3 maart 2024 – Rentmeester Zondag

Vandaag is het “Rentmeester Zondag”, de vierde zondag van het Grote Vasten. Deze naam is ontleend aan de gelijkenis van de “Oneerlijke Rentmeester”, die door onze Heer Jezus Christus wordt verteld in het Evangelie van Lucas (16:1-9). De gelijkenis van de Oneerlijke Rentmeester gaat, net als andere evangelische gelijkenissen, over het Koninkrijk der Hemelen. De gelijkenis legt een onzichtbare werkelijkheid uit door een zichtbare werkelijkheid. Het lijkt velen echter vreemd waarom de Heer Jezus de oneerlijke rentmeester afbeeldt als een voorbeeld om net als hem te zijn.Laten wij vanaf het begin opmerken dat de Heer Jezus helemaal geen onrecht prijst, maar de intelligentie, vindingrijkheid en de manier waarop de rentmeester met geld omgaat. “En de heer prees de oneerlijke rentmeester, omdat hij slim had gehandeld” (Lukas 16:8). De Heer moedigt de vindingrijkheid van de rentmeester omdat hij geld eindelijk als middel gebruikte en niet als doel. De rentmeester begreep dat de echte rijkdom in deze wereld niet uit materiële goederen bestaat, maar uit vrienden. Iemand kan materieel rijk zijn, maar helemaal eenzaam. De rentmeester was wijs genoeg om deze simpele waarheid te begrijpen want als je vrienden hebt, ben je nooit alleen. Jezus spoort Zijn apostelen en ons aan om als de vindingrijke rentmeester te handelen en in plaats van materiële zekerheid te streven naar de zekerheid van het eeuwige leven. Als de mensen van deze wereld op ingenieuze wijze elke kans benutten om hun leven voorspoedig te maken, zouden de zonen van het licht dan de door God gegeven kansen moeten gebruiken om het eeuwige leven te leven.

De laatste regels van de gelijkenis onthullen de hele betekenis en het doel van de gelijkenis. ‘‘Ook Ik zeg jullie: maak vrienden met behulp van de valse mammonen, opdat jullie in de eeuwige tenten worden opgenomen wanneer de mammon er niet meer is” (Lukas 16:9).
Elke donatie die aan de behoeftigen wordt gegeven, is een middel om vrienden te “maken”, zowel op aarde als in de hemel. Zoals de Heer Jezus zegt: op de Dag des Oordeels zullen wij gerechtvaardigd worden voor onze goede daden. “Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.” Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven?  Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en opgenomen, U naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben wij gezien dat U ziek was of in de gevangenis zat en zijn naar U toe gekomen?” En de Koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie hebben gedaan hebben voor mijn broeders, dat hebben jullie voor mij gedaan.” (Mattheüs 25:35-40).

Elke daad van naastenliefde in deze wereld is inderdaad een voorspraak in de hemel bij de Almachtige God. De heilige Hovhannes Mandakuni zegt in een van zijn toespraken: “Wat je aan de hongerigen geeft, leg je in de handen van Christus, die je zal belonen op de Dag des Oordeels.”

In deze wereld zijn wij door God aangesteld als rentmeesters en op de laatste dag van ons leven zal God ons vertellen: “Geef rekenschap en draag uw kapitaal over, omdat u geen rentmeester meer kunt zijn.” Laten wij ons daarom zo goed mogelijk op die dag voorbereiden, laten wij oppassen voor de aanbidding van geld en de verleiding om er een afgod van te maken. Laten wij al onze mogelijkheden gebruiken, niet in het belang van persoonlijk welzijn, maar in het belang van onpersoonlijk welzijn. En als wij aan liefdadigheid doen, laten wij dan in gedachten stilletjes tegen de ander zeggen: “Gedenk mij op de Dag des Oordeels.”

Evangelie: Lucas 16:1-31

Rijkdom en gerechtigheid

1Hij richtte zich ook tot zijn leerlingen: ‘Er was eens een rijke man die een rentmeester had en te horen kreeg dat de rentmeester zijn eigendommen verkwistte. 2De rijke man riep de rentmeester bij zich en zei tegen hem: “Wat hoor ik over jou? Leg verantwoording af van je beheer, want je kunt niet langer rentmeester blijven.” 3Toen zei de rentmeester bij zichzelf: Wat moet ik doen nu mijn heer mij het beheer afneemt? Werken op het land kan ik niet en voor bedelen schaam ik me. 4Maar ik weet al wat ik moet doen om ervoor te zorgen dat de mensen, wanneer ik van mijn beheerderstaak ben ontheven, mij bij hen thuis ontvangen. 5Een voor een riep hij de schuldenaars van zijn heer bij zich. De eerste vroeg hij: “Hoeveel bent u mijn heer schuldig?” 6“Honderd vaten olijfolie,” antwoordde de schuldenaar. De rentmeester zei tegen hem: “Hier is uw schuldbewijs, ga zitten en maak er gauw vijftig van.” 7Daarna vroeg hij aan de volgende schuldenaar: “En u, hoeveel bent u schuldig?” “Honderd balen graan,” luidde het antwoord. De rentmeester zei: “Hier is uw schuldbewijs, maak er tachtig van.” 8En de Heer prees de oneerlijke rentmeester omdat hij slim had gehandeld. De kinderen van deze wereld gaan immers slimmer met elkaar om dan de kinderen van het licht. 9Ook Ik zeg jullie: maak vrienden met behulp van de valse mammon, opdat jullie in de eeuwige tenten worden opgenomen wanneer de mammon er niet meer is.

10Wie betrouwbaar is in het geringste, is ook betrouwbaar als het om veel gaat, en wie oneerlijk is in het geringste, is ook oneerlijk als het om veel gaat. 11Als jullie onbetrouwbaar blijken in de omgang met de valse mammon, wie zal jullie dan werkelijk belangrijke dingen toevertrouwen? 12En als jullie onbetrouwbaar blijken met wat een ander toebehoort, wie zal jullie dan geven wat jullie zelf toekomt? 13Geen enkele knecht kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.’

14De farizeeën, die geldzuchtig waren, hoorden dit alles aan en ze haalden honend hun neus voor Hem op. 15Maar Jezus zei tegen hen: ‘U wilt bij de mensen voor rechtvaardig doorgaan, maar God kent uw hart. Wat bij de mensen in hoog aanzien staat, is een gruwel in de ogen van God.

16De Wet en de Profeten gaan tot aan Johannes: sindsdien wordt het koninkrijk van God verkondigd, en iedereen wordt met klem genodigd binnen te komen. 17Maar nog eerder vergaan hemel en aarde dan dat er ook maar één titel van de wet wegvalt. 18Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel, en ook wie trouwt met een vrouw die door haar man is verstoten, pleegt overspel.

19Er was eens een rijke man die gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde. 20Een bedelaar die Lazarus heette, lag voor de poort van zijn huis, overdekt met zweren. 21Hij hoopte zijn maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er kwamen alleen honden aanlopen, die zijn zweren likten. 22Op zekere dag stierf de bedelaar, en hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten. Ook de rijke stierf en werd begraven. 23Toen hij in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde. 24Hij riep: “Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dopen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.” 25Maar Abraham zei: “Kind, bedenk wel dat jij je deel van het goede al tijdens je leven hebt ontvangen, terwijl Lazarus niets dan ongeluk heeft gekend; nu vindt hij hier troost, maar lijd jij pijn. 26Bovendien ligt er een wijde kloof tussen ons en jullie, zodat wie van hier naar jullie wil gaan dat niet kan, en ook niemand van jullie naar ons kan oversteken.” 27Toen zei de rijke man: “Dan smeek ik u, vader, dat u hem naar het huis van mijn vader stuurt, 28want ik heb nog vijf broers. Hij kan hen dan waarschuwen, zodat ze niet net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen.” 29Abraham zei: “Ze hebben Mozes en de Profeten: laten ze naar hen luisteren!” 30De rijke man zei: “Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe komt, zullen ze tot inkeer komen.” 31Maar Abraham zei: “Als ze niet naar Mozes en de Profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.”’

 

 

10 maart 2024 – Rechterszondag

Vandaag is het “Rechterszondag”, de vijfde dag van het Grote Vasten. Deze naam is ontleend aan de gelijkenis van de “onrechtvaardige rechter”, die door onze Heer Jezus Christus wordt verteld in het evangelie van Lucas (Lucas 18:1-8).

Helemaal aan het begin van de gelijkenis onthult Lucas de Evangelist de betekenis van de gelijkenis: “Men moet altijd bidden zonder te wanhopen”. Het feit dat de Heer Jezus deze gelijkenis vertelt en de evangelist Lucas deze voor ons optekent, betekent dat het gebed best moeilijk kan zijn. De Heer Jezus spoort zijn discipelen aan om te volharden in het gebed en niet ontmoedigd te raken, want volharden en volhouden in gebed is geen gemakkelijke taak.

Het is gemakkelijk om te beginnen met bidden, maar de moeilijkheid komt wanneer we het gevoel hebben dat onze gebeden onbeantwoord blijven. Als we bidden voor de genezing van een zieke en we merken geen positieve verandering, is volharding noodzakelijk. Als we God vragen om niet in de verleiding te komen, en verleidingen blijven ons bestormen, dan is doorzettingsvermogen nodig. Wanneer we bidden voor de bescherming van onze dierbaren en zij in de problemen komen, is het alsof er water over de vlammen van het gebed wordt gegoten. Het is inderdaad moeilijk om te bidden als je voortdurend om gerechtigheid vraagt, en het onrecht blijft winnen. De boodschap van de gelijkenis is duidelijk. “Wees niet ontmoedigd en wanhoop niet.” Door vol te houden krijgt de weduwe uiteindelijk antwoord op haar verzoek.

De figuur van de rechter heeft zeker niets met God te maken, maar de Heer Jezus maakt hier een vergelijking van het kleinere naar het grotere. “Als een onrechtvaardige rechter het verzoek inwilligt van een weduwe die hij niet kent en er niets om geeft, geloof je dan niet dat God, die je bij naam kent, van je houdt en je als de Zijne beschouwt, je gebeden zal horen en ze zal vervullen?’’

Dus als u in uw leven te maken krijgt met “onrechtvaardige rechters”, wees dan niet ontmoedigd en blijf bidden. Als je met een dilemma wordt geconfronteerd en geen uitweg ziet, wanhoop dan niet en blijf op Gods deur kloppen. Bid zonder wanhoop. God heeft je het gebod en de goddelijke gelegenheid gegeven om te vragen, en net als een liefhebbende ouder die zijn kinderen kent en liefheeft, zal onze hemelse Vader onze gebeden beantwoorden in overeenstemming met zijn Heilige Wil, op het perfecte moment en voor ons hoogste goed.

Evangelie: Lucas 17:20-18:14

De komst van de Mensenzoon

20Toen de farizeeën Jezus vroegen wanneer het koninkrijk van God zou komen, antwoordde Hij: ‘De komst van het koninkrijk van God laat zich niet aanwijzen, 21en men kan niet zeggen: “Kijk, hier is het!” of: “Daar is het!” Maar weet wel: het koninkrijk van God ligt binnen uw bereik.’

22Tegen de leerlingen zei Hij: ‘Er komt een tijd dat jullie ernaar zullen verlangen een van de dagen van de Mensenzoon te zien, maar jullie zullen die dag niet meemaken. 23Dan zullen de mensen tegen jullie zeggen: “Kijk daar!” of: “Kijk hier!” Maar doe dat niet en schenk er geen aandacht aan. 24Want zoals de bliksem licht geeft wanneer hij van de ene naar de andere kant van de hemel flitst, zo zal de Mensenzoon verschijnen. 25Maar eerst moet Hij veel lijden en door deze generatie verworpen worden. 26En zoals het eraantoe ging in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Mensenzoon: 27ze aten, ze dronken, ze trouwden, ze werden uitgehuwelijkt, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging en de vloed kwam die iedereen verzwolg. 28Of zoals het eraantoe ging in de dagen van Lot: ze aten, ze dronken, ze kochten, ze verkochten, ze plantten, ze bouwden; 29maar op de dag waarop Lot wegtrok uit Sodom, regende het vuur en zwavel uit de hemel en kwamen allen om. 30Zo zal het ook gaan op de dag waarop de Mensenzoon wordt geopenbaard. 31Wie op die dag op het dak van zijn huis is moet niet beneden nog zijn bezittingen gaan halen, en wie op het land is moet niet naar huis terugkeren. 32Denk aan de vrouw van Lot! 33Wie probeert zijn leven veilig te stellen zal het verliezen, maar wie het verliest zal het behouden. 34Ik zeg jullie, die nacht zullen er twee in één bed liggen: de een zal worden meegenomen, de ander achtergelaten. 35Twee vrouwen zullen samen aan het malen zijn: de een zal worden meegenomen, de ander achtergelaten.’ 37Ze vroegen Hem: ‘Waar, Heer?’ Hij antwoordde: ‘Waar een lijk is, daar verzamelen zich de gieren.’

181Hij vertelde hun een gelijkenis over de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven: 2‘Er was eens een rechter in een stad die voor God geen ontzag had en zich van de mensen niets aantrok. 3Er woonde ook een weduwe in die stad, die steeds weer naar hem toe ging met het verzoek: “Doe mij recht in het geschil met mijn tegenstander.” 4Maar lange tijd wilde hij dat niet doen. Ten slotte zei hij bij zichzelf: Ook al heb ik voor God geen ontzag en trek ik me van de mensen niets aan, 5toch zal ik die weduwe recht verschaffen omdat ze me last bezorgt. Anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan.’ 6Toen zei de Heer: ‘Luister naar wat deze rechter zegt, al minacht hij ook het recht. 7Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen? Hij hoort hen immers geduldig aan. 8Ik zeg jullie dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal Hij dan geloof vinden op aarde?’

De erfgenamen van het koninkrijk van God

9Met het oog op degenen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde Hij de volgende gelijkenis. 10‘Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een farizeeër en de ander een tollenaar. 11De farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf: “God, ik dank U dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. 12Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af.” 13De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich berouwvol op de borst en zei: “God, wees mij zondaar genadig.” 14Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd.’

 

 

17 maart 2024 -Adventszondag

“Wanneer dat alles staat te gebeuren, richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij!” – Lucas 21:28

De zesde zondag van de Grote Vasten wordt Adventszondag genoemd. De Evangelies van vandaag vertellen ons dat Christus bij zijn eerste komst verscheen als een Verlosser, in de vorm van een Dienaar, maar bij Zijn tweede komst zal Hij verschijnen als een machtige Koning.

Bij zijn komst kwam de Heer om Zijn genade en barmhartigheid aan de mensheid uit te delen. Zijn eerste komst was verborgen, zoals de profeet Jesaja zegt: “Wie Zijn afkomst kent.” Hij behandelde iedereen met zachtmoedigheid en nederigheid, gaf Zijn leven als losprijs voor onze zonden en rechtvaardigde ons met Zijn opstanding. De tweede komst zal zich manifesteren in de glorie van de Vader, in een wolk van licht en in het gezelschap van vurige engelen.

Volgens dit gezegde kent niemand de tijd van de wederkomst. “Niemand weet wanneer die dag en dat moment zullen aanbreken, ook de hemelse engelen en de Zoon niet, alleen de Vader weet het” (Mattheüs 24:36).

Vóór de wederkomst van Christus zal de Antichrist komen, besneden worden, de wet van Mozes houden en mensen misleiden door te zeggen dat hij de Christus is en de joden zullen hem geloven. Degenen die de Antichrist niet geloven, zal hij doodmartelen. Dan zal Christus dat beest met Zijn komst doden.

Met de komst van de Heer zullen de hemelen worden geopend, zullen de krachten van de hemel en duizenden engelenlegers in beweging komen, en zij zullen Jezus de Koning volgen, en Zijn toorn zal groot zijn. De hemel en de aarde zullen door vuur worden gereinigd. Net zoals we eerst de bliksem zien en dan de donder horen, zo zal bij de komst van de Heer eerst het kruis gezien worden en dan zal de Heer verschijnen. Dan zal het oordeel plaatsvinden.

Jezus Christus zal het universum vernieuwen bij Zijn tweede komst en zal Zijn heiligen de kroon des levens geven. Dan zal Hij Zijn engelen uitzenden, en onder luid bazuingeschal zullen zij zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeenbrengen, van het ene uiteinde van de hemelkoepel tot het andere (Mattheüs 24:31). De zielen van degenen die in slaap zijn gevallen, zullen terugkeren naar hun lichaam en naar de hemel opstijgen om Hem te ontmoeten.

Net zoals de eerste komst van Jezus Christus een gelegenheid was voor allen die in God geloofden en vertrouwden, zo is Zijn tweede komst ook voor ons christenen, omdat we eindelijk onze Verlosser en God zullen ontmoeten. Degenen die Jezus Christus in dit leven verwerpen of ontkennen, zullen Hem ontmoeten als de Rechter die  “de wijnpers van de hevige woede van de almachtige God treden” (Openbaring 19:15).

Laten we op Gods Woord vertrouwen en al in dit leven volgens Zijn geboden en in Zijn aanwezigheid leven. Laten we met geloof en geestelijke vreugde wachten op de tweede komst van ons Heiland, Jezus Christus, en “wanneer dat alles staat te gebeuren, richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij!” (Lucas 21:28).

Evangelie: Lucas 21:5-38

De komst van de Mensenzoon

5Toen er gesproken werd over de tempel, over de mooie stenen en wijgeschenken waarmee hij versierd was, zei Hij: 6‘Wat jullie hier zien … er zullen dagen komen waarop geen steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken.’ 7Ze stelden Hem toen de vraag: ‘Meester, wanneer zal dat allemaal gebeuren en aan welk teken kunnen we het herkennen?’ 8Jezus zei: ‘Let op, laat je niet misleiden. Want er zullen velen komen die mijn naam gebruiken en zeggen: “Ik ben het,” of: “De tijd is gekomen.” Volg hen niet! 9Als jullie berichten horen over oorlog en opstand, raak dan niet in paniek. Die dingen moeten eerst gebeuren, maar dat is nog niet meteen het einde.’ 10Hij vervolgde: ‘Het ene volk zal tegen het andere ten strijde trekken en het ene koninkrijk tegen het andere, 11er zullen zware aardbevingen komen en hongersnoden en epidemieën alom, en er zullen aan de hemel grote en verschrikkelijke tekenen verschijnen. 12Maar eerst zullen jullie worden mishandeld en vervolgd en uitgeleverd aan de synagogen, jullie zullen worden opgesloten in de gevangenis en worden voorgeleid aan koningen en gouverneurs omwille van mijn naam. 13Dan zullen jullie moeten getuigen. 14Bedenk wel dat jullie je verdediging niet moeten voorbereiden. 15Want Ik zal jullie woorden van wijsheid schenken die door geen van je tegenstanders kunnen worden weerstaan of weersproken. 16Zelfs je ouders en broers, verwanten en vrienden zullen je uitleveren, en ze zullen sommigen van jullie ter dood laten brengen. 17Jullie zullen door iedereen worden gehaat omwille van mijn naam. 18Maar geen haar van je hoofd zal verloren gaan. 19Red je leven door standvastigheid!

20Wanneer jullie zien dat Jeruzalem door legertroepen omsingeld is, weet dan dat de verwoesting van de stad nabij is. 21Wie in Judea is moet dan de bergen in vluchten, wie in Jeruzalem is moet er wegtrekken, en wie op het land is moet niet naar de stad gaan, 22want in die dagen wordt de straf voltrokken, waardoor alles wat geschreven staat in vervulling zal gaan. 23Wat zal het rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! Want het land zal in diepe ellende verkeren, en een zwaar vonnis zal de bevolking treffen. 24De inwoners zullen omkomen door het zwaard of overal heen in gevangenschap worden weggevoerd, terwijl Jeruzalem vertrapt zal worden door heidenen, tot hun tijd voorbij is. 25Dan zullen er tekenen zijn aan de zon en de maan en de sterren, en op aarde zullen de volken sidderen van angst voor het gebulder en het geweld van de zee; 26de mensen zullen bezwijken van angst om wat er met de wereld zal gebeuren, want de hemelse machten zullen wankelen. 27Maar dan zullen ze op een wolk de Mensenzoon zien komen, bekleed met macht en grote luister. 28Wanneer dat alles staat te gebeuren, richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij!’

29Hij vertelde hun ook een gelijkenis: ‘Kijk naar de vijgenboom en al de andere bomen. 30Als je ziet dat ze uitlopen, weet je dat de zomer in aantocht is. 31Zo moeten jullie ook weten, wanneer je die dingen ziet gebeuren, dat het koninkrijk van God nabij is. 32Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren. 33Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden verdwijnen nooit. 34Pas op dat jullie hart niet afgestompt raakt door de roes en de dronkenschap en de zorgen van het dagelijks leven, zodat die dag jullie overvalt, 35onvoorspelbaar als een val die dichtklapt. Want plotseling zal hij komen over allen die waar ook op aarde wonen. 36Wees waakzaam en bid onophoudelijk dat je kracht ontvangt om te ontkomen aan de dingen die gebeuren gaan en om voor de Mensenzoon te kunnen verschijnen.’

37Overdag gaf Hij onderricht in de tempel, maar ’s avonds vertrok Hij om de nacht door te brengen op de Olijfberg. 38Iedere ochtend kwam het hele volk al vroeg naar de tempel om naar Hem te luisteren.

 

 

24 maart 2024 – Palmzondag

“Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer, gezegend in de hoogste.” – Mattheüs 21:9

Vandaag viert de Armeense Kerk Palmzondag, de herdenking van de triomfantelijke intocht van onze Heer Jezus Christus in Jeruzalem.

Onze Heer Jezus Christus ging, net als alle gelovigen, als pelgrim naar Jeruzalem om deel te nemen aan de Paasviering. Het verschil was dat Hij met het nieuwe Pasen Zijn leven zou offeren aan het kruis en door het vergieten van Zijn levengevende bloed de mensheid zou bevrijden uit de gevangenschap van hun zonden. Hij ging Jeruzalem binnen als het “Lam van God”, die door Zichzelf te offeren het gordijn van de zonden dat tussen de mens en God staat te verscheuren en de deuren dat naar het koninkrijk van God leidt te openen.

Het volk verwachtte de glorieuze intocht van de zoon van David in Jeruzalem koninklijk en met een respectievelijk leger, maar er verscheen een heel ander beeld voor hun ogen. Jezus trad nederig de heilige stad binnen, zittend op een ezel samen met Zijn discipelen en vergezeld door velen die vreugdevol hun kleding op de weg spreidden zodat de Heer erover heen zou gaan. Anderen hadden palm- en olijftakken in hun handen en prezen de Heer en schreeuwden: “Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer, gezegend in de hoogste.” (Mattheüs 21:9)

De menigte verwelkomde Hem terecht als een Koning, in wiens persoon de beloften van God vervuld zouden worden. Zij hadden echter een verkeerd beeld over het koninkrijk en de overwinning van Jezus Christus. In plaats van met de Romeinse soldaten te vechten, moest de Heer Jezus de dood overwinnen door het offer aan het Kruis. Deze boodschap is voor velen nog steeds moeilijk te begrijpen. De Verlosser en Koning van de wereld, de vleesgeworden Zoon van God,  stierf nederig een smadelijke dood aan het kruis, om de mens naar de onvergelijkbare hoogten van de hemel te verheffen en de mens de vreugde te schenken van eeuwig leven door Zijn wonderbaarlijke opstanding.

Palmzondag is een uitnodiging om de Hemelse Koning te ontmoeten Die de wil van de Vader komt verwezenlijken, om ons te bevrijden van de duisternis van de zonden en van de dood. De Verlosser die vandaag Jeruzalem binnenkomt, treedt ook in onze zielen binnen om in ons hart te regeren en onze angsten en twijfels te verdrijven. Laten we Hem in ons hart aanvaarden en trouw blijven aan Hem die zelfs Zijn leven niet voor ons heeft gespaard. Laten wij onze Heer Jezus Christus verheerlijken met een oprecht gebed en zeggen: “Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer, gezegend in de hoogste.”

Evangelie: Mattheüs 21:1-9

Intocht in Jeruzalem

1Toen ze Jeruzalem naderden en bij Betfage op de Olijfberg kwamen, stuurde Jezus twee leerlingen eropuit 2met de opdracht: ‘Ga naar het dorp dat daar ligt. Zodra je het binnenkomt, zul je een ezelin vinden die daar vastgebonden staat met haar veulen. Maak de dieren los en breng ze bij Me. 3En als iemand jullie iets vraagt, antwoord dan: “De Heer heeft ze nodig.” Dan zul je ze meteen meekrijgen.’ 4Dit is gebeurd omdat in vervulling moest gaan wat door de profeet gezegd is: 5‘Zeg tegen vrouwe Sion: “Kijk, je koning is in aantocht, Hij is zachtmoedig en rijdt op een ezelin en op een veulen, het jong van een lastdier.”’

6De leerlingen gingen op weg en deden wat Jezus hun had opgedragen. 7Ze brachten de ezelin en het veulen mee, legden er mantels overheen en Jezus ging erop zitten. 8Vanuit de menigte spreidden velen hun mantels op de weg uit, anderen braken takken van de bomen en spreidden die uit op de weg. 9De talloze mensen die voor Hem uit liepen en achter Hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hoogste hemel!’

 

 

31 maart 2024 – Pasen

‘‘Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf.’’ – Johannes 20:4

Op de dag van de verrijzenis van de Heer komt de zon op boven de stad die nog slaapt. Maria Magdalena rent naar de apostelen toe om te vertellen over het verdwijnen van het lichaam van de Heer Jezus: ‘‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze Hem nu neergelegd hebben.’’ (Johannes 20:2)

Een onbegrijpelijke wens ontstaat in de harten van de apostelen. Petrus en de andere leerling van wie de Heer Jezus veel hield, sluiten zich aan bij Maria en rennen gehaast, met al hun kracht, richting het graf. ‘‘Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf.’’ (Johannes 20:4)

Zo is het eerste teken van de nieuwe schepping. De grote steen die een belemmering was voor hoop, was weggerold, het graf is leeg en de race tussen duisternis en licht, moedeloosheid en hoop is begonnen.

De verrezen Jezus Christus roept ons op om te rennen. Vanuit de duisternis van wanhoop richting het Licht van de ochtendglorie van de Verrijzenis. Om de levengevende hoop en genezing die uit dat Licht vloeit, te brengen naar hen die nog tasten in de duisternis van ongeloof en wanhoop.

CHRISTUS IS VERREZEN UIT DE DODEN!

Evangelie: Johannes 20:1-18

Opstanding

1Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria van Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen voor het graf was weggehaald. 2Ze liep snel weg, naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze Hem nu neergelegd hebben.’ 3Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf. 4Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. 5Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen. 6Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wel in. Ook hij zag de linnen doeken, 7en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek. 8Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde. 9Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat Hij uit de dood moest opstaan. 10De leerlingen gingen terug naar huis.

11Maria stond bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, 12en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. 13‘Waarom huil je?’ vroegen ze haar. Ze zei: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd.’ 14Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. 15‘Waarom huil je?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was en zei: ‘Als u Hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u Hem hebt neergelegd, dan kan ik Hem meenemen.’ 16Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’ (Dit Hebreeuwse woord betekent ‘meester’.) 17‘Houd Me niet vast,’ zei Jezus. ‘Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zeg tegen hen dat Ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’ 18Maria van Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat Hij tegen haar gezegd had.