6e zondag van advent
1 januari 2017
De belangrijkste van jullie moeten de minste worden en de leider de dienaar.’ (Lucas. 22:26)
Sinds het begin van de menselijke geschiedenis, werd de mens beroofd van de eer om een kind van God te zijn, in de aanwezigheid van God, vanwege de zonde. God liep met Adam en Eva. God schiep de mens als groot. Daarom is de mens na de verdrijving onbewust op zoek om zijn grootsheid te herstellen. Door de geschiedenis heen streefde en streeft de mens nog steeds naar grootheid, groot zijn, omdat ze van binnen een gevoel hebben dat ze ergens mee achterlopen. Wij mensen kunnen ons gevoel van groot zijn alleen voldoen wanneer we het beeld van God in ons herstellen; wanneer we Gods aanwezigheid in ons leven hebben in elke seconde van ons leven. Dat we ons leven zodanig leven dat we het waard zijn om Gods gunst te ontvangen, zodat God de woorden zal zeggen die Hij ook tegen Zijn Zoon heeft gezegd tijdens Zijn doop: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde.’ Matt. 3.17
Ons leven verloopt tevens in vergelijkingen. Wij vergelijken onszelf altijd met anderen en we zijn niet in staat om onze waardigheid zonder deze vergelijking te bevestigen. Deze concurrentie verdwijnt alleen in het spirituele. Hoe geestelijker ons leven is, hoe minder de concurrentie is, omdat het geestelijk leven in menselijke relaties gebaseerd is op liefde. In een geestelijke wereld dienen de ouderen de jongeren met dezelfde liefde als een ouder voor zijn kind, omdat hij hem lief heeft. De ontwikkeling van het geestelijk leven geeft ons comfort, tevredenheid, geluk en zaligheid, want zo vinden we datgene wat we gedurende ons hele leven, hetzij bewust of onbewust, goedschiks of kwaadschiks, naar op zoek zijn.
Evangelie: Lucas 22:24-30
24Toen ontstond er onder hen onenigheid over de vraag wie van hen de belangrijkste was. 25Jezus zei tegen hen: ‘Vorsten oefenen heerschappij uit over de aan hen onderworpen volken, en wie macht heeft laat zich weldoener noemen.26Laat dat bij jullie niet zo zijn! De belangrijkste van jullie moet de minste worden en de leider de dienaar. 27Want wie is belangrijker, degene die aanligt om te eten of degene die bedient? Is het niet degene die aanligt? Maar ik ben in jullie midden als iemand die dient.
28Jullie zijn in al mijn beproevingen steeds bij mij gebleven. 29Ik bestem jullie voor het koningschap zoals mijn Vader mij voor het koningschap bestemd heeft:30jullie zullen in mijn koninkrijk eten en drinken aan mijn tafel, en zetelen op een troon om recht te spreken over de twaalf stammen van Israël.
24Toen ontstond er onder hen onenigheid over de vraag wie van hen de belangrijkste was. 25Jezus zei tegen hen: ‘Vorsten oefenen heerschappij uit over de aan hen onderworpen volken, en wie macht heeft laat zich weldoener noemen.26Laat dat bij jullie niet zo zijn! De belangrijkste van jullie moet de minste worden en de leider de dienaar. 27Want wie is belangrijker, degene die aanligt om te eten of degene die bedient? Is het niet degene die aanligt? Maar ik ben in jullie midden als iemand die dient.
28Jullie zijn in al mijn beproevingen steeds bij mij gebleven. 29Ik bestem jullie voor het koningschap zoals mijn Vader mij voor het koningschap bestemd heeft:30jullie zullen in mijn koninkrijk eten en drinken aan mijn tafel, en zetelen op een troon om recht te spreken over de twaalf stammen van Israël.
Kerst
6 januari 2017
‘De maagd zal zwanger zijn en een Zoon baren, en men zal Hem de naam Immanuël geven, wat in onze taal betekent ‘God met ons’.’ (Mattheus 1:23, Jesaja 7:14)
Vanuit onbereikbare hoogten van de hemel, boog de Heer zich, als een kind geboren in een grot, verarmd zich aan ons om ons te vullen met geestelijke zegeningen. De apostel Paulus zegt: ‘U hebt toch de genade van onze Here Jezus Christus leren kennen? Hoewel Hij heel rijk was, werd Hij arm ter wille van u, opdat Hij door arm te zijn u rijk zou maken.’ (II Korintiërs 8:9). God werd mens, zodat het geschapen mens het beeld van God zijn Schepper zou kennen, Zijn wil zou erkennen, om rijk te zijn met het geloof en het woord van God en de redding verdienend het eeuwige leven zou erven.
Mensen denken vaak dat het verbeteren van het leven te maken heeft met materiële overvloed. Echter, als de mens God niet in zijn hart heeft, zal het materiële de mens alleen maar scheiden van God en het leven ontdoen van vreugde en geluk. De rijken leven in onrust, de armen in verdriet. Voor de mens die met God is, zijn er andere normen en waarden: ‘Laat uw liefde geen schijnvertoning zijn. Keer u af van het slechte en houd u vast aan het goede. Houd veel van elkaar, als broeders en zusters, en laat elkaar uw waardering blijken.’(Romeinen 12:9-10). Het Heilige Schrift leert ons dat voortgaan met God en vermenigvuldigen van zegeningen en overwinningen de hemelse kracht zal worden toegekend.
Evangelie: Mattheüs 1:18-25
118De afkomst van Jezus Christus was als volgt. Toen zijn moeder Maria al was uitgehuwelijkt aan Jozef maar nog niet bij hem woonde, bleek ze zwanger te zijn door de heilige Geest. 19Haar man Jozef, die een rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen en dacht erover haar in het geheim te verstoten. 20Toen hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer. De engel zei: ‘Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest. 21Ze zal een zoon baren. Geef hem de naam Jezus, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.’22Dit alles is gebeurd opdat in vervulling zou gaan wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd: 23‘De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren, en men zal hem de naam Immanuel geven,’ wat in onze taal betekent ‘God met ons’.24Jozef werd wakker en deed wat de engel van de Heer hem had opgedragen: hij nam haar bij zich als zijn vrouw, 25maar hij had geen gemeenschap met haar voordat ze haar zoon gebaard had. En hij gaf hem de naam Jezus.
Eerste zondag na geboorte
15 januari 2017
‘Of u nu eet of drinkt, wat u ook doet, doe alles ter ere van God.’ (I Korintiërs 10:31)
Dit Evangelisch deel onthult twee inzichten binnen onze overtuiging. Deze zijn op een bepaalde manier het tegenovergestelde van elkaar, maar tegelijkertijd erg bijzonder voor de menselijke natuur. Het ene inzicht van het geloof zien wij in de discipelen van Christus en het andere in Heilige Maagd Maria.
Als we aandachtig het verhaal van de bruiloft in Kana lezen, worden de discipelen van Christus in de laatste regels voor ons openbaard als sceptisch en besluiteloos. Hieruit blijkt dat de apostelen Petrus en Andreas, Bartholomëus en Filippus en Jacob en zelfs de apostel Johannes, die bekend zijn als de pilaren van het geloof, ijverige predikers van het Gods Woord, achterdochtig werden tegenover de Goddelijkheid van Christus. Zij geloofden Christus pas daadwerkelijk wanneer Hij voor hun een wonder verrichtte.
Ook wij zijn vaak sceptisch tegenover geestelijke, goddelijke en religieuze zaken. Wij geloven gemakkelijker media en dagelijkse geroddel dan het woord van God. Wij gehoorzamen eerder onze directeuren, voor het opvolgen van logische of onlogische instructies en eisen, dan de wil van God. Vaak zoeken wij, net zoals de apostelen, naar tekenen, verwachten wij bovennatuurlijke verschijnselen en wonderen, puur vanuit egoïstische beweegredenen zoals het strelen van ons ego en ons eigen bestaan, als bewijs voor het bestaan van God.
In tegenstelling tot dit gebrek aan geloof van de apostelen, verschijnt voor ons de Heilige Moeder van God in haar nobele en voorbeeldige karakter. Heilige Moeder van God, is een uitzondering in de mensheid, die onvoorwaardelijk geloofde aan God en gehoorzaamde aan Zijn wil. Zelfs tijdens de geboorte van Christus bevestigde de Heilige Maagd dat zij de dienaar van God bleef: ‘Laat het zo zijn, zoals God het wil’ (Lucas 1:38). Tijdens de bruiloft in Kana, alhoewel in overtuiging dat alleen God de arme familie uit de lastige en pijnlijke omstandigheden kon redden, wendde Zij zich tot Zijn Zoon en de Schepper met dit verzoek. Christus weigerde het verzoek van Zijn moeder niet, omdat zij degene was die onvoorwaardelijk geloof had in God. Zij was iemand die altijd in God z’n wil verbleef. En het water veranderde in wijn.
In het leven zijn wij vaak als water; vaak smaakloos en geurloos, weleens kleurloos en zo alledaags. We kunnen sijpelen en vloeien als water, ons geloof achterlatend in de beker, stagneren, verdrinken en verrotten wij. Terwijl Christus wenst dat wij dankzij Hem veranderen. God wenst ontzettend graag dat wij middels de wonderen van ons geloof veranderen, om te worden zoals wijn is: kleurrijk, vol met aroma, lekker van smaak, in staat om vreugde te creëren, opvrolijken en het kunnen creëren van een positieve en spirituele omgeving. Vanzelfsprekend is dit alleen mogelijk door middel van het doen van Gods wil.
Kortom, iemand heeft alleen een volmaakt geloof als die bereid is Gods wil uit te voeren.
Evangelie: Johannes 2:1-11
21Op de derde dag was er een bruiloft in Kana, in Galilea. De moeder van Jezus was er, 2en ook Jezus en zijn leerlingen waren op de bruiloft uitgenodigd. 3Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’ 4‘Wat wilt u van me?’ zei Jezus. ‘Mijn tijd is nog niet gekomen.’ 5Daarop sprak zijn moeder de bedienden aan: ‘Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is.’6Nu stonden daar voor het Joodse reinigingsritueel zes stenen watervaten, elk met een inhoud van twee à drie metrete. 7Jezus zei tegen de bedienden: ‘Vul de vaten met water.’ Ze vulden ze tot de rand. 8Toen zei hij: ‘Schep er nu wat uit, en breng dat naar de ceremoniemeester.’ Dat deden ze. 9En toen de ceremoniemeester het water dat wijn geworden was, proefde – hij wist niet waar die vandaan kwam, maar de bedienden die het water geschept hadden wisten het wel – riep hij de bruidegom 10en zei tegen hem: ‘Iedereen zet zijn gasten eerst de goede wijn voor en als ze dronken zijn de minder goede. Maar u hebt de beste wijn tot nu bewaard!’ 11Dit heeft Jezus in Kana, in Galilea, gedaan als eerste wonderteken; hij toonde zo zijn grootheid en zijn leerlingen geloofden in hem.
Tweede zondag na geboorte
22 januari 2017
‘En net zoals Mozes in de woestijn de slang hoog opgeheven heeft, zo moet ook de Mensenzoon hoog opgeheven worden. Iedereen die in Hem gelooft zal dan niet sterven, maar het eeuwige leven hebben.’ (Johannes 3:14-15)
Christus benoemt het gedeelte uit het Oude Testament waarin Mozes de Israëlieten begeleidt naar het Heilige land. Toen de Israëlieten onderweg opnieuw in opstand kwamen tegen God, heeft God giftige slangen naar hen toegeworpen. Op deze manier zijn veel Israëlieten door de giftige beet gestorven.
Toen zij spijt kregen van hun daden heeft God Mozes de opdracht gegeven om een koperen slang te maken en dit hoog te plaatsen. De Israëlieten zouden hun dood kunnen voorkomen door te kijken naar de koperen slang na een slangenbeet. De koperen slang zou hen niet helen, maar op deze manier zagen zij degene die de opdracht had gegeven om de slang te maken, dus God.
Met dit voorbeeld gaf Jezus Christus ons het gebod dat ieder die gelooft in Hem het eeuwige leven zal leiden.
Geloven in Christus betekent dat wij geloven dat Jezus Christus de Zoon van God is, dat de gedachten van God in hem voortvloeien dat Hij van de Vader is voortgekomen en dus één is met Zijn Vader. Op die manier kan Hij ons Gods wijsheid en wens schenken. Door deze denkwijze zullen wij eeuwig leven bekomen.
Eeuwig leven betekent eeuwige vrede en eeuwige rust dat wij zullen erven. Vrede dat tussen mens en God wordt gehecht. Met het eeuwige leven zullen wij rust vinden met onszelf en tevens met het leven zelf. Dit leert ons dat het eenvoudige, rustige leven op aarde slechts een schaduw is van het leven dat wij zullen leiden als wij het eeuwige leven zullen erven.
Het eeuwige leven geeft ons hoop en een doel waarnaar wij moeten streven. Door vrede met God te hebben, creëer je vrede tussen mensen, omdat het eeuwige leven ons de mogelijkheid biedt mensen te zien zoals God de mens ziet. Het eeuwige leven biedt de mensen op aarde samen als een gezin.
Evangelie: Johannes 3:13-21
13Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de Mensenzoon? 14De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, 15opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft. 16Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.17God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden. 18Over wie in hem gelooft wordt geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in hem gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods enige Zoon. 19Dit is het oordeel: het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht. 20Wie kwaad doet, haat het licht; hij schuwt het licht omdat anders zijn daden bekend worden. 21Maar wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet.