7 juli 2024

“Zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht” – Mattheüs 17:2

Vandaag is het feest van de gedaanteverwisseling van onze Heer Jezus Christus. De Verlichting van Jezus was de uitdrukking van Zijn goddelijke stralende ziel. Hoewel het hele leven van Christus verweven is met een groot aantal wonderen, heeft dit kleine incident toch een bijzonder wonderbaarlijke en mysterieuze betekenis. Dit wonder is alsof de mens een kleine opening richting de onsterfelijkheid ziet.

Enkele dagen voor de Verlichting getuigde de apostel Petrus dat hun Meester Christus de beloofde Messias was. Vanaf dat moment was het fundament van de Kerk van Jezus al gelegd. Dat heilige instituut, de kerk, kon echter alleen worden opgebouwd door het onberispelijke bloed van het Onsterfelijke Lam van God, Jezus Christus en talloze christelijke martelaren.

De Heer opende op de berg Tabor een stukje van de hemel dat bedekt is voor menselijke ogen, zodat de discipelen van Jezus niet ontmoedigd zouden worden door het sombere uitzicht van de Golgotha dat bestaat uit Zijn verraad, het lijden, de minachting, oneerbiedigheid en Zijn kruisiging. Zo gunde de Heer hen een korte blik op de wereld waar Hij vandaan kwam en waar Zijn ware volgelingen naartoe zullen gaan.

Als christenen die in dit aardse leven met Jezus leven, kunnen we net als de apostel Petrus uitroepen: “Heer, het is goed dat we hier zijn”, en net als de apostel Paulus zouden wij het beter vinden om te “verlangen om op te stijgen en met Christus te zijn”.

Als christenen leren we echter van dezelfde apostel Paulus dat “het belangrijk is om in dit aardse leven te blijven”. Met een wonder is het misschien mogelijk om bergen te verzetten en rivieren abrupt te laten stoppen met stromen, maar het is onmogelijk om plotseling, zelfs met een wonder, een eenvoudig persoon tot een hoge morele persoonlijkheid te verheffen. Hiervoor moet je constant hard werken tegen de wereld en vleselijke verlangens.

Verlichting of verandering- beide woorden verklaren de geest van het Evangelie. Een christen verandert en transformeert zijn leven positief met de kennis van het Heilige Evangelie. Het menselijk leven moet voortdurend vernieuwd worden volgens de leer van de liefde van Jezus. Deze historische episode, met zijn schoonheid en dictaat, heeft in zichzelf de kracht om zielen te transformeren; het is voldoende dat het in zijn eigen betekenis wordt begrepen.

Apostel Paulus zegt: “Nadat we het geloof hebben aanvaard, weerspiegelen we de glorie van de Heer als een spiegel, omdat we naar Zijn gelijkenis worden getransformeerd en vernieuwd en opstijgen naar de hoogste glorie…” (2 Korintiërs. 3:18).

Evangelie: Mattheüs 16:13 – 17:13

Wie is Jezus?

13Toen Jezus in het gebied van Caesarea Filippi kwam, vroeg Hij zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’ 14Ze antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.’ 15Toen vroeg Hij hun: ‘En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ 16‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God,’ antwoordde Simon Petrus. 17Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel. 18En Ik zeg je: jij bent Petrus, en op die rots zal Ik mijn kerk bouwen; de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. 19Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven; alles wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en alles wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ 20Daarop verbood Hij de leerlingen ook maar tegen iemand te zeggen dat Hij de Messias was.

21Vanaf die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, en dat Hij gedood zou worden, maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt. 22Petrus nam Hem terzijde en begon Hem fel terecht te wijzen: ‘God verhoede het, Heer! Dat zal U zeker niet gebeuren!’ 23Maar Jezus keerde hem de rug toe met de woorden: ‘Ga terug, Satan, achter Mij! Je bent een valstrik voor Me. Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat mensen willen.’

24Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Wie achter Mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en Mij volgen. 25Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden. 26Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als dat ten koste gaat van zijn leven? Wat kan hij geven in ruil voor zijn leven? 27Wanneer de Mensenzoon komt, in gezelschap van zijn engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader, dan zal Hij iedereen naar zijn daden belonen. 28Ik verzeker jullie: sommige van de hier aanwezigen zullen de dood niet ervaren voordat ze de Mensenzoon en zijn koninklijke heerschappij hebben zien komen.’

Een stem uit de hemel

171Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze alleen waren. 2Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante, zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. 3Plotseling verschenen aan hen Mozes en Elia, die met Jezus in gesprek waren. 4Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als U wilt zal ik hier drie tenten maken, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.’ 5Hij was nog niet uitgesproken of een stralende wolk overdekte hen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde. Luister naar Hem!’ 6Toen de leerlingen dit hoorden, werden ze overvallen door een hevige angst en wierpen ze zich ter aarde. 7Jezus kwam dichterbij, raakte hen aan en zei: ‘Sta op, wees niet bang.’ 8Ze keken op en zagen niemand meer, Jezus was alleen.

9Toen ze de berg afdaalden, gebood Jezus hun: ‘Praat met niemand over wat jullie hebben gezien voordat de Mensenzoon uit de dood is opgewekt.’ 10De leerlingen vroegen Hem: ‘Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?’ 11Hij antwoordde: ‘Elia komt inderdaad en herstelt alles. 12En Ik zeg jullie dit: Elia is al gekomen, maar in plaats van hem te erkennen hebben ze met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de Mensenzoon door hun toedoen moeten lijden.’ 13Toen begrepen de leerlingen dat Hij op Johannes de Doper doelde.

 

 

14 juli 2024

“De Mensenzoon is gekomen om de verlorenen te redden.” – Mattheüs 18:11

Als we geconfronteerd worden met de moeilijkheden en uitdagingen van het leven, vragen we ons soms af waarom we ter wereld zijn gekomen. Als we de betekenis en onze missie in het leven verliezen, bereiken we extremen tot het uiterste in de overtuiging dat ons leven geen doel heeft. En heel soms, als we de betekenis en onze missie in het leven verliezen, bereiken we extremen, denkend dat ons leven geen doel heeft. Zo verlaten we onze christelijke missie en vervallen we in waanvoorstellingen, maar wachten we tegelijkertijd op onze eigen redding.

Aangezien we naar het beeld en de gelijkenis van God geschapen zijn, moeten we ook de eniggeboren Zoon op onze weg als voorbeeld hebben. Er is een waarde van fundamentele betekenis die al goddelijk en christelijk is. Als we dat voorbeeld volgen, zullen we nooit afwijken van de Here God en onszelf. Liefde en zorg voor anderen zijn de deugden die ons Christus in zijn eigen voorbeeld verkondigen en leren. Als we dat voorbeeld volgen, zullen we nooit van de Here God en onszelf afwijken. Toch gaan we de fout in door wanhopig te zijn en onze redding af te wachten.

“Want de Mensenzoon is gekomen om de verlorenen te redden” (Mattheüs 18:11), met deze woorden beschrijft de evangelieschrijver Mattheüs de zending van Christus. Als een man honderd schapen heeft en één ervan is verloren, zal die man dan niet de negenennegentig schapen achterlaten om dat ene schaap te gaan zoeken? ‘En indien hij het vindt, voorwaar, Ik zeg u dat hij zich over hem zal verheugen meer dan de andere negenennegentig, die niet verloren zijn. “Het is dus niet de wil van mijn hemelse Vader dat een van deze kleinen verloren gaat” (Mattheüs 18:12–14).

Wij lijken ook vaak op de verlorene. Van tijd tot tijd verlaten we ons geloof en de Kerk in wanhoop. Ieder van ons heeft hulp en redding nodig en juist voor die redding, zorg en liefde is Christus in de wereld gekomen, die ons reddend van het moeras van de zonden, ons niet de schuld geeft van onze zondige handelwijze en in de afgrond van de vergetelheid werpt, maar als een liefhebbende vader in zijn schoot neemt en ons naar huis terugbrengt met blijdschap over ons.

Om ons te redden, moet Christus onze stem horen, de roeping die tot uitdrukking komt door gebeden, door in elke zaak op Hem te vertrouwen. Laten we geloven dat door naar ons te luisteren, onze gebeden, onze situatie en onze inspanningen om eruit te komen te zien, Hij Degene is die ons zeker moet redden volgens zijn missie, en in zijn armen naar huis moet terugkeren. Want de Schrift zegt: “Vraag en je zult ontvangen.” (Lukas 11:9).

Evangelie: Mattheüs 18:10-14

10Waak ervoor ook maar een van deze geringe mensen te verachten. 11Want Ik zeg jullie: hun engelen in de hemel aanschouwen onophoudelijk het gelaat van mijn hemelse Vader. 12Wat denken jullie? Als iemand honderd schapen bezit en een daarvan dwaalt af, zal hij er dan niet negenennegentig in de bergen achterlaten en op weg gaan om het afgedwaalde dier te zoeken? 13Als hij het vindt, dan zal hij zich, dat verzeker Ik jullie, over dat ene meer verheugen dan over de negenennegentig andere die niet afgedwaald waren. 14Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: Hij wil niet dat een van deze geringe mensen verloren gaat.

 

 

21 juli – Een familie verenigd door God

“Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden” – Mattheüs 19:6

Voordat we in alle situaties van ons leven een stap zetten, denken we eerst na. We vragen ons af wat onze familie van deze stap zal vinden en hoe ze zich zullen voelen als we die stap zetten. Deze gedachten komen voort uit onfeilbare liefde, loyaliteit en toewijding aan het gezin.

Wat is een gezin eigenlijk? Vanuit het perspectief van het christendom is het gezin de vereniging van een man en een vrouw, gezegend door de Heer en verbonden door de Kerk. De allereerste verzen van de Bijbel vertellen hoe man en vrouw naar het beeld van God zijn geschapen. Evangelist Marcus schrijft dat God, die man en vrouw schiep, zei: “Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw en die twee zullen één worden, ze zijn niet langer twee, maar één. Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden” (Marcus 10:6-9).

Het christelijke gezin is de verbintenis van een man en een vrouw, een verbintenis met Gods zegen. De kern van zo’n gezin is liefde, zoals de apostel vermeldt in zijn brief aan de Kolossenzen. “De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet op het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze en in alles volhardt ze.” (1 Korintiërs 13:4-7).

De liefde die de kern van het christelijke gezin vormt, komt van God en is trouw aan de boodschap van Christus. Dat was tenslotte Zijn enige boodschap. “Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief.” (Johannes 15:17).

Als man en vrouw zich verenigen, beloven ze om elkaars meester en onderdaan te zijn en zo vormen zij een christelijke gezin. Het meester zijn betekent niet dat je bevelen moet geven en onderdaan zijn betekent dat je de bevelen onvoorwaardelijk uitvoert. De Heilige apostel Paulus legt de betekenis van die beloften uit in zijn brief aan de Efeziërs: Zoals de kerk het gezag van Christus erkent, moeten vrouwen in ieder opzicht het gezag van hun man erkennen. Mannen, heb uw vrouw lief, zoals Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven. Zo moeten mannen hun vrouw liefhebben, als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief.” (Efeziërs 5:25-28).

Met het huwelijk wordt een man niet alleen echtgenoot, maar ook een dienaar. En de vrouw is geroepen om die dienst nederig te aanvaarden als een uiting van liefde en om met haar liefde een juk voor haar man te zijn.

Laten wij, met deze boodschap als richtlijn, proberen zo te leven dat wij onze gezinnen met liefde en loyaliteit beschermen. God heeft het gezin tenslotte verbonden, dus wie zijn wij mensen om het te scheiden?

Evangelie: Mattheüs 19:3-12

3Toen kwamen er farizeeën op Hem af om Hem op de proef te stellen. Ze vroegen: ‘Mag een man zijn vrouw om willekeurig welke reden verstoten?’ 4Hij zei: ‘Hebt u niet gelezen dat de schepper de mens bij het begin mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt? 5En dat Hij gezegd heeft: “Daarom zal een man zich losmaken van zijn vader en moeder en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één lichaam zijn”? 6Ze zijn dus niet langer twee, maar één. Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden.’ 7Toen vroegen ze Hem: ‘Waarom heeft Mozes dan voorgeschreven haar een scheidingsbrief te geven en haar zo te verstoten?’ 8Hij antwoordde: ‘Omdat u halsstarrig bent, daarom heeft Mozes u toegestaan uw vrouw te verstoten. Maar dat is niet vanaf het begin zo geweest. 9Ik zeg u dit: een man die om een andere reden dan ontucht zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel.’

10Hierop zeiden zijn leerlingen: ‘Als het met de verhouding tussen man en vrouw zo gesteld is, kun je maar beter niet trouwen.’ 11Hij zei tegen hen: ‘Niet iedereen kan deze kwestie begrijpen, alleen degenen aan wie het gegeven is. 12Er zijn mannen die niet trouwen omdat ze onvruchtbaar geboren zijn, andere omdat ze door mensen onvruchtbaar gemaakt zijn, en er zijn mannen die niet trouwen omdat ze zichzelf onvruchtbaar gemaakt hebben met het oog op het koninkrijk van de hemel. Laat wie bij machte is dit te begrijpen het begrijpen!’

13Daarop brachten de mensen kinderen bij Hem; ze wilden dat Hij hun de handen zou opleggen en zou bidden. Toen de leerlingen hen berispten, 14zei Jezus: ‘Laat die kinderen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van de hemel behoort toe aan wie is zoals zij.’ 15En nadat Hij hun de handen had opgelegd, trok Hij weer verder.

Het koninkrijk van de hemel binnengaan

16Nu kwam er iemand naar Jezus toe met de vraag: ‘Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?’ 17Hij antwoordde: ‘Waarom vraagt u Me naar het goede? Er is er maar één die goed is. Als u het leven wilt binnengaan, houd u dan aan zijn geboden.’ 18‘Welke?’ vroeg hij. ‘Deze,’ antwoordde Jezus, ‘pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, 19toon eerbied voor uw vader en moeder, en ook: heb uw naaste lief als uzelf.’

 

 

28 juli 2024 – God is Liefde

“God is Liefde” – 1 Johannes 4:8

“Want God had de wereld zo lief dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, zodat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” – Johannes 3:16

Als de morele waarde van het geloof gevat is in de vervulling van het gebod ‘Gij zult de Heer, uw God, liefhebben en uw naaste als u uzelf lief heeft’, wordt de geloofsleer samengevat in de woorden ‘God is liefde’. Alleen Hij kan de transformatie van Zijn leven zien, die tot de overtuiging zal komen dat hij het voorwerp van Gods liefde is. Een persoon leeft inderdaad op een heel andere manier als hij gelooft dat hij het “resultaat” is van een blind toeval. Ondertussen wordt iemands leven mooier als hij gelooft dat hij het voorwerp is van de oneindige liefde van de Schepper, in tegenstelling tot het feit dat hij Gods liefde helemaal niet waard is.

God houdt van ons omdat Hijzelf liefde is, dus moet liefhebben. God houdt niet van ons vanwege enige verdiensten die we hebben, maar Hij houdt van ons omdat Hij liefde is. Dit betekent dat al Gods verlangen, al het geluk, is om Zichzelf met mensen te communiceren en hen iets van Zijn glorie en leven te geven.

God wil iedereen die Hem toebehoort gelukkig maken. Al zijn gedachten, plannen en bedoelingen zijn gedachten van liefde en plannen van liefde. En wanneer een mens door donkere en oneffen wegen gaat, ervaart God geen vreugde in het lijden van een mens, maar wil hij met een vaste en onwrikbare wil bijdragen aan zijn ware welzijn. Als we onszelf aan de voeten van de eniggeboren Zoon, Heer Jezus, plaatsen, naar Zijn woorden luisteren, dan Zijn leven en werken volgen, Zijn koers volgen van de dorpen en steden van Galilea naar Jeruzalem, en van daar naar Gethsemane en Golgotha. Na het bestuderen van de gebeurtenissen die leidden tot Zijn laatste ademtocht, zullen we met zekerheid zien dat Zijn leven een leven van liefde was. We zullen zien dat zelfs in de moeilijkste gevallen goddelijke liefde uit Zijn hele Persoon straalt, we zullen zien dat Hij werkelijk de belichaming van liefde is, de personificatie van liefde.

Hij werd door de bewuste mensheid ‘Jezus-Christus’ genoemd. Hij is de allerhoogste openbaring van God, de vleesgeworden God, die kon zeggen: “Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien. Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij. De Vader die in Mij woont, doet de werken” (Johannes 14:9-10). “Ik en Mijn Vader zijn één. Mijn Vader werkt tot nu toe” (Johannes 10:30, 5:17).

Dus als we naar Christus kijken, zullen we God hebben gezien. Als we naar Jezus kijken, zullen we er nooit meer aan twijfelen dat God liefde is. Als we naar hem kijken, zullen we ervan overtuigd zijn dat hij alleen door God gezonden kan worden voor de redding van de mensheid. “Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, zodat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft” (Johannes 3:16).

In welke stemming en geest je het verhaal van Zijn leven ook leest, je zult tot de conclusie komen dat Hij een leven van liefde heeft geleid. Zowel de strengste criticus, de meest onpartijdige, de meest sceptische onderzoeker als de ironisch meest nieuwsgierige, de meest geleerde en de meest leergierige geest verklaren vol vertrouwen en unaniem dat Jezus van Nazareth werkelijk ware en heilige liefde ‘leefde’. Het is een liefde die niemand die voor Hem bestond ooit kon tonen en nog steeds niet. Wat een liefde, waarover Napoleon vol bewondering zei: ‘Ik faalde waar Jezus slaagde. Hij won alle harten van de wereld met Zijn liefde”.

Het blijft aan de mens om na te denken en tot de conclusie te komen dat deze liefde van Christus niets anders kan zijn dan alleen het sublieme en volmaakte beeld van Gods liefde. De Heer was hier zo zeker van en geloofde er zo diep in dat Hij zich op Zijn donkere en sombere momenten, ondanks het feit dat er overal ongunstige omstandigheden waren, zich over die overtuiging verheugde en niet van dat geloof afweek. Het was subliem, maar op een donker moment riep Jezus het uit. “Mijn God, mijn God, waarom heeft Gij mij verlaten?” Maar zie, Hij keert terug naar de ware liefde van de Vader wanneer Hij Zijn laatste gebed bidt; “Vader, in uw handen vertrouw ik mijn geest” (Lucas 14:46).

Deze overtuiging en dit geloof van Jezus werden elke dag de bron van Zijn kracht en moed en “lieten” Hem Zijn moeilijkste plicht vervullen. Als Christus niet ophield in Gods liefde te geloven tijdens Zijn onbeschrijfelijke mentale pijn en lijden, waarom zouden wij dan ophouden in die liefde te geloven als ons mentale lijden lichter is vergeleken met dat van de Heiland? Christus zou niet kunnen leven als Hij begon te veronderstellen dat Zijn hemelse Vader Hem niet liefhad. We kunnen niet een eerlijk en natuurlijk leven leiden als we niet de overtuiging hebben dat we het voorwerp van Gods liefde zijn. Als we de liefde van Christus aanvaarden als de werkelijke belichaming van Gods liefde, is het gemakkelijk om te concluderen dat wij allemaal, zonder uitzondering, het voorwerp zijn van Gods liefde, en dat liefde voor ons allemaal hetzelfde is.

Evangelie: Johannes 3:13-21

13Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de Mensenzoon?

14De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, 15opdat iedereen die gelooft, in Hem eeuwig leven heeft. 16Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. 17God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door Hem te redden. 18Over wie in Hem gelooft wordt geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in Hem gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods enige Zoon. 19Dit is het oordeel: het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht. 20Wie kwaad doet, haat het licht; hij schuwt het licht omdat anders zijn daden bekend worden. 21Maar wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet.’