt Hij de universele redding. Redding is in een brede zin, in een theologische zin, definitief. De mens wordt niet gered van diverse ziektes, allerlei vormen van lijden en van het hoogtepunt van het lijden, namelijk van de dood. Maar de mens zal voor altijd gered worden, wat door middel van de opstandig van Jezus de realiteit werd.
Door wat kwamen deze twee genezingen tot leven? Door de kracht van God of het geloof van de mens? Alleen het hebben van geloof is niet genoeg om te genezen, vooral niet om terug te keren van de dood. De bloedende vrouw wist dat. Zij probeerde jaren lang, door te geloven in de dokters, te worden genezen. De genezing ontstaat wanneer het geloof en de kracht van God samenkomen. Geloof is de belijdenis van eigen machteloosheid en tegelijkertijd de belijdenis van de kracht van God. Het samenkomen van de menselijke zwakte en de kracht van God zorgen ervoor dat er zich dergelijke wonderen voordoen.
Laten we het ook hebben over een ander belangrijk fenomeen. Deze genezingen kwamen tot stand door een aanraking. De momenten van de aanrakingen worden benadrukt door evangelisten. Ook in onze hedendaagse leven heeft het aanraken een belangrijke betekenis. Er zijn tegenwoordig veel mensen, voor wie het leven met het geloof, de spirituele perceptie erg abstract is en zeer ongrijpbaar. Ze maken zelfs diegenen belachelijk die bijvoorbeeld de deur van de kerk bij binnenkomst een kus geven of het kruis van de priester een kus geven. Veel items in onze kerk zijn geheiligd, gescheiden van de normale items zoals de tafel en de tafel van de heilige altaar, de kruisen en het heilig kruis, de deur en de kerkdeur, menselijke botten en de relikwieën van de heiligen. Deze kerk items en relikwieën van de heiligen zijn geheiligd met kracht. Vele gelovigen hebben persoonlijke verandering (verbetering) gevoeld bij het aanraken van deze items en relikwieën. Hun ziel vulde zich met de kracht van God, vervuld met veranderingen dankzij het geloof. Als resultaat hebben zij lichamelijke en geestelijke gezondheid en vrede bereikt. Toen Jezus uiteindelijk het geloof van deze vrouw bevestigde als een stimulans en fundament voor de redding, Hij zegende en zei: “Ga in vrede”. Tegenwoordig zijn onze levens erop gericht om die geestelijke vrede te bereiken. Het is niet toevallig dat wij tijdens de gehele kerkdienst vrede en rust van de priester gezegend krijgen. En het is ook niet toevallig dat de priester tijdens het zegenen van de vrede met zijn hand de heilige tafel en de heilige kelk aanraakt, waarop het brood en de wijn staan waarmee de levende aanwezigheid van onze Heer Jezus wordt aangetoond. Ons leven is in vrede en er komt vrede in ons leven wanneer er aanraking is met de kracht van de Heer. Zowel onze kerken, de items in onze kerken en de heilige relikwieën in onze kerken zijn geïnspireerd door de kracht van God. En alle mensen die door aanraking en door het woord van God zijn veranderd verlaten de kerk in vrede.
Evangelie: Lukas 8:49- 56
Terwijl Hij nog sprak, kwam er iemand van het huis van het hoofd van de synagoge en zei tegen hem: Uw dochter is gestorven; val de Meester niet lastig. Maar toen Jezus dat hoorde, antwoordde Hij hem: Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij zal behouden worden. Toen Hij in het huis gekomen was, liet Hij niemand binnenkomen dan Petrus, Jakobus, Johannes, en de vader en de moeder van het kind. Allen huilden luid en bedreven rouw over haar. Hij zei: Huil niet; zij is niet gestorven, maar zij slaapt. En zij lachten Hem uit, omdat zij wisten dat zij gestorven was. Maar toen Hij hen allen naar buiten gestuurd had, pakte Hij haar hand en riep: Kind, sta op! En haar geest keerde terug en zij stond onmiddellijk op; en Hij gaf opdracht dat men haar te eten zou geven. En haar ouders waren buiten zichzelf, en Hij beval hun dat zij niemand zouden zeggen wat er gebeurd was.
18 november
“Wie dit kind in Mijn Naam bij zich opneemt, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt Hem op die Mij gezonden heeft. Want wie de kleinste onder jullie allen is, die is werkelijk groot” – Lucas 9:48
Onze Heer en Verlosser, Jezus Christus, zag het meningsverschil tussen de discipelen over wie van hen de grootste is en zette een kind voor hen neer om de ware grootheid uit te leggen. Christus zegt: “Voorwaar, Ik zeg u: Als u zich niet verandert en wordt als de kinderen, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan. Wie zich dan zal vernederen als dit kind, die is de belangrijkste in het Koninkrijk der Hemelen.” (Mattheus 18:3-4).
Waarom worden als de kinderen? Een kind is nooit bezorgd over zijn grootheid en glorie maar in het geval van de apostelen is dit helaas niet het geval. In het evangelie van Mattheüs komen we dezelfde gedachtegang tegen. De moeder van Jakobus en Johannes vraagt Jezus om haar ene zoon rechts en de ander links van Hem in het Koninkrijk van de hemel te laten zitten. Christus zegt: “maar wie onder u groot wil worden, die moet uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, die moet uw dienaar zijn, zoals ook de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een losprijs voor velen.” (Mattheus 20:26-28). De Heer heeft zichzelf als voorbeeld aan ons laten zien. “Want wie de kleinste onder jullie allen is, die is werkelijk groot” (Lucas 9:48).
Daarom wijst Christus naar het kind, omdat het kind zich niet boven een ander verkiest. Om een echte Christen te zijn, wijst de Heer op de nederigheid van de kinderen. Hij droeg de discipelen op om net zo nederig als de kinderen te worden en zo de grootheid van het hemelse Koninkrijk waardig te worden. God wil dat we ernaar streven om net zoals kinderen te zijn en hun voorbeeldige kenmerk over te nemen, hun nederigheid.
Van de kinderen moeten we leren maar ze moeten ook op de juiste manier worden geleid. Bovendien, toen de Zoon van God op de wereld kwam, benadrukte Hij om geen verleiding te worden voor de kinderen. “Maar wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, doet struikelen, het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen aan zijn hals gehangen was en hij in de diepte van de zee gezonken was.” (Mattheus 18:6). Vanaf de kindertijd begint de weg van het menselijk leven. Vanaf dan moeten we oppassen dat we niet een verzoeking voor de kinderen worden en geen reden dat zij afstand nemen van God maar dat we juist in staat zijn om het kind naar de Goddelijke waarheden te leiden. We kennen allemaal de waarde van een goede opvoeding voor de samenleving. Kinderen hebben behoefte aan juiste waarden, ze hebben ons nodig om hen over God te vertellen en hun spirituele opvoeding niet te verwaarlozen. Kinderen zijn door hun zuiverheid onder de Goddelijke genade. Uit de woorden van Christus over kinderen, begrijpen we hoe waakzaam hun engelen zijn en hoeveel verantwoordelijkheid we dragen om hen voor te bereiden als aardse maar ook hemelse burgers. Want we zijn niet alleen verantwoordelijk voor onszelf maar ook voor onze kinderen om het Koninkrijk van God te erven.
Evangelie: Lukas 9:44-50
Laat deze woorden tot uw oren doordringen, want de Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen van mensen. Maar zij begrepen dat woord niet en het bleef voor hen verborgen, zodat het niet tot hen doordrong. En zij vreesden Hem een vraag te stellen over dat woord.
Waarschuwing tegen eerzucht
Er ontstond een meningsverschil onder hen over de vraag wie van hen de belangrijkste was. Maar toen Jezus de overweging van hun hart zag, nam Hij een kind en zette dat bij Zich. En Hij zei tegen hen: Wie dit kind ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem Die Mij gezonden heeft. Want wie de minste onder u allen is, die zal belangrijk zijn. Johannes antwoordde en zei: Meester, wij hebben iemand gezien die in Uw Naam demonen uitdreef, en wij hebben het hem verboden, omdat hij U niet samen met ons volgt. En Jezus zei tegen hem: Verbied het niet, want wie niet tegen ons is, die is voor ons.
25 november
“… Immers, al heeft iemand overvloed, zijn leven behoort niet tot zijn bezit.” Lukas 12:15
In de geschiedenis is er altijd een onderscheid geweest in verschillende sociale lagen. De een verdient veel en de ander minder. De een wordt geboren in extreme armoede terwijl de andere een enorme erfenis erft en dus ontstaat er ongelijkheid. Het evangelische verhaal van de dag is het verhaal van de rijke dwaas, die zijn oude schuren wil vernietigen en grotere bouwen, goederen wil verzamelen voor vele jaren en zorgeloos wil leven. Echter negeerde hij in dit alles de Almachtige Heer, de Schepper van alle goede dingen. Hij werkte zonder rekening te houden met Gods wil. Hij stelde zich niet eens voor dat zijn rijkdom enkel zorgde voor de lichamelijke behoeften maar dat de Heer der Geesten zijn ziel morgen zou nemen.
Volgens een middeleeuwse parabel ging een wijs man naar een rijke man en vroeg om geld. De rijke man probeert de wijze man in verlegenheid te brengen met een zelfverzekerde en trotse houding. De rijke vraagt hoe het kan dat de wijze hem altijd om iets vraagt maar omgekeerd hij de wijze helemaal om niets vraagt. Omdat, zegt de wijze man, de rijken de nuttigheid van wijsheid niet kennen, maar de wijzen kennen het nut van het geld wel.
Uiteraard is het niet iedere rijke die de waarde van wijsheid niet kent. Rijkdom is geen slechte zaak als je het op een manier gebruikt die aangenaam is voor God. Velen handelen volgens de woorden van de apostel, zij vullen de tekortkomingen van hun overvloed (Korinthiërs 8:14). Liefdadigheid is praktisch gebed. Het heeft geen speciale tijd of beperking dus moeten we ieder uur het goede doen (Galaten 6:10).
De waarde van ons leven wordt niet bepaald door materiële bezittingen, vermakelijke dingen en tijdelijke blijdschappen van deze wereld. Het doel van die dingen is om lichaam te voeden. Wij, christenen, weten en geloven dat de echte waarde van het leven zit in het vlekkeloos houden van onze morele aard en onze geest eerlijk. “Want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen” (Lucas 12:15).
“Want u kent de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden.” (2 Korintiers 8:9). Dus laten we, verrijkt met de gaven van onze Heer, het leven van ons geloof bouwen en het pad vervolgen dat ons naar de eeuwigheid zal leiden.
Evangelie: Lukas 12:13-21
De rijke dwaas
En iemand uit de menigte zei tegen Hem: Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen. Maar Hij zei tegen hem: Mens, wie heeft Mij tot rechter of verdeler van een erfenis over u aangesteld? En Hij zei tegen hen: Kijk uit en wees op uw hoede voor de hebzucht. Immers, al heeft iemand overvloed, zijn leven behoort niet tot zijn bezit. En Hij zei tot hen een gelijkenis en sprak: Het land van een rijke man had veel opgebracht. En hij overlegde bij zichzelf en zei: Wat zal ik doen? Want ik heb geen ruimte om mijn vruchten op te slaan. En hij zei: Dit zal ik doen: ik zal mijn schuren afbreken en grotere bouwen en ik zal daarin al mijn koren en al mijn goederen opslaan. En ik zal tegen mijn ziel zeggen: Ziel, u hebt veel goederen liggen voor veel jaren. Neem rust, eet, drink en wees vrolijk. Maar God zei tegen hem: Dwaas! In deze nacht zal men uw ziel van u opeisen; en wat u gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn? Zo is het met hem die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God.