3 november 2024
‘‘Er is niets verborgen dat niet onthuld zal worden, noch iets geheims dat niet bekend en onthuld zal worden’’ – Lucas: 9:16-18
Er schuilt een grote kracht in deze verzen. De kracht die ons in het uur van de grootste teleurstelling helpt niet te wanhopen en met vertrouwen vooruit te kijken.
Deze woorden van onze Heer Jezus Christus worden vaak slechts opgevat als een waarschuwing dat al het kwaad wat in het geheim wordt gedaan vroeg of laat aan het licht zal komen. Maar dat is slechts een deel van deze woorden, want hier hebben we het over de bron van gerechtigheid, het licht dat niet verborgen kan worden, dat alles zichtbaar maakt.
Veel goede daden die elke dag worden gedaan, blijven vaak onopgemerkt.
Het nieuws spreekt vooral over schokkende wreedheden en luidruchtige gebeurtenissen en besteedt nauwelijks aandacht aan het goede dat elke dag in ons en om ons heen gebeurt. Dit kan frustrerend zijn. Maar hier horen we het woord van de Heer, niets zal verborgen blijven. Overdreven sensaties zullen vroeg of laat voorbijgaan, ze zullen verdwijnen, maar het goede en het positieve zullen verschijnen en blijven.
Er is nog een belangrijk punt in dit gedeelte. De Heer draagt ons op om aandachtig naar het Woord van God te luisteren. God spreekt elke dag tot ons en openbaart zich stap voor stap aan degenen die Hem zoeken. Maar alleen luisteren is niet genoeg. Een christen moet ernaar streven het Woord van God te begrijpen en toe te passen binnen de levende traditie van de Kerk. Bovenal betekent het dat wij het voorbeeld moeten nemen van Jezus Christus zelf, die volmaakt naar de hemelse Vader luistert en zijn wil vervult. Daarom worden de mensen die Christus volgen in de manier waarop zij Gods Woord horen en vervullen, Zijn broeders en zusters, Zijn familie, die wij de Kerk noemen. Laten we naar Gods Woord luisteren, het doen en er zeker van zijn dat al onze goede daden op een dag aan het licht zullen komen.
Evangelie: Lucas 8:17-21
17Alles wat verborgen is, wordt openbaar; alles wat geheim is, zal bekend worden en aan het licht komen. 18Let dus goed op hoe jullie luisteren: want wie iets heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij denkt te hebben worden ontnomen.’
19Zijn moeder en zijn broers kwamen naar Hem toe, maar ze konden niet bij Hem komen vanwege de menigte. 20Zijn toehoorders zeiden tegen Hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten, ze willen U spreken.’ 21Maar Hij antwoordde: ‘Mijn moeder en mijn broers zijn degenen die naar het woord van God luisteren en ernaar handelen.’
10 oktober 2024
“Van wijn word je een spotter, van drank een braller, wie zich bedrinkt, verliest zijn verstand.” (Spreuken 20:1)
“Bedrink u niet, want dat leidt tot uitspattingen” (Efeziërs 5:18)
De heilige vaders en leraren van de kerk leren dat alles wat door God geschapen is, goed is. Echter, zoals het boek Genesis getuigt, worden mensen die hen slecht behandelen, een kwelling voor hen, net zoals dronkaards, die wijn slecht gebruiken, erdoor worden gekweld. “Pas op dat jullie hart niet afgestompt raakt door de roer en de dronkenschap en de zorgen van het dagelijks leven, zodat die dag jullie overvalt…” waarschuwt de Heer (Lucas 21:34). St. Apostel Paulus steunt de woorden van de Heer en zegt: “Bedrink u niet, want dat leidt tot uitspattingen” (Efeziërs 5:18). “Wijn werd gegeven als bemiddelaar van vriendschappelijke liefde en als vernietiger van verdriet, maar dronkaards veranderden het in een materiaal van strijd en verdriet”, zegt Poghos van Adrianopel, en V. Aygeksi voegt hieraan toe: “Als je matig drinkt op dagen van vreugde en liefde of vanwege zwakte van het lichaam, word je niet gestraft. Maar als je te veel drinkt, gek wordt, schreeuwt en ziek wordt, word je door God gestraft, want het werd het begin van de zonden”. Het is duidelijk dat het matige gebruik van wijn zelfs een gunstig effect op iemand heeft, omdat het de zieken helpt en in geval van zwakte versterkt. Zoals de apostel Paulus aan zijn discipel Timotheüs schrijft: “Drink niet alleen maar water, doe vanwege je zwakke maag en je andere kwalen wat wijn bij” (1Timoteüs 5:23). We zien dus dat wijn geen kwaadaardig iets is, maar dat het slechte gebruik ervan grote kwaden veroorzaakt. Helaas verandert het overmatig gebruik van alcoholische dranken vaak in een ernstige en moeilijk te behandelen ziekte, die iemands ziel en lichaam aantast.
Dronkenschap is een demonische ziekte, het grootste kwaad en de grootste zonde, een gif dat de menselijke geest bederft. We kennen veel voorbeelden uit het Heilige Boek waarin velen omkwamen door dronkenschap. “Dronkenschap zorgt ervoor dat iemand gek wordt en verwijdert hem uit de menselijke orde, omdat een mens is iemand met een geest”, zegt Poghos van Adrianopel. God heeft ons geest en bewustzijn gegeven, waarmee we ons onderscheiden van luie dieren. De dronkaard, beroofd van zijn intelligentie en verstand, wordt niet alleen gelijk aan deze luie dieren, maar is zelfs erger en dommer dan hen. Hij schaamt zich niet, herkent vrienden en familie niet, vervloekt iedereen en bedreigt anderen. Hierdoor wordt hij oneervoller en laakbaarder dan alle andere mensen. V. Aygeksi beschouwt dronkenschap als een tweemaal groter kwaad dan bezetenheid door demonen, omdat “een door demonen bezet persoon alleen maar lijdt, terwijl een dronkaard lijdt in lichaam en ziel, sterft in zonden, wanordelijke daden begaat en de oorzaak wordt van het verlies van velen.” Hij verliest niet langer zijn eer en bezit, hij zorgt niet langer voor de geestelijke en lichamelijke behoeften van zijn gezin, maar dag na dag verzinkt hij steeds meer in deze ziekte. Hij laat gewillig of ongewild zijn ouderlijke plichten varen, veracht zijn vrouw en kinderen, waardoor de hoeveelheid van zijn zonden verdubbeld. St. Apostel Paulus zegt: “Wie niet voor eigen familie zorgt, zelfs niet voor huisgenoten, heeft het geloof verloochend en is slechter dan een ongelovige.” (1 Timoteüs 5:8). Misschien zijn de familieleden van de alcoholist, zoals zijn vrouw en kinderen, het meest getroffen en lijden zij zowel lichamelijk als geestelijk. De dronkaard brengt vernedering en degradatie voor zijn familieleden en veroorzaakt ongeluk en ziekte bij zijn kinderen.“Waarlijk, de glorie van een man komt voort uit de eer van zijn vader” (Sirach 3:13).
Een barmhartige God wacht op de bekering en het berouw van elke zondaar, de terugkeer van elke verloren en misleiden zoon, en op oprechte belijdenis en berouw. “Denken jullie dat ik het toejuich als een slecht mens sterven moet?” – spreekt God, de Heer. “Nee, ik wil dat hij tot inkeer komt en in leven blijft.” (Ezechiël 18:23). De hemelse Vader verwelkomt zijn kinderen die zich hebben afgekeerd van de weg van losbandigheid en dwaling met zijn onmetelijke barmhartigheid. Hij vergeeft en verzoent de zondaars die oprecht berouw en bekering hebben ervaren, terwijl hij met vaderlijke zorg de wonden van hun ziel en lichaam geneest. “Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben” (Lucas 15:7), zegt de Heer.
Evangelie: Lucas 8:49-56
49Nog voor Hij uitgesproken was, kwam er iemand uit het huis van Jaïrus tegen de leider van de synagoge zeggen: ‘Uw dochter is gestorven. Val de meester niet langer lastig.’ 50Maar Jezus hoorde het en zei: ‘Wees niet bang, maar geloof, dan zal ze worden gered.’ 51Toen Hij bij het huis kwam, stond Hij niemand toe om met Hem naar binnen te gaan behalve Petrus, Johannes en Jakobus, en de vader en moeder van het meisje. 52Alle aanwezigen waren aan het weeklagen en sloegen zich van verdriet op de borst. Hij zei: ‘Houd op met klagen, want ze is niet gestorven, ze slaapt.’ 53Ze lachten Hem uit, omdat ze wisten dat ze gestorven was. 54Hij nam haar hand vast en zei met luide stem: ‘Meisje, sta op!’ 55Haar levensadem keerde terug en ze stond meteen op. Hij gaf opdracht haar iets te eten te geven. 56Haar ouders waren verbijsterd; Hij gebood hun tegen niemand te zeggen wat er was gebeurd.
17 november 2024
“Meester, we zagen iemand demonen uitdrijven in uw naam, maar hij liep niet met ons mee, en wij hebben het hem verboden.” Marcus 9:37
Over wonderen moeten twee dingen worden opgemerkt. Ten eerste, waarom deze plaatsvinden en ten tweede, hoe deze plaatsvinden. Waarom vinden ze plaats? Soms zijn er wonderen om alleen de Goddelijke macht, gebod en goedheid te tonen, als een troost voor de getroffenen, of om één of andere rechte leer te rechtvaardigen. Dergelijke wonderen worden soms door de handen van zondige mensen verricht. Hoe? Op die dag zullen veel mensen tegen mij zeggen: “Heer, Heer, we hebben toch in uw naam geprofeteerd en in uw naam duivelse geesten uit de mensen weggejaagd en in uw naam allerlei wonderen gedaan?” En dan zal ik openlijk tegen hen zeggen: “Ik heb jullie nooit gekend. Ga weg! Jullie wilden mij nooit gehoorzamen!” (Mattheüs 7:22-23).
God verricht ook wonderen via de mens om hun onschuld en heiligheid te onthullen. Maar wonderen die op deze manier plaatsvinden is niet door het toedoen van de zondige mens, want een wonder is het zegel en de bevestiging van het goddelijk besluit. Net zoals God niet kan liegen, legt Hij ook geen getuigenis af van leugens.
Over de manier waarop wonderen worden verricht zegt Augustinus: “Een man verricht een wonder zonder dat hij iets van zichzelf heeft, maar hij doet het met het kruisteken, of met de naam van Jezus, of met de relikwieën van de heiligen. Dergelijke wonderen worden uitgevoerd door goddelijke macht of door de gaven van de heiligen wier relikwieën worden gebruikt. In dit geval kan een wonder worden verricht via een zondig persoon. Maar met zulke wonderen wordt de zondaar niet eervol, maar behoort de eer toe aan de eigenaar van het wonder”.
De apostelen zeiden tegen Jezus: “Meester, wij hebben iemand gezien die uw naam gebruikt om kwade geesten weg te jagen. Wij zeiden dat hij daarmee moest ophouden. Want hij hoort niet bij ons” (Marcus 9:38). Christus antwoordde: “Verbied ze niet”, want het is mogelijk dat zelfs een slecht persoon de genade ontvangt waardoor demonen kunnen worden uitgeworpen en wonderen kunnen worden verricht. Maar hoe kwaadaardig en slecht hij ook is, hij kan geen wonder verrichten in de naam van Jezus en dan onmiddellijk Jezus vervloeken, waarvoor Christus zei: “Wie niet tegen ons is, is vóór ons” (Marcus 9:39).
Evangelie: Lucas 4:44-50
44‘Onthoud wat Ik tegen jullie zeg: de Mensenzoon zal aan de mensen uitgeleverd worden.’ 45Maar ze begrepen deze uitspraak niet; de betekenis bleef voor hen verborgen, en ze durfden Hem er niet naar te vragen.
46Ze begonnen onderling te redetwisten over de vraag wie van hen de belangrijkste was. 47Jezus wist wat hen bezighield en Hij nam een kind bij zich, dat Hij naast zich neerzette. 48Hij zei tegen hen: ‘Wie dit kind in mijn naam ontvangt, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem die Mij gezonden heeft. Want wie de kleinste onder jullie allen is, die is werkelijk groot.’ 49Daarop zei Johannes: ‘Meester, we hebben iemand gezien die in uw naam demonen uitdreef en we hebben geprobeerd hem dat te beletten, omdat hij U niet samen met ons volgt.’ 50Jezus zei tegen hem: ‘Verhinder het niet! Want wie niet tegen jullie is, is voor jullie.’
24 november 2024
“Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?” Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.” – Lukas 12:20-21
Een ware christen leeft door het onderhouden van de geboden van God. De missie van de christen in deze wereld is menselijkheid, naast alle goddelijke deugden. Met veel voorbeelden in de Bijbel leert God ons goed te doen en vooral geestelijke waarden te benadrukken en niet materiële. Spirituele waarden zijn spirituele schatten. “Verzamel geen schatten op aarde, maar in de hemel”, zegt de Heer.
Soms streven mensen de geneugten van de wereld en het sparen van geld na. Het hamsteren van schatten op aarde zonder acht te slaan op God is een teken van hebzucht, en hebzucht is een van de zeven hoofdzonden. Andere zonden kunnen voortkomen uit hebzucht: gierigheid, machtswellust, trots, enz.
In de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester wordt gezegd: “En ik zeg het je: maak vrienden van de onrechtvaardige Mammon, zodat zij u, als deze faalt, onder eeuwige belastingen zullen ontvangen” (Lukas 16:9). Met Mammon bedoelt de Heer rijkdom die gebruikt moet worden om mensen te helpen.
Elders presenteert Jezus Christus de gelijkenis van de dwaze rijke man. Hier zegt de dwaze rijke man, terwijl hij de hele oogst in zijn voorraadschuren verzamelt: “Ik weet wat ik moet doen. Ik zal mijn voorraadschuren afbreken en grotere bouwen, en daar zal ik de tarwe en al mijn goede dingen verzamelen, en ik zal tegen mezelf zeggen: O man, je hebt veel goede dingen opgeslagen voor vele jaren, rust uit, eet, drink en wees gelukkig”.
God zei tegen hem: “Dwaas, nog deze nacht zal er van je ziel worden geëist, en wat je hebt voorbereid, van wie zal dat zijn?” Zo is het ook met hem die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk wordt van God” (Lukas 12:18-21).
“Een nederige ziel is een offer aan God, een zuiver hart en een nederige geest veracht God niet” (Psalm 50:19). Deze verzen herinneren ons ook aan het verhaal van Abraham en Isaak. De een wil niet eens een klein deel van zijn materiële bezittingen geven om de behoeftigen te helpen, en de ander is zelfs bereid zijn enige zoon op te offeren ter wille van God. Dit is het soort nederigheid en toewijding dat de Schrift ons leert.
God heeft ons leven en gaven gegeven zodat we deze kunnen gebruiken zoals we willen. Dat wil zeggen voor het welzijn van de mens en de glorie van God. En deze daden worden door God aanvaard als schatten, het zijn rijkdommen die niet verouderen, die niet afnemen, die ons hoop geven op het eeuwige leven.
Evangelie: Lucas 12:13-31
13Iemand uit de menigte zei tegen Hem: ‘Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen!’ 14Maar Jezus antwoordde: ‘Wie heeft Mij als rechter of bemiddelaar over jullie aangesteld?’ 15Hij zei tegen hen: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht. Want ook al heeft een mens nog zoveel, zijn leven bezit hij niet.’ 16En Hij vertelde hun de volgende gelijkenis: ‘Het landgoed van een rijke man had veel opgebracht, 17en daarom vroeg hij zich af: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn voorraden op te slaan. 18Toen zei hij bij zichzelf: Wat ik zal doen is dit: ik breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ik al mijn graan en goederen kan opslaan, 19en dan zal ik tegen mezelf zeggen: Je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je. 20Maar God zei tegen hem: “Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?” 21Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.’
22Hij zei tegen zijn leerlingen: ‘Daarom zeg Ik jullie: maak je geen zorgen over je leven, over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam, over wat je zult aantrekken. 23Want het leven is meer dan voedsel en het lichaam meer dan kleding. 24Kijk naar de raven: ze zaaien niet en oogsten niet, ze hebben geen voorraadkamer en geen schuur, het is God die ze voedt. Hoeveel meer zijn jullie niet waard dan de vogels! 25Wie van jullie kan door zich zorgen te maken één dag aan zijn levensduur toevoegen? 26Als jullie dus zelfs het geringste al niet kunnen, waarom maken jullie je dan zorgen over de rest? 27Kijk naar de lelies, kijk hoe ze groeien. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. 28Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zoveel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal Hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? 29Ook jullie moeten je niet druk maken over wat je zult eten en wat je zult drinken, jullie moeten je niet door zorgen laten kwellen. 30De volken van deze wereld jagen die dingen na, maar jullie Vader weet dat je ze nodig hebt. 31Zoek liever zijn koninkrijk, en die andere dingen zullen je erbij gegeven worden.